arrest
___________________________________________________________________ _ _
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.105.237/01
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam: 475965 / HA ZA 10-3712
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 maart 2013
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALMERE CULINAIR B.V.,
gevestigd te Almere,
APPELLANTE,
tevens INCIDENTEEL GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. B. Verschuren te Amsterdam,
1. [ GEINTIMEERDE sub 1 ],
2. [ GEÏNTIMEERDE sub 2 ],
beiden wonende te [ woonplaats ],
3. [ GEÏNTIMEERDE sub 3 ],
gevestigd te [ plaatsnaam ],
GEÏNTIMEERDEN,
tevens INCIDENTEEL APPELLANTEN,
advocaat: mr. J.G. Mahn te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Almere Culinair en (gezamenlijk) [ geïntimeerden ] dan wel (individueel) [ geïntimeerde sub 1 ], [ geïntimeerde sub 2 ] en [ geïntimeerde sub 3 ] genoemd.
Almere Culinair is bij dagvaarding (met producties) van 5 maart 2012 onder aanvoering van grieven en overlegging van producties in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2011, gewezen tussen Almere Culinair als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [ geïntimeerden ] als gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Almere Culinair heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis, naar het hof begrijpt: voor zover in conventie gewezen, zal vernietigen en alsnog geïntimeerden - uitvoerbaar bij voorraad - hoofdelijk zal veroordelen tot betaling, met wettelijke handelsrente, van € 12.456,--, althans een door het hof in redelijkheid vast te stellen bedrag, wegens schade uit omzetderving, € 7.553,83 aan schade wegens het niet afnemen van ingekochte voorraden en € 1.484,12 wegens onbetaalde facturen, met beslissing over de proceskosten.
[ geïntimeerden ] hebben in het principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, naar het hof begrijpt: voor zover in conventie gewezen en in het incidenteel appel tot vernietiging van het bestreden vonnis, naar het hof begrijpt: voor zover in reconventie gewezen, en verklaring voor recht dat Almere Culinair jegens hen schadeplichtig is, met verwijzing naar de schadestaatprocedure en met beslissing over de proceskosten.
Almere Culinair heeft in het incidenteel appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, voor zover in reconventie gewezen.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2.1 De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.15 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Behoudens hetgeen Almere Culinair met grief 1 heeft aangevoerd, waarmee het hof rekening heeft gehouden, zijn deze in hoger beroep niet in geschil en dienen zij ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1 [ geïntimeerde sub 3 ] drijft een onderneming die zich bezighoudt met catering en de organisatie van evenementen en de eigen productie van (koshere) patisserie. [ geïntimeerde sub 3 ] heeft zich gespecialiseerd in de organisatie van feesten binnen de joodse gemeenschap. [ geïntimeerde sub 1 ] en [ geïntimeerde sub 2 ] zijn de vennoten van [ geïntimeerde sub 3 ] .
2.1.2 Op 30 oktober 2008 is door [ geïntimeerde sub 3 ] als huurder een huurovereenkomst gesloten met Houdstermaatschappij Hewi B.V. (hierna: Hewi) als verhuurder, met betrekking tot een bedrijfsruimte aan [ adres ] (verder: de bedrijfsruimte). [ X ] (hierna: [ X ]) is directeur en enig aandeelhouder van Hewi. In die tijd verhuurde Hewi aan [ adres ] tevens een bedrijfsruimte aan de Cuisionair (hierna: de Cuisionair), een cateringbedrijf waarmee [ geïntimeerde sub 3 ] op dat moment al geruime tijd samenwerkte en waarvan Hewi een van de aandeelhouders was.
2.1.3 In de huurovereenkomst tussen [ geïntimeerde sub 3 ] en Hewi is, voor zover van belang, het volgende overeengekomen:
“Duur, verlenging en opzegging
3.1. Deze overeenkomst is aangegaan voor een periode tot en met 30 juni 2011 en derhalve gelijktijdig eindigend aan de huurperiode van “Cuisionair”.
