ECLI:NL:GHAMS:2013:4807

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
30 december 2013
Zaaknummer
200.111.071
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen gescheiden echtgenoten over huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen twee gescheiden echtgenoten, waarbij de man in hoger beroep is gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had beide partijen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van achterstallige huur aan de Stichting De Alliantie. De man stelt in hoger beroep dat hij geen huurder meer is van de woning, aangezien bij de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat zijn ex-echtgenote de enige huurster is. De echtscheiding werd uitgesproken op 31 december 2008 en de inschrijving vond plaats op 9 februari 2009. De man heeft geen huurpenningen voldaan van mei tot en met december 2011, wat aanleiding gaf tot de vordering van De Alliantie.

De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de man en zijn ex-echtgenote veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand. In hoger beroep heeft de man geconcludeerd dat hij niet langer huurder is en dat de vordering van De Alliantie tegen hem moet worden afgewezen. Het hof oordeelt dat de man inderdaad geen huurder meer was op het moment dat de huurachterstand is ontstaan, en vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover het de huurachterstand betreft. De Alliantie wordt veroordeeld tot terugbetaling van de bedragen die de man heeft betaald op basis van het vernietigde vonnis, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is uitgesproken op 17 december 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.111.071/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 1313753 CV EXPL 12-49
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 december 2013
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. R.J. Kwakkel te Diemen
tegen
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Hilversum, kantoorhoudend te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. B.M. Breedijk te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en De Alliantie genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 24 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 24 april 2012, gewezen tussen De Alliantie als eiseres en [appellant] en [X], zijn ex-echtgenote, als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met producties;
  • memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, de vordering jegens hem alsnog zal afwijzen en De Alliantie - uitvoerbaar bij voorraad - zal veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen De Alliantie uit hoofde van het bestreden vonnis van [appellant] heeft geïnd, te vermeerderen met de wettelijke rente, met beslissing over de proceskosten.
De Alliantie heeft zich gerefereerd aan ’s hofs oordeel voor wat betreft haar vordering tegen [appellant] voor zover strekkend tot betaling van een huurachterstand en lopende huurpenningen met incassokosten, en heeft voor het overige geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.

