ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3447

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.100.623/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Authenticiteit van processen-verbaal van gerechtsdeurwaarder in tuchtprocedure

In deze zaak gaat het om een klacht van klager A. tegen gerechtsdeurwaarder [gerechtsdeurwaarder] over de authenticiteit van twee processen-verbaal van constatering, opgemaakt op 7 en 8 juli 2010. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder niet tweemaal op dezelfde plaats is geweest en dat de foto’s die aan de processen-verbaal zijn gehecht, identiek zijn. Het hof heeft in een tussenuitspraak de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat de processen-verbaal authentiek zijn. In de einduitspraak oordeelt het hof dat de gerechtsdeurwaarder hierin niet is geslaagd. Het hof benadrukt dat een proces-verbaal van constatering, dat op ambtseed is opgemaakt, als bewijs dient in civiele procedures en dat de gerechtsdeurwaarder uiterste zorgvuldigheid moet betrachten. Het hof concludeert dat de gerechtsdeurwaarder het vertrouwen dat in hem gesteld wordt, ernstig heeft beschaamd. Daarom wordt de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken opgelegd. De klacht van klager wordt gegrond verklaard voor wat betreft de authenticiteit van de processen-verbaal, maar ongegrond voor de overige klachtonderdelen.

Uitspraak

beslissing
_______________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.100.623/01 GDW
zaaknummer kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 680.2011
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 14 mei 2013
inzake:
[klager A.],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
APPELLANT,
gemachtigde: [A.P.],
t e g e n
[gerechtsdeurwaarder],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het verdere geding in hoger beroep
1.1. Bij tussenbeslissing van 18 september 2012, waarnaar het hof verwijst voor het verloop van het geding tot die dag, heeft het hof de behandeling pro forma aangehouden en de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld nadere stukken over te leggen.
1.2. De gerechtsdeurwaarder heeft een brief met productie aan het hof toegezonden, ter griffie van het hof ontvangen op 8 november 2012.
1.3. Van de zijde van klager is op 5 december 2012 een brief met producties ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De mondelinge behandeling is voortgezet op 14 maart 2013. Klager, de gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigde aan de hand van een pleitnotitie.
2. Beoordeling
2.1. Zoals is overwogen in de beslissing van 18 september 2012 heeft het hof geconstateerd dat de aan de processen-verbaal van 7 en 8 juli 2010 gehechte fotobladen, gelet op de afbeeldingen op de foto’s, maar in het bijzonder de handgeschreven nummering op de foto’s en de daaronder geplaatste handtekeningen van de gerechtsdeurwaarder, op het eerste oog identiek zijn. Het hof heeft daarom de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld aannemelijk te maken dat de beide processen-verbaal authentiek zijn en dat de foto’s derhalve op beide dagen afzonderlijk zijn genomen. Het hof heeft daarbij de gerechtsdeurwaarder voorgehouden dat hij bijvoorbeeld de originele processen-verbaal met foto’s (opgevraagd bij de advocaat van zijn opdrachtgever) of de digitale bestanden van de door hem gemaakte foto’s zou kunnen deponeren bij het hof.
2.2. De gerechtsdeurwaarder heeft zowel in zijn brief van 8 november 2012 als ter zitting van 14 maart 2013 verklaard dat het voor hem feitelijk onmogelijk is de originele processen-verbaal te produceren. De advocaat van zijn opdrachtgever is niet meer in het bezit van deze originele stukken; de advocaat heeft verklaard dat de processen-verbaal in het ongerede geraakt. De gerechtsdeurwaarder verwijst hiervoor naar de bij zijn brief van 8 november 2012 overgelegde e-mailcorrespondentie. De digitale bestanden van de foto’s heeft de gerechtsdeurwaarder, nadat de processen-verbaal waren opgemaakt en afgegeven aan de opdrachtgever, vernietigd. De gerechtsdeurwaarder stelt geen andere mogelijkheden te zien om zijn standpunt aannemelijk te maken.
2.3. Gelet op het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de gerechtdeurwaarder er niet in is geslaagd aannemelijk te maken hij zowel op 7 als op 8 juli 2010 foto’s heeft genomen van de putruimte, waardoor het ervoor moet worden gehouden dat beide processen-verbaal niet authentiek zijn. Dat de foto’s in het ongerede zijn geraakt bij de advocaat van zijn opdrachtgever komt, gelet op zijn eigen verantwoordelijkheid in deze, voor risico van de gerechtsdeurwaarder. De klacht dient daarom op dit onderdeel gegrond te worden verklaard.
