Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Het oordeel van de rechtbank
4.Geschil in hoger beroep
5.Relevante wettelijke bepalingen
– andere:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van een soja-eiwitconcentraat. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane had eerder een bindende tariefinlichting (BTI) afgegeven, waarbij het product werd ingedeeld onder post 2309 90 31 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). Belanghebbende, [X B.V.], was het hier niet mee eens en stelde dat het product onder post 2304 00 00 moest worden ingedeeld, wat betrekking heeft op perskoeken en andere vaste afvallen verkregen bij de winning van sojaolie.
De rechtbank Haarlem had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de BTI vernietigd, waarbij het product werd ingedeeld onder post 2304 00 00. De inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Het Hof oordeelde dat het product, ondanks de bewerkingen die het had ondergaan, het karakter van afval niet had verloren. De rechtbank had terecht overwogen dat de verdere bewerking van het sojaschroot niet in de weg stond aan de indeling onder post 2304. Het Hof bevestigde dat de indelingsregels 1 en 6 van toepassing waren en dat het product nog steeds een restproduct was van de winning van sojaolie.
Het Hof concludeerde dat de inspecteur in zijn standpunt niet kon worden gevolgd en dat de indeling onder post 2304 00 00 correct was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot cassatie werd vermeld.