ECLI:NL:GHAMS:2013:4661

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
200.117.348-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake koopovereenkomst café met geschil over betaling koopprijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin [appellante] werd veroordeeld tot betaling van € 15.000,00 aan [geïntimeerde] in verband met de koop van café ‘Van Hall’ in Amsterdam. De koopovereenkomst, gesloten op 2 oktober 2008, stipuleerde een totale koopprijs van € 52.500,00, waarvan [appellante] € 37.500,00 direct aan [geïntimeerde] betaalde en het restant van € 15.000,00 gefinancierd zou worden door [N.] Speelautomatenexploitatie B.V. [appellante] stelde dat zij aan haar verplichtingen had voldaan, omdat de financiering door [N.] was geregeld, maar de kantonrechter oordeelde dat [geïntimeerde] recht had op de resterende koopprijs.

In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellante] gehonoreerd. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] instemde met de wijze van betaling en dat de betalingsverplichting van [appellante] jegens [geïntimeerde] door [N.] werd nagekomen. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] geen vordering op [appellante] had, omdat de financiering door [N.] correct was uitgevoerd en [geïntimeerde] hiervan op de hoogte was. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van [geïntimeerde] af, waarbij het ook de proceskosten ten laste van [geïntimeerde] stelde.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in koopovereenkomsten en de rol van derden in de uitvoering van financiële verplichtingen. Het hof heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [geïntimeerde] direct aan deze kosten moet voldoen, ondanks mogelijke verdere juridische stappen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.117.348/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 1309182/HA EXPL 11-762
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 december 2013
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. Vernooij te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te[woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. B.P. van Luyn te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 13 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 18 april 2012, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres en [appellante] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord;
- akte inbrengen twee aanvullende producties;
- ( antwoord)akte.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vordering van [geïntimeerde] zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Beoordeling