2.4. Ten aanzien van hetgeen klager nog naar voren heeft gebracht over het proces-verbaal van 7 september 2010 overweegt het hof als volgt.
Voor zover klager zich erover beklaagt dat het proces-verbaal niet voorzien is van een datumstempel, er over het in rekening gebrachte bedrag van € 150,- geen omzetbelasting is berekend en de aangehechte foto’s niet zijn voorzien van een datum en in zwart-wit zijn, verwijst het hof naar rechtsoverwegingen 6.2, 6.3, 6.4 van zijn beslissing van 18 september 2012. Ook hetgeen klager voor het overige heeft gesteld is naar het oordeel van het hof onvoldoende om aan te nemen dat het proces-verbaal van 7 september 2010 niet authentiek is. Het betoog van klager dat de advocaat van zijn wederpartij kleurenfoto’s in plaats van de aan het proces-verbaal gehechte zwart-wit foto’s het geding heeft gebracht kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. De klacht ten aanzien van het proces-verbaal van 7 september 2010 dient daarom ongegrond te worden verklaard.
2.5. Ten aanzien van het onder 2.3. gegrond verklaarde deel van de klacht acht het hof termen aanwezig om tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.
2.6. Het hof rekent het de gerechtsdeurwaarder zwaar aan dat hij een niet authentiek proces-verbaal heeft opgemaakt. Het proces-verbaal van constatering dient in civiele procedures immers als middel van bewijs en omdat het op ambtseed is opgemaakt wordt in het algemeen aangenomen dat hetgeen de gerechtsdeurwaarder in dat proces-verbaal vaststelt een waarheidsgetrouw beeld geeft van de werkelijkheid op dat moment. Bij het opmaken daarvan mag van de gerechtsdeurwaarder uiterste zorgvuldigheid worden gevergd. Door zijn handelen heeft de gerechtsdeurwaarder het in hem te stellen vertrouwen ernstig beschaamd. Gelet hierop acht het hof de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken passend en geboden.
2.7. Aan het verzoek van klager om de processen-verbaal van 7 en 8 juli 2010 te vernietigen zal het hof voorbij gaan, nu artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet hier niet in voorziet.
2.8. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
2.9. Nu het hof tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
3. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer;
- verklaart de klacht gegrond voor zover deze betrekking heeft op de authenticiteit van de processen-verbaal van 7 en 8 juli 2010;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van twee weken, ingaande dinsdag 21 mei 2013 te 0.00 uur.
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 14 mei 2013 door de rolraadsheer.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Tussenbeslissing van 18 september 2012 in de zaak van:
[klager A.],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
APPELLANT,
gemachtigde: [A.P.],
t e g e n
[gerechtsdeurwaarder],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 18 januari 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 20 december 2011. Bij die beslissing heeft de kamer het verzet tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 13 september 2011 gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en de door klager tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, ingediende klacht op alle onderdelen ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 14 maart 2012 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 juni 2012.
Klager, zijn gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Zij hebben allen het woord gevoerd; de gemachtigde van klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Op 7 en 8 juli 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder ten behoeve van zijn opdrachtgever een proces-verbaal van constatering opgemaakt over de situatie van een putruimte aan het adres [L].
4. Het standpunt van klager
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat de inhoud van beide door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte processen-verbaal van constatering niet correct is. Zijn klacht valt in de volgende onderdelen uiteen:
1. De beide processen-verbaal zijn niet voorzien van een datumstempel;
2. Over het voor de processen-verbaal in rekening gebrachte bedrag van € 150,- is geen omzetbelasting berekend;
3. De aan de processen-verbaal gehechte foto’s zijn niet voorzien van een datum en zijn in zwart-wit;
4. De beide processen-verbaal zijn niet authentiek.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd de klacht van klager weersproken.
6. De beoordeling
6.1. Allereerst wordt vastgesteld dat [A], de broer van klager, zelf geen rechtstreeks belang heeft in deze tuchtprocedure. Voor zover de klacht door hem, [A], zou zijn ingediend, zou hij daarin niet-ontvankelijk zijn. Ter zitting heeft hij echter verklaard als gemachtigde van zijn broer [A.P.] op te treden. Het hof beschouwt [A.P.] wel als rechtstreeks belanghebbende. Deze is in zijn klacht dan ook ontvankelijk. Hiermee is in de aanhef van de beslissing reeds rekening gehouden.