2.1.4 Tussen Cuisionair en [ geïntimeerde sub 3 ] bestond een informeel samenwerkingsverband. Op 11 februari 2010 is de besloten vennootschap Almere Culinair opgericht, handelend onder de naam Food Facilities, met Hewi als enig aandeelhouder en bestuurder. [ geïntimeerde sub 3 ] heeft de samenwerking voortgezet met Almere Culinair in de plaats van Cuisionair. Op 23 februari 2010 is Cuisionair failliet verklaard.
2.1.5 In april 2010 vond tussen Almere Culinair en [ geïntimeerde sub 3 ] een bespreking plaats, waarvan het resultaat door Almere Culinair is vastgelegd in een zogenaamd praatstuk. In dit praatstuk is voor zover van belang het volgende opgenomen:
samenwerkingsovereenkomst, voor het verzorgen van de productie van gerechten (voor cateringdoeleinden) en patisserie, door Almere Culinair B.V., handelend onder de naam Food Facilities (FF) ten behoeve van [ geïntimeerden ]
datum: April 2010
Deze overeenkomst is opgesteld met de gedachtegang dat FF de samenwerking aangaat voor het verzorgen van het onderdeel Food aan [ geïntimeerde sub 3 ] (niet meer en niet minder).
1. Productie wordt door FF opgezet als voor een reguliere opdrachtgever.
2. De inkoop van alle ingrediënten die nodig zijn voor genoemde productie wordt door FF gedaan. […]
5. […]
b. Ten behoeve van punt 1 krijgt [ geïntimeerde sub 3 ] 2 rolcontainerplaatsen ter beschikking in dan wel de vriezer, dan wel de overige koelruimtes die FF tot haar beschikking heeft. […]”
2.1.6 Bij aangetekend schrijven van 11 juni 2010 heeft [ geïntimeerde sub 3 ] de huurovereenkomst met Hewi opgezegd tegen 1 juli 2011.
2.1.7 In de periode na 11 juni 2010 heeft [ geïntimeerde sub 3 ] klachten ontvangen van verschillende afnemers over de door [ geïntimeerde sub 3 ] verzorgde catering.
2.1.8 Op 20 september 2010 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [ geïntimeerde sub 1 ], [ X ] en [ G ], financieel manager bij Almere Culinair. Bij die gelegenheid heeft [ geïntimeerde sub 1 ] namens [ geïntimeerde sub 3 ] laten weten dat de samenwerking met Almere Culinair per direct werd beëindigd en dat hij de productie zelf ter hand zou nemen. [ geïntimeerde sub 3 ] heeft toen twee medewerkers van Almere Culinair overgenomen.
2.1.9 Op 21 september 2010 zijn op initiatief van [ geïntimeerde sub 3 ] verscheidene recepten van de computer van Almere Culinair gekopieerd naar de computer van [ geïntimeerde sub 3 ] . Vervolgens zijn de verhoudingen tussen partijen geëscaleerd. [ X ] heeft op 30 september 2010 bij de politie aangifte gedaan van diefstal van computerbestanden.
2.1.10 Partijen zijn op 22 september 2010 bijeengekomen om de verrekening van door Almere Culinair voor [ geïntimeerde sub 3 ] ingekochte voorraden te bespreken. [ geïntimeerde sub 1 ] heeft zich daarbij door [ P ] van PS Security laten bijstaan. Partijen zijn zonder afspraken te maken uiteen gegaan.
2.1.11 [ geïntimeerde sub 3 ] heeft op 22 september 2010 in een e-mail aan vrienden en bekenden laten weten op 24 september 2010 te zullen verhuizen naar een ander pand en verzocht dit nieuws niet te laten uitlekken. De e-mail heeft ook Almere Culinair bereikt.
2.1.12 Almere Culinair heeft per 24 september de sloten van het pand veranderd en [ geïntimeerde sub 3 ] schriftelijk laten weten hun op eerste verzoek toegang te zullen verschaffen.
