2.1De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.17 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met hun grief 1 richten zowel [appellanten]. als ZOM c.s. zich tegen deze feitenvaststelling. Het hof zal daarmee rekening houden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1.Bij overeenkomst die is ondertekend op 30 november 2001 (hierna: de koopovereenkomst) zijn [appellanten]. als verkoper en ZOM, voor zich of nader te noemen meester als koper, onder meer het volgende overeengekomen:
“(…)Verkoper verkoopt aan koper die van verkoper koopt: (…) het bedrijfspand met ondergrond en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te Amsterdam, [adres 1] en [adres 2] en [adres 3] (…)
De koopprijs bedraagt voor het verkochte (…) EUR 2.268.901,08;
(…)
Opgaven door verkoper
Artikel 2
Verkoper verklaart:
(…)
d. Het verkochte is heden niet opgenomen (behoudens het voormelde in punt d.3.) in een (lopende adviesaanvraag voor) aanwijzing, aanwijzingsbesluit danwel registerinschrijving:
(…)
3. partijen zijn bekend met het feit dat er momenteel sprake is van voorbescherming in het kader van de Rijksmonumenten Wet. De sloopvergunning Monument is aangevraagd. Mocht het voormelde registergoed als beschermd Monument in de zin van de Monumenten Wet worden aangewezen, dan treden partijen in overleg om eventuele schade(n) te inventariseren, te beperken en dien overeenkomstig te verrekenen.
(…)
Tijdstip van levering
Artikel 7
De leveringsakte zal worden verleden op 31 december 2002of zoveel eerder als partijen nader overeenkomen
(…)
Waarborg
Artikel 8
Tot meerdere zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen zal koper
- een onherroepelijke schriftelijke bankgarantie doen stellen ten belope van (…) € 1.361.340,65 (…)
Verdere bijzondere bepalingen
Artikel 15
Koper zal verkoper in verband met leegstand een vergoeding betalen van honderdduizend gulden (f 100.000,-), welke vergoeding bij de levering door koper aan verkoper zal worden voldaan.
ALGEMENE BEPALINGEN
(…)
Tekortkoming (wanprestatie)
Artikel VI
(…)
2. Indien één van de partijen, na bij deurwaardersexploit in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen tekortschiet in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen – daaronder begrepen het niet tijdig betalen van de waarborgsom of het niet tijdig doen stellen van een correcte bankgarantie – is deze partij in verzuim en heeft de wederpartij de al dan niet subsidiaire keus tussen:
a. uitvoering van de overeenkomst te verlangen, in welk geval de partij die in verzuim is na afloop van voormelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien ingegane dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van drie pro mille van de koopprijs; of
b. de overeenkomst door een schriftelijke verklaring voor ontbonden te verklaren en betaling van een onmiddellijk opeisbare boete te vorderen van tien procent van de koopprijs.
3. Betaalde of verschuldigde boete strekt in mindering op eventueel verschuldigde schadevergoeding met rente en kosten.
(…)
2.1.2.De Nederlandse Credietverzekering Maatschappij N.V. heeft op 26 november 2001 een garantie (met nummer [rekeningnummer], hierna “de Atradius-garantie”) afgegeven op grond waarvan zij zich tot een bedrag van NLG 3.000.000,-- borg heeft gesteld voor ZOM tegenover [appellante sub 1], tot zekerheid van de nakoming van de verplichtingen van ZOM voortvloeiende uit de koopovereenkomst. Het bedrag van de Atradius-garantie is inmiddels verminderd tot een bedrag van € 907.561,00.
2.1.3.Bij brief van 23 december 2002 hebben [appellanten]. ZOM, voor zover hier relevant, als volgt bericht:
“Onder verwijzing naar het gesprek jl vrijdag 20 december tussen de heer [appellante sub 2] en de heer [X] stellen wij u hierbij voor nu als dan in gebreke bij het nakomen van de koopovereenkomst (…). In deze overeenkomst is vastgelegd dat levering op of vóór 31 december van dit jaar zal plaatsvinden. U heeft ons laten weten (oa tijdens onze bespreking jl 17 december op uw kantoor) dat het nakomen van de overeenkomst moeilijk gerealiseerd kan worden (zie ook de brief van Y-land Planontwikkeling bv dd 28 november 2002).
(…)
Uiteraard zijn wij bereid mee te denken over een constructieve oplossing. Dit staat los van het feit dat wij vasthouden aan de uitvoering van bovengenoemde koopovereenkomst.
(…)
Tevens hebben wij de notaris verzocht de bankgarantie te gaan innen indien de overeenkomst niet per 31 december 2002 wordt nagekomen.”