6.2. Het hof stelt, evenals de kamer, voorop dat het opmaken van een proces-verbaal van constatering geen ambtshandeling is in de zin van artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). Artikel 2 Gdw bevat een limitatieve opsomming van taken waarmee een gerechtsdeurwaarder bij of krachtens de wet belast is. Hieronder valt niet het opmaken van een proces-verbaal van constatering; deze handeling wordt op grond van artikel 20 lid 1 onder e Gdw aangemerkt als een toegestane nevenwerkzaamheid.
De gerechtsdeurwaarder dient weliswaar deze nevenwerkzaamheden in goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt te verrichten, maar het staat de gerechtsdeurwaarder vrij hieraan zijn eigen invulling te geven.
6.3. Naar het oordeel van het hof heeft de gerechtsdeurwaarder, waar het betreft de klachtonderdelen 1, 2 en 3, niet onjuist gehandeld. Voor het opmaken van een proces-verbaal van constatering gelden geen wettelijke vormvoorschriften. De omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder in plaats van kleurenkopieën, zwart/wit kopieën van de foto’s aan de processen-verbaal heeft gehecht en hij de foto’s niet gedateerd heeft, is daarom niet tuchtrechtelijk laakbaar.
Ook verwerpt het hof de klacht dat beide processen-verbaal niet zijn voorzien van een datumstempel, dan wel, zoals klager in hoger beroep heeft betoogd, dat op het proces-verbaal van 8 juli 2010 wel en op het proces-verbaal van 7 juli 2010 geen stempel staat. In beide processen-verbaal staan immers overeenkomstig artikel 45 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de aanhef de datum en het tijdstip van constatering vermeld.
Voor zover klager met zijn klacht beoogt te stellen dat op een proces-verbaal de datum gestempeld dient te worden in plaats van getypt, mist die klacht doel, nu de wet geen bepaling kent op grond waarvan dat zou zijn vereist. Op grond van het voorgaande dienen de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond te worden verklaard.
6.4. In de relatie tot zijn opdrachtgever staat het een gerechtsdeurwaarder vrij voor het opmaken van een proces-verbaal van constatering met die opdrachtgever een tarief overeen te komen. Het op het proces-verbaal vermelde bedrag is ook niet aan klager in rekening gebracht. Klachtonderdeel 2 is daarom ongegrond, omdat klager door de wijze van vermelding niet in zijn belangen is geschaad en niet is gebleken dat aan de opdrachtgever geen omzetbelasting in rekening is gebracht.
6.5. Ten aanzien van de klacht betreffende de authenticiteit van de processen-verbaal van 7 en 8 juli 2010 oordeelt het hof als volgt. Zoals ter zitting in hoger beroep reeds is kenbaar gemaakt, heeft het hof moeten constateren dat de aan de beide processen-verbaal gehechte fotobladen, gelet op de afbeeldingen op de foto’s, maar met name de handgeschreven nummering op de foto’s en de daaronder geplaatste handtekeningen van de gerechtsdeurwaarder, op het eerste oog identiek zijn. Alvorens over de gegrondheid van dit laatste klachtonderdeel een beslissing te nemen zal het hof de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid stellen, aannemelijk te maken dat beide processen-verbaal authentiek zijn en dat de foto’s derhalve op beide dagen afzonderlijk zijn genomen. Het hof houdt de gerechtsdeurwaarder voor dat hij bijvoorbeeld de originele processen-verbaal met foto’s (opgevraagd bij de advocaat van zijn opdrachtgever) of de digitale bestanden van de door hem gemaakte foto’s zou kunnen deponeren bij het hof. De gerechtsdeurwaarder dient de stukken uiterlijk
20 november 2012 te hebben overgelegd.
6.6. In verband hiermee wordt de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 20 november 2012. Na ommekomst van deze datum zal het hof beslissen op welke wijze klager in de gelegenheid kan worden gesteld van het geproduceerde bewijsmateriaal kennis te nemen.