2.1.13 Bij brief van 24 september 2010 heeft Almere Culinair [ geïntimeerde sub 3 ] onder meer bericht:
“[…] Op maandag, 20 september 2010 heeft u mij aangezegd de samenwerking met mijn productiebedrijf per onmiddellijk te willen beëindigen, dit - naar u liet weten - wegens ontevredenheid met ons product. U wenste in uw deel van het pand - dat door ons aan u ten behoeve van uw activiteiten wordt verhuurd - zelf de productie ter hand te nemen. Merkwaardig genoeg wenste u ondanks uw gestelde ontevredenheid wel de twee medewerkers van ons over te nemen, die immer verantwoordelijk zijn geweest voor de uitvoering van uw opdrachten. U had deze twee medewerkers - buiten ons medeweten - reeds benaderd en was met hen de “overname” reeds overeengekomen. Aangezien ik het onverstandig acht medewerkers te dwingen bij ons bedrijf te blijven, heb ik - noodzakelijkerwijs - moeten instemmen met de onmiddellijke overname. Dit laat echter onverlet dat ik uw handelwijze in deze onrechtmatig acht. […]
Indien u persisteert bij uw aangekondigde vertrek uit het pand dit weekend, kan er geen sprake van zijn dat u zonder enig toezicht mijnerzijds en met medeneming van alle zaken die u goeddunken vertrekt, met name nu gebleken is dat u het met de eigendomsverhoudingen in het algemeen niet erg nauw neemt.[…] Ter voorkoming van escalaties heb ik met ingang van heden en gedurende het weekend de sloten van de toegangsdeuren tot het pand gewijzigd. Mochten u of een der uwen in het weekend onverhoopt toegang wensen tot het pand, dan zal ik op uw eerste verzoek aanwezig zijn om u toegang te verschaffen. […]
Ik wijs erop dat veel problemen voorkomen kunnen worden indien u niet als een dief in de nacht uit het pand vertrekt, maar eerst na behoorlijke aanzegging en na afhandeling van alle lopende zaken die tussen ons spelen, zoals het inventariseren van de eigendommen, een correcte afhandeling van de huurovereenkomst en een correcte afwikkeling van de wederzijds openstaande facturen.”
2.1.14 Op 24 september 2010 is [ geïntimeerde sub 3 ] met haar medewerkers uit de bedrijfsruimte getrokken.
3.1 In eerste aanleg vorderde Almere Culinair in conventie betaling door [ geïntimeerden ] van een bedrag van € 118.826,48 met wettelijke handelsrente en kosten. Dit betrof (1) € 61.086,43 vanwege winstderving, (2) € 7.553,83 vanwege speciaal voor [ geïntimeerden ] ingekochte ingrediënten en grondstoffen, (3) € 43.692,50 aan schadevergoeding vanwege onrechtmatige toe-eigening van receptuur en (4) € 6.493,72 aan onbetaald gelaten facturen. In voorwaardelijke reconventie vorderden [ geïntimeerden ] een verklaring voor recht dat Almere Culinair jegens haar schadeplichtig is met verwijzing naar de schadestaatprocedure, met kosten, waaronder de nakosten. De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen Almere Culinair en [ geïntimeerden ] met hun grieven op. Daarbij heeft Almere Culinair haar vordering onder (1) verminderd tot een bedrag van € 12.456,--, de vordering onder (3) niet gehandhaafd en haar vordering onder (4) verminderd tot een bedrag van € 1.484,12.
3.2 Het hof stelt bij de beoordeling van de grieven in het principaal appel het volgende voorop.
3.3 Partijen hebben samengewerkt krachtens een duurovereenkomst, waarbij Almere Culinair Cuisionair is opgevolgd. Onbetwist is dat Almere Culinair is opgericht teneinde de samenwerking tussen de namens deze vennootschappen betrokken personen te kunnen voortzetten ondanks het faillissement van Cuisionair. Dat impliceert naar ’s hofs oordeel dat tussen partijen een samenwerkingsovereenkomst van langere duur heeft bestaan dan slechts vanaf de oprichtingsdatum van Almere Culinair en dat partijen dat bij de voortzetting ook redelijkerwijs mochten begrijpen en verwachten.