2.1.4.In een document getiteld “Aanvullende afspraken” dat is ondertekend op 27 december 2002 door [appellanten]. als verkopers en BGH Vastgoed Zaandam (voorheen ZOM) of nader te noemen meester als koper (hierna: de eerste allonge), staat onder meer vermeld:
- de koopakte (…) in een levering voorziet per 31 december 2002
- de monumentenstatus als genoemd in artikel 2 sub d lid 3 nog niet duidelijk is en daarover vermoedelijk medio januari 2003 een definitief besluit van het stadsdeel centrum wordt verwacht
- partijen derhalve aanvullende afspraken wensen te maken
komen aanvullend overeen dat:
- verkoper aan koper uitstel verleend voor nakoming tot uiterlijk 31 maart 2003 onder voorbehoud van goedkeuring van de de financiers van verkopers
- koper aan verkoper conform artikel 15 leegstandsvergoeding uitkeert ad € 45.378 op uiterlijk 2 januari 2003 (…)
- koper voor een schriftelijke bevestiging zal zorgdragen om de reeds gestelde bankgarantie ad € 1.361.341, indien nodig, voor 31 januari 2003 wordt verlengd
- behoudens bovenstaande, aanvullende afspraken voorts de bestaande koopakte ongewijzigd gehandhaafd blijft
(…)”
2.1.5.Bij aanvullende afspraak van 23 mei 2003 (hierna: de tweede allonge) zijn [appellanten]. als partij sub 1 en ZOM voor zich of nader te noemen meester als partij sub 2 – onder meer – overeengekomen :
2. Uiterlijk 31 mei twee duizend drie zal partij sub 2 (…) € 1.381.340,85 (…) betalen aan partij sub 1, welke betaling zal geschieden middels een overmaking op de derdenrekening van Actus notarissen te Amsterdam.
(…)
3. a. Uiterlijk op één juli tweeduizend vier zal partij sub 2 het restant van de koopsom ad (…) € 907.554,55 (…) voldoen aan partij sub 1, mits de monumentenstatus van het registergoed niet van toepassing is. Mocht op één juli tweeduizend vier de monumentenstatus ten aanzien van het perceel [adres 1] nog gelden, dan zullen partijen ten aanzien van dit punt opnieuw in onderhandeling treden. Het risico van de monumentenstatus blijft bij partij sub 1, met verplichting tot verrekening van de koopprijs met partij sub 2, indien de monumentenstatus niet van het perceel af is, ondanks het feit dat partij sub 2 een brief inzake onderbouwing van het spoedeisend karakter van de kort geding procedure zendt aan mr. J.C. Binnerts. Deze brief wordt voor éénendertig mei tweeduizend drie door partij sub 2 verstuurd.), omdat partij sub 2 de houder van de verleende bouwvergunning is. Partij sub 1 verleent zijn goedkeuring na inzage van het betreffende pleidooi van Mr JC Binnerts van kantoor Pot Jonker.
b. Koper heeft het recht de levering, al dan niet door middel van een ABC levering, aan de onderscheidene appartementenkopers, uit te stellen tot één en dertig december tweeduizend vier.
4. Partij sub 2 draagt er zorg voor, dat voor het restant van de koopsom ad (…) € 907.584,56 (…) de huidige bankgarantie in stand blijft. Tevens zal koper zorgdragen voor het afgeven van een concerngarantie ten bedrage van maximaal twee miljoen gulden. (…)
5. Partij sub 1 ziet af van alle rechten welke voortvloeien uit de inmiddels uitgebrachte ingebrekestelling. (…)”
2.1.6.Bij deurwaardersexploit van 12 juni 2003 hebben [appellanten]. ZOM in gebreke gesteld met betrekking tot het niet nakomen van haar verplichtingen voortvloeiend uit de koopovereenkomst, zoals aangevuld bij nadere overeenkomst d.d. 23 mei 2003, met name de verplichting tot betaling van het in deze nadere overeenkomst onder punt 2 genoemde bedrag.
2.1.7.Bij overeenkomst van 1 augustus 2003 (hierna: de derde allonge) hebben [appellanten]. als verkopers en BGH Vastgoed Zaandam B.V. (hof: ZOM) als koper – onder meer – het volgende overwogen:
“(…)
I. Partijen hebben op 30 november 2001 een koopovereenkomst gesloten (…) met betrekking tot de onroerende zaak [adres 1] en [adres 2] alsmede [adres 3] (…) In aanvulling daarop hebben partijen op 27 december 2002 alsmede op 23 mei 2003 aanvullende overeenkomsten gesloten (hierna: ‘de allonges 1 resp. 2’).