6.7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. De beslissing
Het hof:
- heropent de behandeling van de zaak en schorst het onderzoek onmiddellijk;
- bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder, gelet op het onder 6.5. overwogene, tot
20 november 2012 in de gelegenheid zal worden gesteld nadere stukken over te leggen;
- bepaalt dat de behandeling van de zaak tot 20 november 2012 pro forma zal worden aangehouden en dat na ommekomst van deze datum het hof zal beslissen op welke wijze klager in de gelegenheid kan worden gesteld van het geproduceerde bewijsmateriaal kennis te nemen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 september 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 20 december 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 september 2011 met zaaknummers 229 en 365. 2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 680.2011 ingediend door:
[A.],
klager,
tegen:
1. [gerechtsdeurwaarder 1],
2. [gerechtsdeurwaarder 2]
respectievelijk gerechtsdeurwaarder en kandidaat-gerechtsdeurwaarder,
beklaagden.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brieven van 5, 7 en 11 april 2011 heeft klager klachten ingediend, welke staan geregistreerd onder zaaknummer 229.2011.
Bij brief van 31 mei 2011 heeft klager een vrijwel gelijkluidende klacht ingediend. Deze is geregistreerd onder zaaknummer 365.2011.
Bij brieven van 19 april 2011, 11 mei 2011 en 14 juni 2011 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft beide zaken gevoegd en bij beslissing van 13 september 2011 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.
Bij brief van 19 september 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.
Bij brief van 26 september 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 november 2011 waar klager en gerechtsdeurwaarder sub 1 zijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 20 december 2011.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De inleidende klacht
In de inleidende klacht beklaagt klager zich erover dat er twijfels bestaan over de authenticiteit van de in een kort geding ingebrachte processen-verbaal, het voor de processen-verbaal in rekening gebrachte bedrag van € 150,- en hij verzoekt om een kleurenkopie van de bijbehorende foto’s. Voorts beklaagt hij zich over het ontbreken van een datumstempel en over het feit dat geen BTW zou zijn berekend.
4. De beslissing van de voorzitter
4.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarders beiden gemotiveerd verweer hebben gevoerd en de voor deze zaak relevante stukken overgelegd. Hieruit kan niet worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarders fouten hebben gemaakt. Uit de (bijlagen bij de) verweerschriften blijkt dat beide processen-verbaal, zoals vereist, zijn voorzien van een datum in letters. Waarop klager baseert dat er een datumstempel vereist zou zijn is niet duidelijk. Met betrekking tot de kosten voor de processen-verbaal wijzen de gerechtsdeurwaarders er terecht op dat in het geval van een opdracht tot het maken van een proces-verbaal van constatering, het Btag-tarief niet van toepassing is. Doorbelasting van kosten vindt in die situatie enkel plaats aan de opdrachtgever.
De voorzitter heeft voorts overwogen dat het feit dat de advocaat in de kort geding procedure desgevraagd de originele processen-verbaal niet kon overleggen, niet aan de gerechtsdeurwaarders kan worden tegengeworpen. Voorts is het, nog daargelaten dat een tuchtrechtprocedure niet bedoeld is voor het opvragen van bewijsstukken, niet tuchtrechtelijk laakbaar dat blijkbaar zwart-wit foto’s zijn overgelegd. Klagers overige vragen hadden in voormelde procedure gesteld kunnen en moeten worden, aldus de voorzitter.
5. De gronden van het verzet
5.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat door hem drie verschillende klachten zijn ingediend. De opsomming van de stukken in de voorzittersbeslissing is daarom niet compleet. Op 16 juni 2011 heeft gerechtsdeurwaarder [1] nog een verweerschrift ingediend tegen de derde klacht. Blijkbaar is deze derde klacht niet meegenomen in deze beschikking. Daarnaast heeft kandidaats-gerechtsdeurwaarder [2] zijn verweerschrift nog aangevuld met kleurenkopieën. Ook de opsomming van de feiten is verre van compleet. Hier wordt slechts verwezen naar de twee processen-verbaal van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder van 19 juli 2010 en 3 augustus 2010.
Een opsomming van de door gerechtsdeurwaarder [1] opgestelde processen-verbaal ontbreekt geheel.
5.2 Ook de klacht is onvoldoende weergegeven. Het belangrijkste feit, dat de foto’s welke bij de processen-verbaal horen niet zijn voorzien van een datum en/of kenmerk wordt niet vermeld. Bovendien zijn de foto’s welke volgens de verweerschriften bij de diverse processen-verbaal horen niet dezelfde foto’s zoals bij de rechtbank overgelegde processen-verbaal bij de rechtbank. Alleen al hierom kunnen de processen-verbaal niet authentiek zijn.