2.Beoordeling

2.1
Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende.
2.1.1
[appellant] is gehuwd geweest met [X]. Samen huurden zij van De Alliantie de woning aan de [adres] te [plaats] tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 368,76 per maand.
2.1.2
Bij beschikking van 31 december 2008 van de rechtbank Amsterdam is tussen [appellant] en [X] de echtscheiding uitgesproken en is voorts bepaald dat [X] met ingang van de dag van inschrijving van de uitspraak huurster zal zijn van de betrokken woning.
2.1.3
De uitspraak is op 9 februari 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage.
2.1.4
Over de periode mei 2011 tot en met december 2011 zijn geen huurpenningen voldaan ter zake van de onder 2.1.1 bedoelde huurovereenkomst.
2.2
De Alliantie heeft in eerste aanleg gevorderd dat de huurovereenkomst tussen partijen zal worden ontbonden en dat [appellant] en [X] zullen worden veroordeeld om het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van De Alliantie te stellen en hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van € 2.571,02 aan hoofdsom, waarvan € 2.392,52 wegens huurachterstand en € 178,50 aan buitengerechtelijke kosten, en tot betaling van de wettelijke rente over € 2.571,02 vanaf 22 december 2011 en de proceskosten. Tevens heeft De Alliantie betaling van € 368,76 gevorderd voor iedere maand gedurende welke [appellant] en [X] na 31 december 2011 het gehuurde in gebruik houden.
2.3
De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] en [X] veroordeeld om het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van De Alliantie te stellen. Voorts heeft de kantonrechter [appellant] en [X] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 2.392,52 aan huurachterstand berekend tot en met 31 december 2011, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2011 tot aan de voldoening, € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 368,76 per maand voor iedere maand dat het gehuurde na 31 december 2011 in gebruik wordt gehouden tot de daadwerkelijke ontruiming, dit alles met veroordeling van [appellant] en [X] in de proceskosten. Het anders of meer gevorderde is afgewezen en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4
Met zijn enige
griefkomt [appellant] op tegen de door de kantonrechter jegens hem uitgesproken veroordeling tot betaling van de huurachterstand en tot betaling van het bovengenoemde bedrag voor iedere maand dat het gehuurde vanaf 1 januari 2012 in gebruik wordt gehouden tot de daadwerkelijke ontruiming.
Nu in hoger beroep tussen partijen vaststaat dat op 31 december 2008 de echtscheiding is uitgesproken tussen [appellant] en [X] en voorts is bepaald dat uitsluitend [X] met ingang van de dag van inschrijving van de uitspraak (9 februari 2009) van de echtscheiding huurster zal zijn van de betrokken woning, slaagt de grief voor zover deze betrekking heeft op toegewezen huurpenningen en zal het hof het bestreden vonnis in zoverre vernietigen. [appellant] was in de periode waarover De Alliantie de huur heeft gevorderd, die - volgens haar opgave - aanvangt in mei 2011, immers geen huurder van de betrokken woning meer, zodat hij de desbetreffende bedragen niet verschuldigd is geworden.
2.5
Ten aanzien van de veroordeling in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten van het geding in eerste aanleg - aangenomen dat [appellant] hiertegen met de grief mede heeft willen opkomen - overweegt het hof het volgende. In tegenstelling tot wat [appellant] naar voren heeft gebracht in de toelichting op zijn grief kan hem worden verweten dat hij niet eerder dan in het hoger beroep producties heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij sinds 9 februari 2009 geen huurder meer is van de woning. Het had op zijn weg gelegen De Alliantie hiervan kort na de inschrijving van de uitspraak op de hoogte te stellen, dan wel deze producties reeds in eerste aanleg over te leggen. Dat [appellant] zich in eerste aanleg niet van juridische bijstand heeft laten voorzien doet hieraan niet af. [appellant] heeft er nog op gewezen dat hij De Alliantie van de op handen zijnde echtscheiding op de hoogte heeft gesteld en de sleutels van de bij de woning behorende parkeerplaats heeft ingeleverd. Voor De Alliantie, voor zover op de hoogte hiervan, hoefden deze handelingen geen aanleiding te zijn [appellant] niet langer aan te merken als huurder. Het valt De Alliantie dan ook niet te verwijten dat zij ook tegen [appellant] incassomaatregelen heeft genomen en hem vervolgens in rechte heeft betrokken. De kosten hiervan dienen voor rekening van [appellant] te blijven. Het hof ziet dan ook aanleiding de veroordeling in de buitengerechtelijke kosten en de proceskostenveroordeling in de eerste aanleg in stand te laten.
2.6
Ten aanzien van de vordering van [appellant] om De Alliantie te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen zij uit hoofde van het te vernietigen vonnis bij [appellant] heeft geïnd, overweegt het hof het volgende. Nu uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis gedeeltelijk zal worden vernietigd, ontvalt de rechtsgrond aan hetgeen reeds in zoverre ter uitvoering van dat vonnis is verricht. Op de voet van artikel 6:203 BW ontstaat dan een vordering tot ongedaanmaking van deze prestatie. Het strookt met de eisen van een goede rechtspleging de mogelijkheid aan te nemen dat in hoger beroep met het oog op het verkrijgen van een executoriale titel aan de vordering tot vernietiging van het bestreden vonnis een vordering tot ongedaanmaking van de ingevolge dat vonnis verrichte prestatie wordt verbonden. De vordering van [appellant] zal dan ook dienovereenkomstig worden toegewezen.
2.7
Ten aanzien van de proceskosten in hoger beroep oordeelt het hof dat, nu [appellant] eerst in hoger beroep de gewenste duidelijkheid heeft geboden en het bestreden vonnis (ook) ten aanzien van hem gedeeltelijk in stand blijft, er aanleiding is deze kosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover [appellant] daarbij hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van een huurachterstand van € 2.392,52 met de wettelijke rente daarover en tot betaling van € 368,76 per maand tot de daadwerkelijke ontruiming, en opnieuw rechtdoende:
wijst deze vordering ten aanzien van [appellant] af;
veroordeelt De Alliantie tot terugbetaling aan [appellant] van hetgeen hij uit hoofde van het vonnis aan haar heeft voldaan, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag dat [appellant] deze bedragen heeft voldaan;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep des dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, J.H. Huijzer en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 december 2013.