Uitspraak
mr. M.T.A.M. Meste Hoorn,
mr. F.A.M. Knüppete Arnhem.
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Beoordeling
grief IIonbesproken blijven.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van [geïntimeerde] tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had Liander N.V. in het gelijk gesteld in een geschil over de betaling van een schadevergoeding wegens elektriciteitsfraude. De zaak begon met een dagvaarding op 19 oktober 2011, waarbij Liander vorderingen had ingesteld tegen [geïntimeerde] voor het onterecht afnemen van elektriciteit door middel van een gemanipuleerde meter. De rechtbank had de vorderingen van Liander toegewezen, wat leidde tot het hoger beroep van [geïntimeerde].
Het hof nam de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank als uitgangspunt. Het bleek dat Liander [geïntimeerde] had geregistreerd als afnemer van elektriciteit, maar dat er op 6 april 2009 een hennepplantage in de woning was aangetroffen, waarbij elektriciteit buiten de meter om werd afgenomen. Liander had aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit en op basis van een rapport van een fraudespecialist een bedrag van € 14.045,64 in rekening gebracht bij [geïntimeerde]. Deze had de factuur onbetaald gelaten, wat leidde tot de rechtszaak.
In het hoger beroep formuleerde [geïntimeerde] twee grieven. De eerste grief betrof de schatting van het elektriciteitsverbruik door Liander, die volgens [geïntimeerde] onvoldoende gemotiveerd was. Het hof oordeelde echter dat de onzekerheid die gepaard gaat met de schatting van het verbruik als gevolg van de fraude voor rekening van [geïntimeerde] kwam. De tweede grief, die betrekking had op de btw, werd niet verder besproken omdat Liander haar eis had verminderd.
Het hof besloot het bestreden vonnis gedeeltelijk te vernietigen en [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 11.748,49 aan Liander, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd [geïntimeerde] in de proceskosten verwezen. Dit arrest werd uitgesproken op 19 februari 2013 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.