5.3 Volgens klager is de opdrachtgever een particulier en dient altijd de B.T.W. in rekening te worden gebracht. De termijn om in verzet te komen is veel tekort, mede doordat de beschikking eerst op 22 september 2011 werd ontvangen. Dit is in strijd met elke goede procesorde.
5.4 De verklaring van de gerechtsdeurwaarder van 7 juli 2010 om 15:30 uur.
(dossiernummer 190493) heeft: geen datumstempel (vergelijk de betekening van het vonnis op 13 juli 2010), bij de handtekening van de deurwaarder ontbreekt zijn naam(stempel), bij de berekening van de kosten ontbreekt het BTW bedrag (vergelijk de betekening van het vonnis op 13 juli 2010)en de foto’s zijn niet voorzien van een datum. Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze verklaring van de gerechtsdeurwaarder een exacte kopie is van de verklaring van 8 juli 2010, hetzelfde dossiernummer 190493 vermeld en de handtekening staat op exact dezelfde plaats en is exact hetzelfde
5.5 De verklaring van de gerechtsdeurwaarder van 8 juli 2010 om 15:30 uur is op de datum na exact gelijk aan de verklaring van 7 juli 2010, hetzelfde dossiernummer 190493 vermeld en de handtekening op exact dezelfde plaats staat en is exact hetzelfde.
5.6 De verklaring van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder van 19 juli 2010 heeft een ander dossiernummer (985387). Deze verklaring heeft verder geen datumstempel (vergelijk de betekening van het vonnis op 13 juli 2010), het tijdstip van constatering ontbreekt, bij de handtekening van de deurwaarder ontbreekt zijn naam(stempel), bij de berekening van de kosten ontbreekt het BTW bedrag (vergelijk de betekening van het vonnis op 13 juli 2010) en de foto’s zijn niet voorzien van een datum. Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze verklaring van de kandidaat-gerechts-deurwaarder een exacte kopie is van de verklaring van 3 augustus 2010. Het bevat hetzelfde dossiernummer 985387 en de handtekening staat op dezelfde plaats en lijkt te zijn verkleind.
5.7 De verklaring kandidaat-gerechtsdeurwaarder van 3 augustus 2010 heeft een hetzelfde dossiernummer (985387) als de verklaring van 19 juli 2010 Deze verklaring heeft verder geen datumstempel (vergelijk de betekening van het vonnis op 13 juli 2010), het tijdstip van constatering ontbreekt, bij de handtekening van de deurwaarder ontbreekt zijn naam(stempel, bij de berekening van de kosten ontbreekt het BTW bedrag (vergelijk de betekening van het vonnis op 13 juli 2010) en de foto’s zijn niet voorzien van een datum.
5.8 De verklaring van de gerechtsdeurwaarder van 7 september 2010 om 16:30 uur, heeft, na de verklaring van 3 augustus 2010, wederom het dossiernummer 985387 gekregen. Deze verklaring heeft geen datumstempel (vergelijk de betekening van het vonnis op 13 juli 2010), bij de berekening van de kosten ontbreekt het BTW bedrag (vergelijk de betekening van het vonnis op 13 juli 2010), de foto’s zijn niet voorzien van een datum. De Foto’s 1 t/m 27 zijn hoogstwaarschijnlijk zeer recent en tonen niets aan. In de procedure voor de rechtbank heeft de advocaat tweemaal een kopie van de verklaring van de gerechtsdeurwaarder van 7 september 2010 ingediend. De eerste keer met 27 zwart-wit foto’s, zoals genoemd in de verklaring. De tweede maal met 28 kleurenfoto’s, waarbij deze foto’s zijn niet dezelfde als in eerste instantie overlegde 27 zwart-wit foto’s.
5.9 Het bevel van kandidaats-gerechtsdeurwaarder [C] d.d. 11 oktober 2010 tot betaling van een dwangsom van € 2.400,00 met hetzelfde dossiernummer als voorheen 985387. Het betreft het niet aanpassen van de dakrand van het schuurtje over een periode van 12 dagen en wel van 8 september 2010 tot en met 20 september 2010. Deze verklaring heeft verder geen datumstempel (vergelijk de betekening van het dwangbevel van 1 oktober 2010 met dossiernummer 985387), het tijdstip van afgifte ontbreekt en bij de handtekening van de deurwaarder ontbreekt zijn naam(stempel). Dit bevel heeft klager nooit ontvangen of eerder gezien.
