Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de plaats van diensten op het gebied van de reclame krachtens artikel 9, lid 3, sub b, van de Zesde richtlijn
4.Geschil in hoger beroep
5.Relevante wettelijke bepalingen
6. Beoordeling van het geschil
dit artikel, buiten de Gemeenschap is gelegen, kunnen aanmerken als in het binnenland te zijn gelegen, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in het binnenland geschieden. In het kader van het onderhavige geschil is van belang om na te gaan of met het gebruik van de term ‘dit artikel’, specifiek wordt verwezen naar diensten waarvan de plaats wordt geregeld door artikel 9, lid 2, sub e, zoals belanghebbende stelt, of, zoals de inspecteur stelt, naar diensten vallend onder artikel 9 in zijn geheel. Alleen in de laatste zienswijze vallen adviesdiensten als de onderhavige, waarvan de plaats van dienst op grond van artikel 9, lid 1, buiten de gemeenschap ligt, onder de reikwijdte van de maatregel als bedoeld in artikel 9, lid 3, onder b, van de Zesde Richtlijn en is er een wettelijke basis voor de onderhavige naheffingsaanslag.
en vertu du présent article" , terwijl in de aanhef van dat derde lid de wordt gesproken van ‘
la prestation des services visés au paragraphe 2, point e)’. In het feit dat in artikel 9, lid 3, sub b, van de Zesde Richtlijn wordt gerefereerd aan ‘
article’en niet aan (het in de aanhef gebruikte begrip ) ‘
paragraphe’, vindt het Hof steun voor zijn oordeel dat ‘dit artikel’ in de Nederlandse tekst, verwijst naar artikel 9 in zijn geheel.
alsmede het in het binnenland verkrijgen, door een niet-belastingplichtige, van dezelfde diensten,
welke door een buiten de gemeenschap gevestigde dienstverrichter zijn verricht(cursivering door het Hof)’. De toelichting bij dit artikel (gepubliceerd in V-N 15 september 1973, blz. 751) luidt, voor zover hier van belang :
bepaalde diensten(cursivering door het Hof) door in de Gemeenschap gevestigde personen eveneens aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen (…). Hoewel deze nieuwe bepaling in sommige gevallen op moeilijkheden zal stuiten, beoogt de heffing bij degene te wiens behoeve door in het buitenland gevestigde personen diensten worden bewezen, juridisch geen enkele mogelijkheid open te laten bedoelde diensten te ontvangen waarvan in een Lid-Staat gebruik zal worden gemaakt zonder dat daarover de belasting over de toegevoegde waarde is voldaan”. Weliswaar is artikel 2, derde lid, van de ontwerptekst voor de Zesde Richtlijn niet als zodanig in de definitieve tekst van de Zesde Richtlijn overgenomen, maar de bedoeling daarvan komt naar ’s Hofs oordeel tot uiting in de vormgeving van de regeling inzake de plaats van de dienst. Met die regeling wordt in feite hetzelfde resultaat bereikt, zij het dat die regeling de lidstaten voor bepaalde diensten niet verplicht de regeling in de nationale wetgeving op te nemen. Een en ander biedt naar ’s Hofs oordeel steun aan de opvatting dat de richtlijnwetgever met de invoering van artikel 9, lid 3, sub b, van de Zesde richtlijn de lidstaten de mogelijkheid heeft willen geven ook diensten als de onderhavige aan een niet-belastingplichtige, welke door een buiten de Unie gevestigde dienstverrichter zijn verricht, aan de heffing van btw te onderwerpen.
van dat artikel 9 van voornoemde richtlijn in zijn geheel, waarnaar artikel 9, lid 3, sub b, van diezelfde richtlijn uitdrukkelijk verwijst(cursivering door het Hof), niet met toepassing van die bepaling alsnog kan worden belast. De gecursiveerde zinsnede schraagt het oordeel van het Hof dat in artikel 9, lid 3, onder b, Zesde Richtlijn wordt verwezen naar artikel 9 in zijn geheel. Anders dan de rechtbank, is het Hof van oordeel dat het HvJ EU in voornoemde rechtsoverweging 33 enkel tot uitdrukking heeft willen brengen dat diensten die niet binnen het toepassingsgebied van artikel 9 vallen, niet onder de afwijking van artikel 9, lid 3, sub b, van de Zesde richtlijn kunnen worden gebracht. Nu, zoals in die zaak, het toepassinggebied van artikel 9, lid 1 en lid 2, van de Zesde richtlijn met betrekking tot diensten die door een Oostenrijkse ondernemer worden verricht aan afnemers in Oostenrijk en Duitsland zich niet uitstrekt tot Italië, kan toepassing van artikel 9, lid 3, van de Zesde richtlijn niet bewerkstelligen dat de plaats van die diensten niettemin in Italië wordt gesitueerd.