ECLI:NL:GHAMS:2013:4846
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens bezit van valse reisdocumenten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was beschuldigd van het bezit van valse of vervalste reisdocumenten, gepleegd op of omstreeks 9 maart 2008 te Schiphol. De verdachte, die zich als vluchteling beschouwde, had een asielverzoek ingediend en was in het bezit van een verblijfsvergunning. De advocaat-generaal vorderde de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging, wat het hof heeft gehonoreerd. Het hof overwoog dat de verdachte bescherming kan ontlenen aan artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag, dat stelt dat een vluchteling niet vervolgd mag worden voor het bezit van valse documenten in het kader van zijn vlucht. Het hof concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de vervolging, omdat niet onmiddellijk kon worden vastgesteld dat de stelling van de verdachte dat hij een vluchteling is ongegrond was. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht door de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn strafvervolging.