ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3102

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.048.828/01 eindarrest
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door sloopwerkzaamheden aan naastgelegen pand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van Aannemersbedrijf Bakker en de gemeente Haarlemmermeer voor schade aan het pand van appellant, veroorzaakt door sloopwerkzaamheden. De appellant, wiens pand zich enkele meters naast het te slopen object bevond, stelde dat de schade het gevolg was van trillingen door het gebruik van een sloopkogel, het laten vallen van grote stukken puin, en het rijden met kranen. Het hof oordeelde dat de gemeente en de aannemer onrechtmatig hebben gehandeld door onvoldoende maatregelen te nemen om schade aan het pand van appellant te voorkomen. De deskundige L. Visser had in zijn rapport vastgesteld dat de schade aan het pand van appellant € 85.250,-- bedroeg, waarvan een deel autonoom was ontstaan en een deel het gevolg was van de sloopwerkzaamheden. Het hof concludeerde dat de schade voor 50% was veroorzaakt door het gebruik van de sloopkogel, 30% door het laten vallen van grote brokstukken, 15% door het gebruik van een kraan, en 5% door grondontspanning na verwijdering van de kelder. Het hof veroordeelde de gemeente en de aannemer hoofdelijk tot betaling van € 45.575,-- aan appellant, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding. Daarnaast werden ook de kosten van het deskundigenonderzoek toegewezen. Het hof wees de vorderingen van appellant tot verklaring voor recht dat de gemeente en de aannemer aansprakelijk zijn voor toekomstige schade af, omdat de deskundige had geconcludeerd dat er geen verdere schade te verwachten was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de gemeente en aannemers om adequate maatregelen te nemen bij sloopwerkzaamheden, vooral in de nabijheid van andere panden.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.048.828/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 326389/HA ZA 05-2866
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 maart 2013
inzake
[ APPELLANT ],
wonende te [ woonplaats ],
APPELLANT,
tevens voorwaardelijk incidenteel GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. R.B. van Heijningen te Den Haag,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ GEÏNTIMEERDE sub 1 ],
gevestigd te [ plaatsnaam ],
GEÏNTIMEERDE,
tevens voorwaardelijk incidenteel APPELLANTE,
advocaat: mr. R.J.G. Abeln te Amsterdam,
2. het publiekrechtelijke lichaam
DE GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
gevestigd te Hoofddorp,
GEÏNTIMEERDE,
tevens voorwaardelijk incidenteel APPELLANTE,
advocaat: mr. M. Griffiths te Amsterdam.
1. Verder verloop van het geding
Partijen worden hierna wederom [ appellant ], [ geïntimeerde sub 1 ]en de gemeente genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 22 november 2011 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
Ingevolge het tussenarrest heeft L. Visser als deskundige op 27 juli 2012 een deskundigenbericht opgesteld, dat op 30 juli 2012 is ingekomen bij de griffie van het hof.
Bij bevelschrift van 9 oktober 2012 heeft het hof elk van partijen bevolen uiterlijk op 23 oktober 2012 een (additioneel) bedrag van € 2.720,63 te betalen aan de deskundige.
[ appellant ], [ geïntimeerde sub 1 ]en de gemeente hebben elk een memorie na deskundigenbericht genomen; [ appellant ] heeft daarbij nog bewijsstukken in het geding gebracht.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.
2. Verdere beoordeling
2.1. In het tussenarrest van 22 november 2011 is L. Visser benoemd tot deskundige om de in het tussenarrest sub 2.4 genoemde vragen te beantwoorden.
2.2. In het deskundigenbericht heeft Visser de hierna weer te geven vragen als volgt beantwoord.
“ 6: OORZAAK
Volgens mij is aan het pand van [ appellant ] schade ontstaan als gevolg van:
1. Trillingen opgewekt door het gebruik van de sloopkogel;
2. Trillingen opgewekt door het van grote hoogte laten vallen van grote stukken puin;
3. Trillingen opgewekt door het rijden met kranen die voor het slopen waren ingezet;
4. Ontspanning van de bodem na verwijdering van de kelder.
Ik acht de onder punt 1 genoemde invloed het grootst en de onder punt 4 genoemde invloed het kleinst. […]
7. DE MIJ VOORGELEGDE VRAGEN
[…]