3.4 De samenwerking van partijen betrof de productie van voedsel en gerechten door Almere Culinair in opdracht van en ten behoeve van [ geïntimeerde sub 3 ] betrof, waarbij Almere Culinair ten dele ook de daarop betrekking hebbende inkoop voor [ geïntimeerde sub 3 ] verzorgde. Dat volgt allereerst uit aanhef en inhoud van het zogenaamde Praatstuk (productie 9 bij conclusie van antwoord), waarvan geen der partijen heeft aangevoerd dat daarin onjuistheden staan, en tevens uit de stellingen van Almere Culinair en die van [ geïntimeerden ] in eerste aanleg. Bovendien volgt dat uit het feit dat [ geïntimeerde sub 3 ] , teneinde de productie van cateringproducten in eigen hand te nemen, de twee medewerkers van Almere Culinair heeft overgenomen die bij Almere Culinair verantwoordelijk waren voor de productie ten behoeve van [ geïntimeerde sub 3 ] . [ geïntimeerden ] hebben in hoger beroep betwist dat de overeenkomst zag op de exclusieve levering van producten en gesteld dat de samenwerking meer zag op organisatie en het gemeenschappelijk gebruik van de gehuurde ruimte, maar dat stuit op het hiervoor overwogene af.
3.5 Vast staat dat [ geïntimeerde sub 1 ] Almere Culinair op 20 september 2010 liet weten de samenwerking met onmiddellijke ingang te willen beëindigen. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat uit de gedragingen van Almere Culinair niet kan worden afgeleid dat zij daarmee instemde, zoals hierna onder 3.14 wordt besproken.
Voorraad ingrediënten
3.6 Doch ook indien Almere Culinair zou hebben ingestemd met beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst per 20 september 2010, volgt uit de vaststaande feiten dat een afwikkeling ten aanzien van de voorraden in ieder geval noodzakelijk was. [ geïntimeerden ] hebben in dat verband in het geding in eerste aanleg erkend (conclusie van antwoord onder 32) dat ter afwikkeling van de relatie een opname moest worden gemaakt van de voorraden. Hun betwisting daarvan in hoger beroep strandt op het feit dat vast staat dat partijen met dit doel bijeen zijn geweest, [ geïntimeerde sub 1 ] daarvoor beveiliging in de arm heeft genomen (waarvan hij ook in hoger beroep vergoeding van kosten vordert) en overigens op hetgeen hiervoor onder 3.4 is overwogen.
3.7 [ geïntimeerden ] hebben voorts de juistheid van de opgave van Almere Culinair betwist en onder meer gewezen op de verplichting van Almere Culinair om haar schade te beperken. Volgens [ geïntimeerden ] bestonden de voorraden voor een belangrijk deel uit reguliere ingrediënten, die Almere Culinair zelf had kunnen gebruiken.
3.8 Het ligt in de rede dat Almere Culinair een belangrijk deel van de voorraad ingrediënten speciaal voor [ geïntimeerde sub 3 ] had ingekocht, zodat [ geïntimeerden ] daarvoor zal moeten betalen. Tegelijkertijd brengt de schadebeperkingsplicht van Almere Culinair mee dat, naarmate het haar duidelijk werd dat [ geïntimeerde sub 3 ] niet zou afnemen, zij de ingrediënten waar mogelijk voor haar eigen productie zou aanwenden. Een exacte schadebegroting is thans niet (meer) mogelijk. Het hof zal de schade van Almere Culinair aan de hand van de door AC vervaardigde lijst, waarvan de inhoud niet (voldoende) gemotiveerd is betwist, schattenderwijs vaststellen op een bedrag van € 3.000,--. [ geïntimeerden ] zullen worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Grief 2 slaagt in zoverre.
Facturen
3.9 Eventuele openstaande facturen van Almere Culinair aan [ geïntimeerde sub 3 ] zullen ook in geval Almere Culinair met beëindiging instemde door [ geïntimeerden ] in beginsel moeten worden voldaan. Gesteld noch gebleken is immers dat Almere Culinair in het kader van de beëindiging eveneens ermee instemde dat openstaande facturen onbetaald konden blijven. Dit onderdeel van de vordering van Almere Culinair is daarom in beginsel toewijsbaar.