2.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of [appellante] nog € 15.000,00 aan [geïntimeerde] verschuldigd is in verband met de koop van café ‘Van Hall’ in Amsterdam. [geïntimeerde] heeft op 2 oktober 2008 dit café verkocht en geleverd aan [appellante]. Partijen zijn een koopprijs overeengekomen van € 52.500,00. Artikel 3 van de koopovereenkomst houdt in:
“De betaling van de koopsom vindt plaats op datum van eigendomsoverdracht conform zoals omschreven in artikel 4.”
Artikel 4 van die overeenkomst houdt in:
“De koopsom wordt als volgt betaald:Koper voldoet aan verkoper een bedrag ad € 37.500,00 (…), het restant van de koopsom ad € 15.000,00 (…) wordt gefinancierd door [N.] Speelautomatenexploitatie, te Amsterdam”.
De in artikel 4 van de koopovereenkomst genoemde “[N.] Speelautomatenexploitatie” is [N.] Speelautomatenexploitatie B.V. (hierna[N.]), die eigenaar is van het pand waarin het café is gevestigd. [appellante] heeft € 37.500,00 betaald aan [geïntimeerde]. Zij heeft € 15.000,00 geleend bij[N.] en die lening volledig afgelost.
2.2.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter [appellante] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 15.000,00, met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2008, waartoe hij heeft overwogen dat de koopprijs € 52.500,00 bedroeg, [appellante] slechts € 37.500,00 aan [geïntimeerde] had betaald en [geïntimeerde] dus nog recht had op betaling van € 15.000,00. Het verweer van [appellante] dat[N.] de afspraak met haar niet is nagekomen om het geleende bedrag van € 15.000,00 aan [geïntimeerde] te betalen, heeft de kantonrechter verworpen op de grond dat [geïntimeerde] buiten de afspraken staat die [appellante] met[N.] heeft gemaakt. Hij overwoog ten slotte dat de omstandigheid dat [geïntimeerde] in de periode oktober 2008 tot en met juni 2011 geen aanspraak heeft gemaakt op betaling van de resterende koopprijs niet aan toewijzing van de vordering in de weg stond. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met vier grieven op.
2.3.
De grieven en de toelichtingen daarop houden in dat [appellante] wel degelijk aan al haar verplichtingen voortvloeiend uit de koopovereenkomst heeft voldaan omdat daarbij was afgesproken dat zij € 37.500,00 aan [geïntimeerde] zou betalen en dat[N.] de rest zou financieren, hetgeen hij heeft gedaan. Volgens [appellante] heeft[N.] het bedrag van € 15.000,00 aan [geïntimeerde] voldaan door verrekening met een schuld die [geïntimeerde] nog had aan hem. [appellante] acht (voorts) het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] buiten de afspraken staat die [appellante] met[N.] heeft gemaakt onjuist. Volgens haar is [geïntimeerde] wel degelijk bij de afspraken tussen [appellante] en[N.] betrokken, omdat uit artikel 4 van de koopovereenkomst volgt dat het bedrag van € 15.000,00 niet door [appellante] maar door[N.] zou worden ingebracht, aldus [appellante].
2.4.
[geïntimeerde] heeft ontkend dat bedoelde € 15.000,00 is verrekend met de schuld van [geïntimeerde] aan[N.] en aangevoerd dat er over de hoogte van haar schuld aan[N.] thans een procedure loopt. Zij stelt dat zij buiten de overeenkomst staat die gesloten is tussen[N.] en [appellante].
2.5.
Voor de beoordeling van het geschil is het volgende van belang. Zoals in artikel 4 van de koopovereenkomst tussen partijen is opgenomen, zou betaling van de koopsom van het café plaatsvinden doordat [appellante] aan [geïntimeerde] een bedrag van
€ 37.500,00 zou voldoen, terwijl het restant van de koopsom ad € 15.000,00 werd gefinancierd door[N.]. Nu [geïntimeerde] met deze wijze van betaling heeft ingestemd, kan niet worden gezegd dat zij hier buiten stond en is zij aan de desbetreffende afspraak gebonden. In aanmerking genomen de zin die partijen daaraan over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, moet die afspraak aldus worden verstaan – en moest [geïntimeerde] daaruit begrijpen – dat[N.] van de totale koopsom een bedrag van
€ 15.000,- aan haar zou voldoen, welk bedrag[N.] op zijn beurt aan [appellante] leende. In zoverre zou de betalingsverplichting van [appellante] jegens [geïntimeerde] dus worden nagekomen door[N.]. Nu [geïntimeerde] hiermee in de koopovereenkomst heeft ingestemd kan zij ter zake niet alsnog nakoming door [appellante] vorderen.
2.6.
De juistheid van de hierboven gegeven uitleg wordt onderstreept door het volgende. [appellante] heeft onweersproken gesteld dat in verband met de koopovereenkomst Almeco Beheer als bemiddelaar door [geïntimeerde] was ingeschakeld
– [geïntimeerde] heeft dit ter comparitie in eerste aanleg ook erkend – en dat Almeco Beheer de taak had om de financiële afwikkeling van die overeenkomst te verzorgen, zoals het innen van bedragen en het vereffenen van schulden. Uit de – onder andere – als productie 4 bij de memorie van grieven overgelegde “Nota van afrekening inzake de verkoop van uw café genaamd “van Hall” (…)” van 2 oktober 2008, gericht aan [geïntimeerde] en afkomstig van Almeco Beheer, volgt dat bij de afrekening tussen partijen de financiering van[N.] ten bedrage van € 15.000,00 op het door [geïntimeerde] te ontvangen bedrag in mindering is gebracht, kennelijk bij wege van verrekening met een schuld van [geïntimeerde] aan[N.]. Daargelaten of deze verrekening terecht heeft plaatsgevonden respectievelijk of Almeco Beheer op dit punt correct heeft gehandeld, blijkt hieruit dat[N.] – en niet [appellante] – het desbetreffende deel van de koopsom aan [geïntimeerde] diende te voldoen en dat [geïntimeerde] daarmee bekend was. Uit de genoemde nota blijkt voorts dat het aldus te betalen bedrag van € 15.000,00 in de afrekening van de koopsom is betrokken, wat er ook zij van de wijze waarop dit is gebeurd. De conclusie moet dan ook luiden dat [appellante] aan haar betalingsverplichtingen uit de koopovereenkomst jegens [geïntimeerde] heeft voldaan, zodat [geïntimeerde] geen vordering op [appellante] heeft.

3.Slotsom en proceskosten

De grieven slagen en de vordering van [geïntimeerde] moet alsnog worden afgewezen. Voor bewijslevering is in deze zaak geen plaats omdat geen bewijs is aangeboden van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. [geïntimeerde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van [geïntimeerde] alsnog af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellante] begroot op nihil aan verschotten en € 600,00 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 763,64 aan verschotten en € 894,00 voor salaris;
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, L.A.J. Dun en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 december 2013.