Uitspraak
1.[APPELLANT SUB 1],
mr. F.T. Pardaante Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
[GEÏNTIMEERDE],
mr. M.L.A. Balhuizente Utrecht,
mr. V.J.N. van Oijente Haarlem,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door twee appellanten tegen vonnissen van de rechtbank Haarlem. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaten mr. F.T. Pardaan en mr. M.L.A. Balhuizen, hebben op 9 oktober 2012 een dagvaarding ingediend. Ze zijn in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 31 augustus 2011 en 29 augustus 2012, waarbij de rechtbank hen heeft veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 456.552,-- aan de geïntimeerde, een besloten vennootschap. Dit bedrag was door de rechtbank als onverschuldigd betaald aan de appellanten toegewezen, maar de appellanten betwisten dat de geïntimeerde recht had op dit bedrag, omdat zij niet de juiste partij was in de vastgoedtransactie die aan de vordering ten grondslag ligt.
De appellanten hebben een incidentele vordering ingediend om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 29 augustus 2012 te schorsen, totdat het hof in hoger beroep een definitieve beslissing heeft genomen. De geïntimeerde heeft de incidentele vordering bestreden en verzocht om afwijzing, met veroordeling van de appellanten in de proceskosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2013 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en pleitnota's overgelegd.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de veroordeling van de appellanten is gebaseerd op een feitelijk onjuist uitgangspunt, namelijk dat de appellanten en de geïntimeerde elkaars wederpartij waren in de vastgoedtransactie. Dit uitgangspunt blijkt onjuist te zijn, waardoor de veroordeling haar grond heeft verloren. Het hof heeft daarom de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging toegewezen. De kosten van het incident zijn voor rekening van de geïntimeerde, en de beslissing hierover zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.