ECLI:NL:GHAMS:2013:4845

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2013
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
23-000132-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens bezit van valse reisdocumenten met beroep op Vluchtelingenverdrag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was ten laste gelegd dat hij op 19 december 2010 te Schiphol in het bezit was van valse reisdocumenten, waaronder een paspoort en een rijbewijs. De verdediging heeft een beroep gedaan op artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag, stellende dat de verdachte vluchteling is en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging. Het hof heeft vastgesteld dat de bestuursrechter geen inhoudelijk oordeel heeft geveld over de asielaanvraag van de verdachte, waardoor het hof niet zonder nader onderzoek kon concluderen dat de stelling van de verdachte evident ongegrond was. De officier van justitie werd daarom niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de officier van justitie ter zake van de ten laste gelegde feiten niet-ontvankelijk verklaarde. Deze uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan rondom de asielaanvraag van de verdachte en de daaropvolgende juridische procedures.

Uitspraak

parketnummer: 23-000132-11
datum uitspraak: 23 december 2013
TEGENSPRAAK, gemachtigd raadsman
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 4 januari 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-801678-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1:
hij op of omstreeks 19 december 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationaal paspoort van [land] (voorzien van het nummer [paspoortnummer]) (op naam gesteld van [verdachte], geboren op [geboortedatum]), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was;
2:
hij op of omstreeks 19 december 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad een vals(e) of vervalst(e) nationaal rijbewijs van [land] (voorzien van het nummer [rijbewijsnummer]) (op naam gesteld van [verdachte], geboren op [geboortedatum]) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers is voornoemd document totaal vals.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging

De verdediging heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging van de verdachte, nu er aan alle voorwaarden van artikel 31 Vluchtelingenverdrag is voldaan en toepassing van dat artikel aan strafvervolging in de weg staat, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging, omdat de eerste asielaanvraag van de verdachte onherroepelijk is afgewezen, zodat het beroep op het Vluchtelingenverdrag hier niet op gaat, aldus de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep blijkende feiten
Op 19 december 2010 is de verdachte op Schiphol aangehouden omdat hij in het bezit was van een vervalst paspoort en een vals rijbewijs. Op 4 januari 2011 is de verdachte door de politierechter veroordeeld wegens overtreding van artikel 225, eerste lid en artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Op 2 februari 2011 heeft de verdachte in Nederland een asielverzoek ingediend. Op 29 maart 2011 is de asielaanvraag afgewezen. Op 16 juni 2011 is de verdachte ongewenst verklaard in verband met voornoemde veroordeling door de politierechter van 4 januari 2011. De verdachte is in beroep gegaan tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De verdachte is op 1 juli 2011 niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep wegens een gebrek aan belang, omdat hij inmiddels ongewenst was verklaard.
Het beroep van de verdachte tegen de ongewenstverklaring is op 13 februari 2013 gegrond verklaard.
De ongewenst verklaring is niet omgezet in een reisverbod.
Inhoudelijke overwegingen
Uit de strekking van artikel 31 Vluchtelingenverdrag vloeit voort dat het openbaar ministerie in de op artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht gebaseerde vervolging van een verdachte die vreemdeling is en zich tegen de beschuldiging verweert met een beroep op de bescherming die deze verdragsbepaling beoogt te bieden, slechts dan ontvankelijk is indien onverwijld en zonder nader onderzoek door de strafrechter kan worden vastgesteld dat de stelling van de vreemdeling dat hij een vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag ongegrond is.
In de onderhavige zaak heeft de verdachte bij zijn eerste verhoor bij de politie, bij zijn verhoor op de vordering tot inbewaringstelling bij de rechter-commissaris alsmede op de terechtzitting in eerste aanleg gesteld dat hij vluchteling is en asiel wenst aan te vragen in Nederland. Daarmee heeft de verdachte zich beroepen op de bescherming die artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag beoogt te bieden. Dat de daadwerkelijke asielaanvraag pas op 2 februari 2011 is ingediend doet daar niet aan af, omdat het hof aannemelijk acht dat dit het gevolg is van omstandigheden die buiten de macht van de verdachte lagen.
Het hof stelt vast dat de strafrechtelijke veroordeling van de politierechter in deze zaak ertoe heeft geleid dat de verdachte een inhoudelijk oordeel van zijn asielaanvraag door de bestuursrechter is onthouden. De bestuursrechter heeft de verdachte immers niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag gelet op de ongewenst verklaring die toen voorlag. Deze ongewenstverklaring was echter louter gebaseerd op de strafrechtelijke veroordeling door de politierechter van 4 januari 2011 en is inmiddels ongedaan gemaakt.
Nu de bestuursrechter geen inhoudelijk oordeel heeft geveld over de asielaanvraag van de verdachte, kan het hof niet onverwijld en zonder nader onderzoek vaststellen dat de stelling van de verdachte dat hij een vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag evident ongegrond is. Gelet op het voorgaande zal het hof de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de officier van justitie ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. W.J.J. Los en mr. A.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 december 2013.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.