5.10 Klager acht het vreemd dat hij op 1 oktober 2010 een bevel heeft ontvangen van de gerechtsdeurwaarder (met hetzelfde dossiernummer 985387) onder meer met een bevel tot betalen van € 7.600,00. Dit bevel betrof onder andere het niet aanpassen van de dakrand van het schuurtje over een periode van 38 dagen en wel van 1 augustus 2010 tot en met 7 september 2010. De periode van 8 september 2010 tot en met 20 september 2010 ligt ruim vóór de datum van 1 oktober 2010. Klager acht het ook vreemd waarom de deurwaarder op 1 oktober 2010 niet de gehele periode van 50 dagen heeft opgevoerd. In het dwangbevel tot betalen van op 1 oktober 2010, van de gerechtsdeurwaarder (dossiernummer 985387) heeft de gerechtsdeurwaarder gesteld dat klager zijn rioolsysteem niet heeft opengehouden van 6 juli tot en met 3 augustus 2010, zijnde 64 dagen à € 200,00. De periode van 6 juli tot en met 3 augustus 2010 zijn slecht 29 dagen à € 200,00 bedraagt € 5.800,00 en geen maximum van € 10.000,00. Om geen rechten te laten verlopen wordt, wellicht geheel ten overvloede, aangetekend dat dit verzetschrift betrekking heeft op alle drie door ondergetekende ingediende klachten tegen de genoemde gerechtsdeurwaarders.
6. De beoordeling van de gronden van het verzet
In zijn beslissing is de voorzitter niet ingegaan op de door klager bij brief van 31 mei 2011 ingediende klacht en het daarbij overgelegde proces-verbaal, zodat reeds hierom de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven.
7. De door klager ingediende klachten.
7.1 Bij brief van 5 april 2011 heeft klager overgelegd een proces-verbaal van constatering van 7 juli 2010 en proces-verbaal van constatering van 8 juli 2010, beiden opgemaakt door gerechtsdeurwaarder sub 1. Beide processen-verbaal zijn door de advocaat van de wederpartij van klager in een geschil overgelegd in een kort gedingprocedure. Ondanks dat er expliciet naar is gevraagd kon de advocaat de originele processen-verbaal niet tonen. Klager heeft vervolgens een aantal vragen gesteld. Naar aanleiding van een brief van de secretaris heeft klager bij brief van 9 april 2011 zijn klachten als volgt geformuleerd. Beide processen-verbaal zijn niet voorzien van een datum stempel. Over het door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte bedrag van € 150,00 is geen BTW berekend. De bijbehorende foto’s zijn niet voorzien van een datum en in zwart/wit. De beide processen-verbaal zijn niet authentiek. Naar aanleiding van deze klachten heeft klager verzocht gerechtsdeurwaarder sub 1 een aantal vragen voor te leggen.
7.2 Bij brief van 7 april 2011 heeft klager overgelegd een proces-verbaal van constatering van 19 juli 2010 en proces-verbaal van constatering van 3 augustus 2010, beiden opgemaakt door gerechtsdeurwaarder sub 2. Beide processen-verbaal zijn als bewijsstuk ingebracht in een kort gedingprocedure. Ondanks dat er expliciet naar is gevraagd kon de advocaat de originele processen-verbaal niet tonen. Klager vindt het merkwaardig dat de inhoud van beide processen-verbaal identiek is. De foto’s bij de beide processen-verbaal zijn identiek, ondanks het feit dat beide processen-verbaal van een andere datum zijn en in zwart-wit en niet voorzien van een datum. Klager vraagt zich af over de gerechtsdeurwaarder de authenticiteit van beide processen-verbaal kan bevestigen, kan bevestigen dat hij de kosten ad € 150,00 tweemaal heeft ontvangen en een kleurenkopie van de foto’s kan verstrekken.
7.3 Bij brief van 31 mei 2011 heeft klager overgelegd een proces-verbaal van constatering van 7 september 2011, opgemaakt door gerechtsdeurwaarder sub 1. Klager klaagt erover dat de inhoud van het proces-verbaal niet correct is. Het proces-verbaal is niet voorzien van een datumstempel. Het adres van rekwiranten is niet correct. Over het in rekening gebrachte bedrag van €150,00 is geen BTW berekend. De foto’s bij het proces-verbaal zijn zwart/wit en niet voorzien van een datum. Op de vage foto’s zijn de bakstenen bijna vierkant en is nauwelijks iets te onderscheiden.