4. Kunt u de huidige (bouwkundige) staat van het huis beschrijven?
[…] Ten tijde van de inspectie constateerde ik relatief veel gebreken maar ondanks deze gebreken verkeert het pand nog steeds in een acceptabele staat. In de vloeren zijn geen grote niveauverschillen te constateren die ik aan de sloopwerkzaamheden zou kunnen relateren. De meeste scheuren in het dragende metselwerk hebben een verticaal verloop. Dat brengt met zich mee dat de belasting uit de bovenbouw van het pand vrijwel overal op dezelfde wijze aan de fundering wordt overgedragen als kort na de bouw van de woning. […]
5. Kunt u de thans bestaande scheuren, zettingen en andere beschadigingen beschrijven? Wanneer zijn deze ontstaan? Is er een relatie tussen de sloopwerkzaamheden en het ontstaan van de beschadigingen? Hebben deze beschadigingen er toe bijgedragen dat de bouwkundige staat van het huis is verminderd?
[…beantwoord in een tabel - opm. hof]
6. Is het ontstaan van scheuren, zettingen en andere beschadigingen in een eindfase gekomen, of zullen nog nieuwe beschadigingen optreden of is aannemelijk dat dit zal gebeuren?
[…]Ja, de eindfase is inmiddels bereikt. […] Volgens mij is de periode waarin scheuren en zettingen en andere schades ontstaan al enige jaren voorbij.
7. Is er een relatie tussen de sloopwerkzaamheden en de huidige staat van het huis? Zo ja, wat is de aard van die relatie? Als er een oorzakelijk verband is tussen de sloop en de huidige staat van het huis of andere schade, kunt u dat verband nader beschrijven?
[…] Ten dele. Mijns inziens is een deel van de in het pand ontstane scheefstand en scheurvorming te wijten aan autonome zetting. Een deel van de geconstateerde scheefstand en scheurvorming lijkt het gevolg te zijn van naast de woning in opdracht van de gemeente uitgevoerde werkzaamheden.
8. De tuin van [ appellant ] ligt lager dan het terrein van het oude raadhuis. Zijn ten gevolge van de sloopwerkzaamheden de standen van het oppervlakte- en grondwater veranderd?
[…] Nee, niet noemenswaardig.[…]
9.A. Is er sinds de sloop van het oude raadhuis een grotere toevoer van oppervlakte- of regenwater naar het terrein van [ appellant ]? Is sinds dat moment de wateropnemende en afvloeiende capaciteit van dat perceel verminderd door de sloop? Zo ja, wat zijn daarvan de gevolgen voor de tuin en het huis van [ appellant ]? Wordt de fundering van het huis aangetast door de wijziging van het grond- en oppervlaktewater?
[…] Ja, de invloed is echter te verwaarlozen. […] Ik begreep dat inmiddels drainering is aangebracht en dat er thans geen sprake meer is van toevoer van regenwater van het hoger gelegen terrein van de “buren” naar het terrein van [ appellant ]. Wat betreft [ appellant ] behoef ik aan het onderwerp “toestromend regenwater naar de tuin”geen aandacht te besteden. Ik acht het onaannemelijk dat de fundering van het huis van [ appellant ] door de wijziging van het grond- en oppervlaktewater (als daar al sprake van is) aangetast zou kunnen worden. […]
D. Is na 2 februari 2000 het regime (frequentie van voorkomen) van water overlast situatie op het perceel [ H ]veranderd dan wel toegenomen en zo ja, in welke mate?
[…] Ja. Afgaand op van [ appellant ] ontvangen informatie was er voor de sloopwerkzaamheden geen sprake van wateroverlast. Nadat het pand gesloopt was, kwam dat wel voor. Met welke frequentie is mij niet duidelijk geworden. […] Sinds in het terrein van [ H ]een drainage is opgenomen is nog geen sprake geweest van wateroverlast op het terrein van [ appellant ]. […]
10. Als er gevolgen zijn voor het huis en/of de tuin van [ appellant ] door de grotere aanvoer van oppervlakte- of grondwater, hoe groot is de schade? Hoe kan die schade worden hersteld? Wat zijn daarvan de kosten?
[…] Voordat er in het terrein van [ H ] een voorziening was getroffen voor het opvangen van regenwater heeft de tuin enkele malen blank gestaan en dat zal aan de begroeiing enige schade veroorzaakt kunnen hebben.
[…]
B. Wat zouden de kosten zijn geweest als [ appellant ] zelf maatregelen zou hebben getroffen om de waterlast te beperken (bijvoorbeeld door het aanleggen van een drain)?
