In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Proximedia B.V. en een kleine ondernemer, aangeduid als [geïntimeerde]. Proximedia, een bedrijf dat diensten aanbiedt voor het ontwerpen en activeren van websites, had een overeenkomst gesloten met [geïntimeerde], die een schoonheidssalon exploiteert. De overeenkomst werd aangegaan na een bezoek van een vertegenwoordiger van Proximedia op 16 juni 2009. Na enige tijd kwam [geïntimeerde] in betalingsproblemen en verzocht zij om ontbinding van de overeenkomst, waarbij zij zich beroept op de Colportagewet. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de Colportagewet reflexwerking heeft ten aanzien van [geïntimeerde], omdat zij als kleine ondernemer nauwelijks te onderscheiden is van een particulier. Proximedia ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de Colportagewet van toepassing was op [geïntimeerde]. Het hof stelde vast dat [geïntimeerde] de overeenkomst had gesloten in het kader van haar bedrijf en dat de diensten van Proximedia bedoeld waren voor de bedrijfsvoering van de schoonheidssalon. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] niet als particulier kan worden gekwalificeerd volgens de Colportagewet. Dit betekende dat de reflexwerking van de Colportagewet niet van toepassing was, en het hof verwierp de argumenten van [geïntimeerde] met betrekking tot de ontbinding van de overeenkomst.
De zaak werd aangehouden voor nadere inlichtingen van partijen over de inhoud van de overeenkomst en de klachten die [geïntimeerde] had geuit over de geleverde diensten. Het hof gaf aan dat het mogelijk deskundigen zou benoemen om de redelijkheid van de contractuele voorwaarden te onderzoeken. De beslissing over de verdere procedure werd aangehouden, en partijen werden opgeroepen om te verschijnen voor de raadsheer-commissaris.