(…)
IV. Aangezien koper op dit moment niet in staat is om direct het op dit moment verschuldigde bedrag van 1.361.340,85 te voldoen, komen partijen het volgende overeen.”
en zijn zij, voor zover hier relevant, het volgende overeengekomen:
“(…)
1. Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 31 juli 2003 vindt betaling door koper aan verkopers plaats van een bedrag ad 1.000.000,-.
(…)
3. Op 22 augustus 2003 zal door koper aan verkopers een aanvullende betaling worden verricht van 361.340,85. Onder instandhouding van de huidige bankgarantie zal het restant van de koopsom (zijnde in hoofdsom 907.560,43) door koper worden voldaan uiterlijk 31 december 2004.
(…)
5. Koper heeft reeds 77.142,62,- betaald als rente/leegstandsvergoeding tot en met 30 juni 2003. Vanaf 1 juli 2003 is koper per kwartaal aan verkopers een rentevergoeding verschuldigd van 7.941,15,- (…)
6. Naast de rentevergoeding (…) is koper aan verkoper een vergoeding verschuldigd van 22.500,- wegens rente en overige kosten die verkopers hebben gemaakt als gevolg van de vertraging van het bedrag van 1.361.340,85 (…). Deze vergoeding zal door koper aan verkopers worden voldaan gelijktijdig met de betaling van het bedrag van 361.340,85 op 22 augustus 2003.(…)
7. (…) Mocht aanwijzing als Rijksmonument plaatsvinden, dan zal de nieuwe koopprijs worden bepaald door 2 deskundigen tezamen, waarvan elke partij er één zal aanwijzen.(…) Partijen komen evenwel overeen dat de bepaling door deskundigen van de aangepaste koopprijs zal plaatsvinden binnen de bandbreedte Hfl. 4.000.000,- en Hfl. 5.000.000,-. (…)
8. Na uitvoering van alle bovenstaande afspraken doen verkopers afstand van hun vordering tot betaling van de contractuele boete voortvloeiend uit de koopovereenkomst.
9. Voor zover daar in de onderhavige overeenkomst niet van is afgeweken blijft het bepaalde in de koopovereenkomst en de allonges onverkort van kracht.
(…)”
2.1.8.Op 27 augustus 2003 heeft ZOM € 1.361.340,00 aan [appellanten]. betaald.
2.1.9.In een e-mailbericht van 25 februari 2004 vraagt mr. J.C. Binnerts, advocaat, in verband met de behandeling van een bezwaarschrift in de bestuursrechtelijke procedure gericht tegen de beslissing van de Minister van OC en W om [adres 1] niet als rijksmonument aan te wijzen, voor zover hier relevant, het volgende aan [appellante sub 2]:
“Het lijkt mij van belang dat er van onze kant akte de presence wordt gegeven. Omdat Y-land nog geen eigenaar is, is Y-land vermoedelijk geen belanghebbende in de zin van de Awb. Jullie zijn dat natuurlijk wel. Komen jullie (of jij) ook, of laat je je in deze ook door mij vertegenwoordigen? Dan is mijn probleem, dat ik slechts recht van spreken heb als ik namens een belanghebbende kom, opgelost.”
2.1.10.Op 17 augustus 2004 heeft de Rechtbank Amsterdam, Sector Bestuursrecht, het beroep van de Stichting Behoudt Karakter Prinseneiland tegen het op 7 april 2004 gehandhaafde besluit om [adres 1] (hierna: het pand) niet aan te wijzen als monument in de zin van de Monumentenwet 1988, wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.11.Bij deurwaardersexploit van 6 januari 2005 hebben [appellanten]. BGH Vastgoed Zaandam B.V. (hof: ZOM) in gebreke gesteld met betrekking tot betaling van het restant van de koopprijs en de rentetermijn over het laatste kwartaal van 2004 en hebben zij ZOM gesommeerd om binnen acht dagen alsnog te voldoen aan haar verplichtingen, bij gebreke waarvan [appellanten]. zich het recht hebben voorbehouden aanspraak te maken op de contractueel overeengekomen boete.
2.1.12.In een vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van rechtbank Amsterdam van 7 april 2005 is – onder meer – overwogen dat het bedrijfsrisico ten aanzien van het verloop van de procedure ter zake van de monumentenstatus voor rekening van de kopers kwam, zij het dat indien definitief de monumentenstatus zou worden toegekend, dit uiteindelijk invloed op de koopprijs zou kunnen hebben. De vorderingen van ZOM zijn afgewezen en de reconventionele vordering van [appellanten]. tot betaling van het onbetwiste gedeelte van de koopsom is toegewezen.