3.10 Almere Culinair heeft haar vordering ter zake de openstaande facturen (met nummers 20100195, 2010097 en 20100201) in hoger beroep beperkt tot het bedrag dat volgens haar door [ geïntimeerden ] in het geding in eerste aanleg niet is betwist, namelijk een bedrag van € 1.484,12. [ geïntimeerden ] hebben daartegenover evenwel aangevoerd dat zij in eerste aanleg reeds hebben betoogd dat Almere Culinair’s conclusies juist zijn ter zake van factuurnummer 20100195 en 20100197, maar niet ter zake van de factuur met nummer 20100201. Die factuur hebben zij niet (zoals Almere Culinair stelt) voor een bedrag van € 4.816,56 erkend, maar voor een bedrag van € 3.332,44 verrekend met vorderingen op Almere Culinair; het restant hebben zij betwist. [ geïntimeerden] hebben daarbij verwezen naar de aantekeningen op de factuur.
3.11 Het hof constateert dat [ geïntimeerden ] in eerste aanleg inderdaad dit betoog hebben gevoerd en dat op de door Almere Culinair overgelegde kopie van de factuur op onderdelen de handgeschreven aantekening “niet akkoord” is geplaatst. Dat betekent dat, waar Almere Culinair nu slechts betaling van niet door [ geïntimeerden ] betwiste facturen vordert en overigens ook geen gronden heeft gesteld op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat zij, ondanks de betwisting, recht heeft op voldoening van het gevorderde bedrag, haar vordering niet voor toewijzing vatbaar is. Grief 3 faalt daarom.
winstderving
3.12 Uitsluitend voor de door Almere Culinair gevorderde winstderving is van belang of Almere Culinair al dan niet met de beëindiging per direct instemde. Nu Almere Culinair stelt dat zij daarmee niet instemde en dat aan [ geïntimeerden ] heeft laten weten, moet de vraag worden beantwoord hoe de gedragingen van Almere Culinair in dat verband moeten worden geduid.
3.13 Vast staat dat Almere Culinair niet heeft belemmerd dat haar twee werknemers die verantwoordelijk waren voor de productie ten behoeve van [ geïntimeerden ], [W] en [S], per 20 september 2010 voor [ geïntimeerden ] zijn gaan werken. Dat enkele feit volstaat echter niet om aan te nemen dat Almere Culinair met onmiddellijke beëindiging heeft ingestemd. Hoewel de samenwerking na vertrek van de werknemers niet op dezelfde voet kon worden voortgezet (het maakte immers dat [ geïntimeerden ]. zelf de productie ter hand kon nemen, terwijl Almere Culinair dat juist niet meer kon), ligt niet in de rede dat Almere Culinair zonder nadere eisen of compensatie ermee zou hebben ingestemd dat de samenwerking per direct zou eindigen. Ook de overige gedragingen van Almere Culinair in de dagen na 20 september 2010 wijzen niet op instemming. Dat Almere Culinair actieve medewerking heeft verleend aan de UWV-melding van de overgang van de twee werknemers is het hof niet gebleken, maar ook als dat anders was, maakt dat nog niet dat Almere Culinair instemde waar zij heeft te kennen gegeven het onverstandig te vinden medewerkers te dwingen bij haar bedrijf te blijven. Verder heeft Almere Culinair - naar onbetwist is gesteld - sloten op het gehuurde gewijzigd, maar uit haar mededelingen aan [ geïntimeerden ] valt af te leiden dat dat niet was bedoeld om [ geïntimeerden ] buiten te sluiten, maar om controle door Almere Culinair op de toegang door [ geïntimeerden ] mogelijk te maken tegen de achtergrond van het incident met het kopiëren van recepten van de computer Almere Culinair. Hetzelfde geldt voor het voor het verbod om (zoals Almere Culinair stelt: zonder haar begeleiding) bepaalde ruimtes in het gehuurde te betreden.