[…] [ appellant ] zou een aarden wal hebben kunen storten of een ontwateringsgreppel hebben kunnen (laten) graven langs het terrein van [ H ]. Daarvoor zouden struiken verplaatst moeten worden. Die kosten schatten wij op € 5.000,--.
C. Wat zouden de kosten zijn geweest als de gemeente zelf maatregelen zou hebben getroffen om de wateroverlast te beperken (bijvoorbeeld door het aanleggen van een drain)?
[…] De gemeente heeft inmiddels een drainage aangelegd. Ik heb niet nagevraagd hoeveel de aanlegkosten bedroegen maar ik schat dat dat circa € 10.000,00 is geweest.
11. In hoeverre kan de schade worden hersteld, zonder dat blijvend plekken of andere beschadigingen zichtbaar blijven? Zijn de gerepareerde beschadigingen daarna volledig hersteld of valt te verwachten dat in de toekomst opnieuw scheuren, zettingen of andere beschadigingen ontstaan? Kortom, is volledig herstel mogelijk? Hoe moet in dat geval herstel plaatsvinden? Ervan uitgaande dat volledig herstel mogelijk is, wat zijn de kosten daarvan, waarbij aangebrachte verbeteringen buiten beschouwing dienen te blijven?
[…] De kosten hiervan, als ik geen rekening houdt met het causale verband, noch met verbetering na herstel zullen rond de € 86.000,00 bedragen.
12. Voor zover volledig herstel niet mogelijk is, wat zijn de minimale ingrepen om verdere achteruitgang van het pand te voorkomen? Hoe moet in dat geval herstel plaatsvinden? Wat zijn daarvan de kosten? Wat is de waardedaling van het pand ten gevolge van de (achter)blijvende beschadigingen? Is extra onderhoud hiervoor noodzakelijk en wat zijn daarvan de kosten?
[…] Met uitzondering van mogelijk enige plaatselijke toename in scheefstand is de schade goed te herstellen. Het herstel brengt geen extra onderhoud met zich mee. De beoordeling van de waardedaling door mogelijk enige lokale toename scheefstand valt buiten de expertise van ondergetekende. Ik schat overigens dat als herstel door goede vaklieden wordt uitgevoerd deze waardedaling gering tot nihil zal zijn.
13. Als nieuwe beschadigingen zullen optreden, of als dat valt te verwachten, wat zijn de kosten van herstel of welke kosten moeten gereserveerd worden?
[…] Als gevolg van de 12 jaar geleden uitgevoerde sloopwerkzaamheden verwacht ik niet dat er nog nieuwe beschadigingen zullen ontstaan.
[…]
15.A. Welke materialen zijn bij de sloopwerkzaamheden ingezet?
[…] Afgaande op door [ appellant ] gemaakte foto’s ten tijde van de sloopactiviteiten zijn er twee hydraulische kranen ingezet […]. Daarnaast werd gedurende een korte periode gebruik gemaakt van een sloopkogel.
B. Wat is uw oordeel over het gebruikte materiaal en de gebruikte methode bij de sloopwerkzaamheden?
[…] Dat voor een betrekkelijk stevig geconstrueerd gebouw, zoals het voormalig bijgebouw bij het oude raadhuis is te omschrijven, hydraulische kranen werden ingezet acht ik vanzelfsprekend. Gelet op het feit dat op korte afstand gewerkt diende te worden van het pand van [ appellant ] (en van het historische oude raadhuis) had volgens mij subtieler gesloopt moeten worden dan nu is gedaan. Bovendien had men door middel van trillingsmeters onder andere op het pand van [ appellant ] de trillingen continu moeten monitoren. Op het pand van [ appellant ] hadden hoogteboutjes geplaatst moeten worden die voorafgaand en na de uitvoering van het werk ingemeten hadden kunnen worden. Men had voor dit werk geen sloopkogel moeten inzetten.
c. Waren er alternatieve methoden? Zo ja, welke?
[…] Het moet mogelijk geweest zijn om door middel van goed “knabbelen” met hydraulisch gereedschap op kranen te komen tot kleinere puinrestanten. Als die naar beneden vallen levert dat geen schokgolven van betekenis op. Met de huidig beschikbare sloopapparatuur kan er bijna trillingsvrij gesloopt worden.
d. Zouden die tot andere gevolgen hebben geleid?
[…] De sloopkosten zouden wat hoger geweest zijn en de schade zou veel minder tot nihil geweest zijn.
