In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 december 2013 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2011. De zaak betreft een strafzaak met parketnummer 23-001379-11. Tijdens de terechtzittingen in hoger beroep op 23 augustus 2011, 7 oktober 2011 en 18 november 2013 is het onderzoek gehouden. De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat er tijdens het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd, wat zou moeten leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie. Dit betreft onder andere ongeoorloofde druk die door verbalisanten is uitgeoefend bij het verhoren van medeverdachten, wat zou hebben geleid tot bewijs tegen de verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat het onderzoek niet volledig is geweest en acht het noodzakelijk om de verbalisanten te horen. De advocaat-generaal wordt opgedragen om een aanvullend proces-verbaal op te maken met betrekking tot aanvullende aangiften van twee slachtoffers. Het hof heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen, en zal de zaak verwijzen naar de raadsheer-commissaris voor het horen van de verbalisanten als getuigen. De zaak kan ook worden verwezen naar de rechter-commissaris indien nodig. De stukken worden in handen gesteld van de raadsheer-commissaris en de advocaat-generaal. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.