3.14 Hetgeen hiervoor is overwogen brengt met zich dat niet is komen vast te staan dat Almere Culinair op 20 september 2010 (onvoorwaardelijk) instemde met beëindiging met onmiddellijke ingang. [ geïntimeerden ] stellen dat wel, maar die stellingen acht het hof onvoldoende concreet. Daaruit valt namelijk niet duidelijk op te maken wanneer en met welke vertegenwoordiger van Almere Culinair overeenstemming tot beëindiging zou zijn bereikt en wat daarbij de voorwaarden waren. Bij gebreke van voldoende feitelijke stellingen bestaat geen grond [ geïntimeerden ] toe te laten tot de door haar - in algemene termen aangeboden – bewijslevering.
3.15 Daarmee komt het hof toe aan de beoordeling van het subsidiaire standpunt van [ geïntimeerden ] dat eenzijdig is opgezegd om zwaarwegende redenen, dan wel de samenwerkingsovereenkomst is geëindigd nadat (op 20 dan wel 24 september 2010) de bedrijfsruimte niet meer kon worden ingenomen. Het hof overweegt als volgt.
3.16 Een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd als de onderhavige is in beginsel opzegbaar. Bij opzegging zal normaal gesproken een – gelet op alle relevante omstandigheden van het geval – redelijke opzegtermijn in acht dienen te worden genomen. Een opzegging per onmiddellijke ingang zonder volledige schadeloosstelling, zoals jegens Almere Culinair het geval is geweest, levert in beginsel een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst op . Dat kan anders zijn indien zich bijvoorbeeld klemmende omstandigheden voortdoen die meebrengen dat voortzetting van de duurovereenkomst niet van de opzeggende partij gevergd kan worden. Uit het betoog van [ geïntimeerden ] kan niet kan worden afgeleid dat sprake was van dergelijke klemmende omstandigheden. Uit de brief van Almere Culinair aan [ geïntimeerden ] van 24 september 2010, die op dit onderdeel niet door [ geïntimeerden ] is betwist, blijkt slechts dat de medegedeelde grondslag voor beëindiging “ontevredenheid over het product” was. Een dergelijke niet nader geconcretiseerde klacht is onvoldoende klemmend om een onmiddellijke beëindiging zonder schadeloosstelling te rechtvaardigen. Weliswaar heeft de raadsman van [ geïntimeerden ] Almere Culinair bij brief van 13 oktober 2010 een groot aantal fouten verweten die zijn opgenomen in een bijlage bij die brief, maar [ geïntimeerden ] hebben het verweer van Almere Culinair, dat die opmerkingen niet verschilden van de op- en aanmerkingen uit de eerste jaren van hun samenwerking en de term “wanprestatie” niet rechtvaardigen, onvoldoende weersproken.
3.17 Evenmin wordt de beëindiging met onmiddellijke ingang gerechtvaardigd door de omstandigheid dat [ geïntimeerden ] op 20 september 2010 bepaalde faciliteiten, die hun blijkens hetgeen onder 2.15 is vastgesteld ter beschikking waren gesteld met het oog op de samenwerking, werden ontzegd, nu [ geïntimeerden ] reeds te kennen hadden gegeven die samenwerking niet te willen voortzetten of door de – tijdelijke – wijziging van de sloten van het gehuurde door Almere Culinair in verband met de in het vooruitzicht gestelde verhuizing van [ geïntimeerden ] Voormelde omstandigheden hebben ook niet van rechtswege een beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst tot gevolg gehad, zoals [ geïntimeerden ] meest subsidiair bepleiten.
3.18 Almere Culinair vordert geen verklaring voor recht dat de samenwerkingsovereen-komst vanwege onregelmatige opzegging niet is geëindigd, maar schadevergoeding. Aan [ geïntimeerden ] moet worden toegegeven dat het feit dat zij de twee medewerkers van Almere Culinair direct hebben overgenomen, een kostenvermindering aan de zijde van AC impliceert. Dat doet er evenwel niet aan af dat Almere Culinair aanspraak heeft op gederfde winst. Deze aanspraak geldt gedurende de termijn die [ geïntimeerde sub 3 ] bij opzegging in acht hadden behoren te nemen. Het hof acht, gelet op enerzijds de duur van de overeenkomst maar anderzijds de klachten die [ geïntimeerde sub 3 ] de maanden voorafgaande aan de beëindiging hebben bereikt, een opzegtermijn van drie maanden redelijk. Volgens Almere Culinair heeft zij per maand gemiddeld € 1.384,-- rendement gemist. Niet gemotiveerd betwist is dat dit rendement gelijk is aan de door Almere Culinair geleden schade. Dat brengt mee dat Almere Culinair recht heeft op vergoeding van een bedrag van € 4.152,-. Ook dit onderdeel van grief 2 slaagt.