16. Op welke kosten taxeert u de overlast voor [ appellant ] ten gevolge van de werkzaamheden en (in de toekomst) in verband met de herstelwerkzaamheden?
[…beantwoord in een tabel - opm. hof]
Met de kosten die ontstaan tijdens de uitvoering (zoals bijvoorbeeld uit-/inruimen, schoonmaken e.d.) heb ik in het bovenvermelde overzicht rekening gehouden.
[…]
19. Kunt u gemotiveerd aangeven of het voor beantwoording van de aan u gestelde vragen verschil uitmaakt of de sloopkogel vóór of na de opname van Monsjou is gebruikt? Zo ja, in welk opzicht?
[…] Ondanks dat PRC meer gebreken beschrijft dan Van Monsjou & Partners, kon ik bij de beantwoording van de mij voorgelegde vragen niet met enige zekerheid uitgaan van het (de) moment(en) waarop de sloopkogel gebruikt werd.
[…]
8. REACTIES OP HET CONCEPTRAPPORT EN MIJN COMMENTAAR DAAROP
[…]
8.2 Op- en aanmerkingen van de gemeente/Van der Veen op het concept-rapport.
[…]
Blz 1, 2e 3n 3e alinea
In mijn rapport ben ik ervan uitgegaan dat de sloopkogel gebruikt is na de inspectie van Van Monsjou & Partners. […] [h]et is niet uitgesloten dat de sloopkogel benut werd voor de inspectie van Van Monsjou & Partners. Afgaande op foto 5 moet dan de sloopkogel gebruikt zijn voor het slopen van andere bouwdelen dan de kelderwanden. […]
geen sloopkogel gebruikt op 8-3-2000 […] exclusief autonome schade € 33.611,56
wel sloopkogel gebruikt op 8-3-2000 […] exclusief autonome schade € 45.575,00
De schadehoogte is bepaald op basis van onze inspectie, de bevindingen van Van Monsjou & Partners en die van PRC. Afgaande op de rapportgage van PRC lijkt mij de onderste berekening (gebaseerd op het uitgangspunt dat de sloopkogel op het moment van de inspectie van Van Monsjou & Partners voor het slopen van de kelder nog niet gebruikt was) de meest aannemelijke. Als de sloopkogel voor 8 maart 2000 daadwerkelijk gebruikt werd voor het slopen van de begane grondvloer of gevels dan zal het effect daarvan wat minder geweest zijn dan voor het slopen van de kelderwanden. Hoeveel minder is niet of nauwelijks te bepalen. […]”
2.3. Volgens [ appellant ] is het deskundigenbericht, behoudens voor zover causaal verband tussen schade en sloopwerkzaamheden wordt vastgesteld, niet bruikbaar omdat de deskundige - samengevat - geen onderzoek heeft gedaan naar de wijziging in de draagkracht van de grond onder het pand en de gevolgen die dat voor de fundering heeft. Het hof gaat aan dat betoog voorbij. Visser is immers ook niet gevraagd om dat onderzoek uit te voeren. [ appellant ] heeft, ondanks daartoe in het tussenarrest van 10 mei 2011 in de gelegenheid te zijn gesteld, in zijn akte uitlaten na tussenarrest niet verzocht om dit onderzoek door de deskundige te doen verrichten. Thans is geen plaats meer voor een dergelijk onderzoek.
2.4. Uit het deskundigenbericht concludeert het hof dat de totale schade aan het pand van [ appellant ] € 85.250,-- bedraagt. Deze schade is ten dele autonoom ontstaan, dus zonder dat causaal verband met de sloopwerkzaamheden bestaat, en is ten dele gevolg van de sloopwerkzaamheden. Deze hadden volgens Visser ‘subtieler’ moeten plaatsvinden: gelet op de nabijheid van het huis van [ appellant ] hadden de trillingen continu gemonitord moeten worden, hadden hoogteboutjes op het pand van [ appellant ] geplaatst moeten worden die na uitvoering van het werk ingemeten hadden moeten worden. Verder had voor dit werk geen sloopkogel moeten worden ingezet. De schade die gevolg is van de sloopwerkzaamheden is voor 50% veroorzaakt door gebruik van de sloopkogel, voor 30% door het laten vallen van grote brokstukken, voor 15% door het gebruik van een kraan en voor 5 % door grondontspanning na verwijdering van de kelder (tabel antwoord op vraag 16).