2.1.13.Bij faxbrief van 13 april 2005 heeft mr. J.C. Binnerts Y-land (p/a ZOM) bericht dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg inmiddels schriftelijk heeft bevestigd dat niet langer voorbescherming op het pand rust. [appellante sub 2] heeft een kopie van deze faxbrief ontvangen.
2.1.14.In een brief van 20 mei 2005 heeft de raadsman van [appellanten]. aan de raadsman van ZOM, voor zover relevant, het volgende geschreven:
“Op dit moment spelen twee kwesties tussen partijen. Enerzijds de directe levering van het pand [adres 1] aan uw cliënte (cliënten waren onder de indruk dat uw cliënte ABC geleverd wenste te krijgen, waartoe cliënten ook altijd bereid zijn geweest) en anderzijds de over en weer gepretendeerde vorderingen. Wat cliënten betreft (…) hoeft de discussie tussen partijen over de over en weer gevorderde schade de levering van het pand niet in de weg te staan.
(…)
Uw cliënte heeft aangegeven de akte van levering op te willen nemen dat de door haar gestelde bankgarantie bij levering komt te vervallen. Cliënten gaan met deze wijziging niet akkoord. In de bankgarantie is reeds opgenomen wanneer deze zou komen te vervallen en cliënten wensen daar niet van af te wijken. (…)”
2.1.15.Namens ZOM heeft de heer Guijt de raadsman van [appellanten]., op 23 mei 2005 onder meer geschreven:
“(…) In de aangepaste akte van levering (…) zijn alleen die zaken aangepast die voor beide partijen akkoord zijn. Uw cliënten waren niet akkoord met het vervallen van de garantie. Dus behoudt de garantie haar geldigheid van één maand na de datum van levering.”
2.1.16.In een brief van 27 mei 2005 heeft de raadsman van [appellanten]. aan [notaris], voor zover hier relevant, het volgende geschreven:
“(…) Zoals u wellicht weet bestaat tussen partijen nog de discussie over de eventuele verschuldigdheid van over en weer gevorderde boetes op grond van de koopovereenkomst. Cliënten willen voorkomen dat de indruk zou ontstaan dat zij na levering naast kwijting voor de koopsom, leegstandsvergoeding en overeengekomen rentevergoeding ook kwijting zouden verlenen voor eventueel andere verplichtingen van de koper die voortvloeien uit de koopovereenkomst, zoals de door cliënten gevorderde boete .(…).”
2.1.17.Op 30 mei 2005 hebben ZOM c.s. verlof gekregen tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [appellanten]. onder [notaris] tot een bedrag van € 887.645,47 voor de door ZOM c.s. gestelde schade.
2.1.18.De levering van het pand en de betaling van het restant van de koopsom heeft op 2 juni 2005 aan Y-land plaatsgevonden. De akte van levering bevat onder meer de volgende bepalingen:
“LEVERING
Ter uitvoering van het koopcontract levert verkoper bij deze aan koper (zijnde de nader te noemen meester zoals in de koopovereenkomst bedoeld), die bij deze in eigendom aanvaardt:
(…)
KWIJTING
Koper heeft de koopprijs en het verder door hem blijkens het koopcontract en deze akte verschuldigde voldaan (…) ter uitbetaling op de wijze als is vermeld in het koopcontract, voor wat betreft een bedrag ad (...) € 1.361.340,85 (...) en voor wat betreft een bedrag ad (...) € 453.780,21 en een bedrag ad (..) € 453.780,71 (...) . Verkoper kwiteert koper voor deze laatste deelbetaling van de koopsom. Verkoper kwiteert koper tevens voor de reeds ontvangen leegstandsvergoeding als bedoeld in artikel 15 van de koopakte en de rentevergoeding.”
2.1.19.In een e-mailbericht van 7 december 2006 van mr. J.C. Binnerts aan de heer [Y] (directeur van Y-land) heeft mr. J.C. Binnerts, voor zover hier relevant, het volgende verklaard:
“Ik ben blijkens een aantekening van een telefoongesprek in mijn dossier in de maand februari 2005 door mr. Kemper geïnformeerd over de niet-ontvankelijkverklaring van omwonenden in hun beroep tegen de beslissing op bezwaar in de procedure tot aanwijzing van [adres 1] tot rijksmonument. De precieze datum kan ik niet vaststellen. In mijn dossier zie ik wel een e-mailbericht aan de ZOM van 16 februari, waarin ik schrijf dat ik navraag heb gedaan bij de Rijksdienst en de mededeling van mr. Kemper daar heb geverifieerd. (…)”