3.19 De gevorderde wettelijke handelsrente zal als niet betwist eveneens worden toegewezen vanaf de datum van de inleidende dagvaarding.
3.20 Met grief 1 in het incidenteel appel richten [ geïntimeerden ] zich tegen de afwijzing door de rechtbank van hun vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure. De grief faalt. Ook in hoger beroep hebben [ geïntimeerden ]. nagelaten voldoende concrete feiten te stellen en te onderbouwen waaruit volgt dat zij inderdaad een klant, namelijk de sjoelcommissie van het Ziekenhuis Amstelveen, hebben verloren en daardoor schade hebben geleden en dat dat Almere Culinair valt te verwijten. Uit de e-mail die zij in dat verband hebben overgelegd (productie 23 bij conclusie van antwoord in conventie) kan niet worden opgemaakt dat de klant is verloren, nu daarin slechts staat vermeld dat ter zake van de catering door [ geïntimeerden ] “op dit moment” “een stapje terug” wordt gedaan. Uit de in hoger beroep als productie 6 door [ geïntimeerden ] overgelegde e-mail van [ M ] blijkt bovendien dat na de verhuizing de zakelijke relatie is voortgezet. Voorts volgt uit beide e-mails niet dat het stapje terug in de relatie het gevolg is geweest van tekortschieten door Almere Culinair. Nu onvoldoende is gesteld ten betoge dat Almere Culinair tekort is geschoten als gevolg waarvan [ geïntimeerden ] een belangrijke klant hebben verloren en schade hebben geleden, is de vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure niet voor toewijzing vatbaar.
3.21 Grief 2 in het incidenteel appel betreft de kosten van beveiliging tijdens de ontmoeting tussen [ geïntimeerden ] en Almere Culinair op 22 september 2010. Dat Almere Culinair onrechtmatig jegens [ geïntimeerden ] had gehandeld c.q. dreigde te gaan handelen, waardoor het inroepen van beveiliging bij een ontmoeting geboden was, acht het hof door hetgeen [ geïntimeerden ] daarover hebben gesteld en naar voren hebben gebracht onvoldoende geadstrueerd. De grief faalt.
3.22 [ geïntimeerden ] zijn derhalve terecht in de kosten van het geding in reconventie veroordeeld. Ook grief 3 faalt.
3.23 De grieven in het principaal appel slagen grotendeels. Het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen zal worden vernietigd. [ geïntimeerden ] zullen als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in eerste aanleg, voor zover in conventie gewezen, en in die van het principaal hoger beroep. De grieven in het incidenteel appel falen. [ geïntimeerden ] zullen in de kosten van het incidenteel appel worden veroordeeld.
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in conventie gewezen
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [ geïntimeerden ] hoofdelijk, des dat één betalende de ander zal zijn bevrijd, aan Almere Culinair te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 3.000,-- en een bedrag van € 4.152,--, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW vanaf 12 november 2010;
wijst af het meer of anders gevorderde;
veroordeelt [ geïntimeerden ] in de proceskosten aan de zijde van Almere Culinair, tot op heden in de procedure in eerste aanleg begroot op € 3.563,89 aan verschotten en € 2.842,-- voor salaris;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
verwerpt het incidenteel hoger beroep;
veroordeelt [ geïntimeerden ] in de kosten van het geding in principaal en incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Almere Culinair begroot op € 1.891,17 aan verschotten en € 1.737,-- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, J.C.W. Rang en W.J. Noordhuizen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2013.