2.5. Het hof neemt deze bevindingen over en maakt deze tot de zijne. Het hof concludeert dat door te slopen op de wijze zoals door de deskundige Visser is omschreven, en niet de door die deskundige aangegeven maatregelen te treffen, [ geïntimeerde sub 1 ]onrechtmatig jegens [ appellant ] heeft gehandeld. Het causaal verband tussen onrechtmatig handelen en schade is eveneens komen vast te staan.
2.6. Gelet op de aard van de sloopwerkzaamheden en de nabijheid van het pand van [ appellant ] (gelegen enkele meters naast het te slopen object) had het op de weg van de gemeente gelegen om, ter voorkoming van schade aan het pand van [ appellant ], met Bakker specifieke afspraken te maken over de wijze van slopen, c.q. de mate waarin gesloopt zou worden, en een bouwkundige opname te (doen) verrichten van de toestand van het pand van [ appellant ]. De gemeente heeft evenwel pas nadat [ appellant ] over het slopen heeft geklaagd, dergelijke afspraken met Bakker gemaakt (namelijk dat de sloopkogel niet meer zou worden gebruikt) en een bouwkundige opname van het pand van [ appellant ] gelast. Dat is te laat. Ook de gemeente heeft mitsdien onrechtmatig tegenover [ appellant ] gehandeld. Aan het verweer van de gemeente dat de schade onder de gegeven omstandigheden niet voorzienbaar was, wordt als onvoldoende concreet en niet onderbouwd voorbijgegaan. Nu vast is komen te staan dat door het slopen door [ geïntimeerde sub 1 ]schade aan het pand van [ appellant ] is ontstaan, is de gemeente eveneens aansprakelijk voor die schade.
2.7. Voor wat betreft de omvang van de schade die door de sloop is veroorzaakt is het moment van inzet van de sloopkogel van belang. Over dat aspect zijn partijen verdeeld. Volgens de gemeente is de sloopkogel op 6 maart 2000 gebruikt, heeft [ appellant ] toen daarover geklaagd en is dezelfde dag met Bakker afgesproken dat de sloopkogel niet meer gebruikt zou worden, hetgeen ook niet meer is gebeurd. Tevens is op 6 maart 2000 afgesproken dat een bouwkundige een opname zou doen van het pand van [ appellant ]; die is op 8 maart 2000 door Van Monsjou & Partners uitgevoerd. Volgens [ appellant ] is (pas) na de opname door Van Monsjou & Partners op 8 maart 2000 de sloopkogel gebruikt, namelijk bij het slopen van de muren van de kelder. Het gebruik van de sloopkogel heeft Bakker toen pas willen staken nadat de opzichter van de gemeente, die op verzoek van [ appellant ] was langsgekomen, dat verbood. [ geïntimeerde sub 1 ]heeft (bij monde van haar advocaat) tijdens de comparitie van partijen op 15 februari 2007 te kennen gegeven dat de sloopkogel eenmaal is gebruikt, maar de exacte datum niet bekend was.
2.8. Uit het deskundigenbericht (tabel blz 32) moet worden afgeleid dat indien op het moment van inspectie door Van Monsjou & Partners op 8 maart 2000 er nog geen sloopkogel was gebruikt, de schade als gevolg van het slopen € 33.611,56 bedraagt; als op 8 maart 2000 wel een sloopkogel gebruikt is bedraagt de schade volgens hem € 45.575,--. Voor het geval de sloopkogel al wel op 8 maart 2000 was gebruikt maar niet voor de kelderwanden geeft de deskundige geen schadebedrag maar overweegt hij “Als de sloopkogel voor 8 maart 2000 daadwerkelijk gebruikt werd voor het slopen van de begane grondvloer of gevels dan zal het effect daarvan wat minder geweest zijn dan voor het slopen van de kelderwanden. Hoeveel minder is niet of nauwelijks te bepalen.” De deskundige schrijft tevens dat de “onderste berekening” (zijnde de berekening die sluit op het bedrag van € 45.575,00) de meest aannemelijke lijkt. Uit dit een en ander leidt het hof af, dat in het door de gemeente geschetste scenario de omvang van de schade gelijk te stellen is aan hogere bedrag, dus € 45.575,-- betreft. Van een misverstand in het deskundigenbericht, zoals de gemeente en [ geïntimeerde sub 1 ]aanvoeren, is geen sprake.
2.9. Het hof zal Bakker Aannemerijbedrijf en de gemeente hoofdelijk tot betaling van € 45.575,-- veroordelen. De afzonderlijk door [ appellant ] gevorderde bedragen vanwege reeds verrichte reparaties en het waterdicht maken van kelderwanden worden geacht in dit bedrag te zijn begrepen. Nu het hof de omvang van de schade kan vaststellen is verwijzing naar de schadestaatprocedure niet meer nodig. [ appellant ]’s vordering tot verklaring voor recht dat [ geïntimeerde sub 1 ]en de gemeente aansprakelijk zijn voor die schade zal het hof daarom, bij gebrek aan zelfstandig belang, afwijzen. De gevorderde wettelijke rente zal niet, zoals gevorderd, vanaf 1 april 2000 doch vanaf de dag der inleidende dagvaarding, namelijk 27 september 2005, worden toegewezen.
2.10. Het hof zal ook [ appellant ]’s vordering tot verklaring voor recht dat [ geïntimeerde sub 1 ]en de gemeente aansprakelijk zijn voor in de toekomst nog te ontstane schade aan het pand van [ appellant ] afwijzen. Volgens de deskundige is een eindsituatie bereikt. [ appellant ] heeft daartegenover niets aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat hij belang heeft bij toewijzing van die vordering omdat nog verdere schade te verwachten zou zijn.
2.11. [ appellant ] heeft ook verklaring voor recht gevorderd dat [ geïntimeerde sub 1 ]en de gemeente aansprakelijk zijn voor reeds ontstane en in de toekomst nog te ontstane schade aan zijn tuin, maar ook die vordering zal het hof afwijzen. Uit het deskundigenbericht blijkt dat [ appellant ] de deskundige heeft laten weten dat hij geen aandacht hoeft te besteden aan het onderwerp “toestromend regenwater naar de tuin”, terwijl sinds de gemeente een drainage heeft aangelegd er geen sprake meer is van toestromend water. Ook in zijn memorie na deskundigenbericht heeft [ appellant ] niets aangevoerd waaruit het hof kan afleiden dat hij nog belang heeft bij toewijzing van deze vordering.
2.12. De door [ appellant ] gevorderde kosten voor onderzoek door PRC Bouwcentrum ad € 3.644,97 zullen worden toegewezen, nu het hof die kosten redelijk acht, het deskundigenbericht mede op dit onderzoek is gebaseerd en deze kosten mitsdien dienstig zijn geweest voor het vaststellen van de omvang van de schade. Nu [ appellant ] grotendeels in het gelijk zal worden gesteld, komen ook de gevorderde kosten van het voorlopig deskundigenonderzoek ad. € 7.437,50 voor vergoeding in aanmerking. Bakker Aannemerijbedrijf en de Gemeente zullen eveneens in de kosten van het deskundigenbericht in hoger beroep worden veroordeeld.
2.13. De door [ appellant ] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die door Bakker Aannemerijbedrijf en de gemeente zijn betwist, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Niet is gebleken dat deze betrekking hebben op het verkrijgen van een vergoeding buiten rechte dan wel andere kosten betreft dan die waarvoor een proceskostenveroordeling vergoeding beoogt te behelzen.
2.14. Aan [ appellant ]’s bewijsaanbod in hoger beroep zal het hof als te vaag voorbijgaan.
2.15. De slotsom luidt dat de grieven in principaal appel gedeeltelijk slagen en voor het overige geen bespreking behoeven. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. [ geïntimeerde sub 1 ]en de gemeente zullen, als de in het ongelijk te stellen partijen, in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep (waaronder de kosten van het deskundigenbericht) worden veroordeeld. Het voorwaardelijk incidenteel appel van [ geïntimeerde sub 1 ]en de gemeente faalt. Nu zij dit appel zekerheidshalve hebben ingesteld, zonder een wijziging van het dictum van het bestreden vonnis te beogen, zal geen kostenveroordeling volgen.
3. Beslissing
Het hof:
rechtdoende in principaal en voorwaardelijk incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Aannemersbedrijf Bakker en de gemeente hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [ appellant ] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van
- € 45.575,--, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 27 september 2005;
- € 3.644,97 vanwege kosten PRC;
- € 7.437,50 vanwege kosten voorlopig deskundigenonderzoek;
veroordeelt Aannemersbedrijf Bakker en de gemeente hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [ appellant ] begroot op € 1.415,60 aan verschotten en € 1.788,00 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 7.454,94 aan verschotten (waarin is begrepen een bedrag van € 5.553,96 aan deskundigenkosten) en € 6.524,00 voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, C.C. Meijer en G.C.C. Lewin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2013.