Op 27 april 2011 heeft de advocaat van de wederpartij van klager de volgens gerechtsdeurwaarder sub 1 bij het proces-verbaal behorende foto’s aan de rechtbank overgelegd. De kleurenfoto’s zijn op een andere schaal en 90 graden gedraaid afgedrukt en niet voorzien van een datum en/of waarmerk. Bovendien heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 28 foto’s overgelegd terwijl in het proces-verbaal slechts 27 foto’s worden beschreven. Kleurenfoto 28 is nieuw en niet voorzien van een datum of waarmerk. Daarnaast kunnen zwart/wit foto 27 en kleurenfoto 27 nooit dezelfde foto zijn. Volgens klager zijn het proces-verbaal van 7 september 2010 en de bijbehorende foto’s niet authentiek.
8. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders
De gerechtsdeurwaarders hebben de klachten gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.
9. De beoordeling van de klachten.
9.1 Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat het opmaken van een proces-verbaal van constatering geen ambtshandeling is in de zin van artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Het opmaken van een dergelijk proces-verbaal valt onder andere werkzaamheden als bedoeld in artikel 20 lid 3 onder e van de Gerechtsdeurwaarderswet. Uit deze bepaling volgt dat het de gerechtsdeurwaarder is toegestaan door hemzelf waargenomen materiele feiten in een proces-verbaal neer te leggen. Omdat het geen ambtshandeling betreft, is het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders niet van toepassing. Dat besluit regelt de afbakening van de ambtshandeling en de niet ambtelijke werkzaamheden en de voor ambtshandelingen geldende tarieven die aan een schuldenaar in rekening mogen worden gebracht.
9.2 Het opmaken van de processen-verbaal van constatering is door de gerechtsdeurwaarders gedaan in opdracht van de advocaat van de wederpartij van klager. Dit zijn werkzaamheden waarvoor vrije tarieven gelden. Bij de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001 zijn met behoud van waarborgen van de schuldenaar de prijsafspraken tussen een opdrachtgever en een gerechtsdeurwaarder vrijgelaten. Op grond daarvan zijn de gerechtsdeurwaarder en de opdrachtgever volledig vrij iedere prijsafspraak te maken die hen goeddunkt. Kennelijk heeft de gerechtsdeurwaarder met de opdrachtgever afgesproken dat voor het opmaken van een proces-verbaal € 150,00 in rekening wordt gebracht. Klager staat buiten deze afspraak zodat hij ook geen belang heeft bij zijn klacht met betrekking tot hetgeen hij op dit punt naar voren heeft gebracht. Hetzelfde geldt voor hetgeen door klager naar voren is gebracht met betrekking tot de BTW.
9.3 Het opmaken van een proces-verbaal van constatering is vormvrij. Alleen al hierom faalt de bij elk proces-verbaal herhaalde klacht van klager met betrekking tot de datumstempel.
9.4 Er is geen rechtsregel die voorschrijft dat de gemaakte foto’s in kleur moeten worden overgelegd. Als er een datum op de foto’s had gestaan had de door klager gevoerde discussie wellicht kunnen worden voorkomen, maar het enkele feit dat er geen datum op de foto’s staat, is niet tuchtrechtelijk laakbaar. De foto’s zijn aan de processen-verbaal gehecht en maken daarvan onderdeel uit.
9.5 Voor hetgeen door klager naar voren is gebracht met betrekking tot de authenticiteit van de opgemaakte processen-verbaal, zal hij zich moeten wenden tot de civiele rechter. Het tuchtrecht is niet bedoeld en leent zich ook niet om de authenticiteit van een dergelijk proces-verbaal te toetsen. De gerechtsdeurwaarders hebben in het verweer een genoegzame verklaring gegeven voor het feit dat sommige processen-verbaal identiek zijn. Zo heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 aangevoerd dat de door hem geconstateerde situatie op 3 augustus 2010 identiek was aan de situatie van 19 juli 2010. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft aangevoerd dat de opdrachtgever hem in verband met zijn beschikbaarheid uitdrukkelijk had verzocht op 7 en 8 juli 2011 om 15.30 uur aanwezig te zijn. In elk geval is de Kamer op dit punt niet gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen.
9.6 Wat door klager is aangevoerd over de ter zitting door de advocaat van zijn wederpartij aan de rechtbank overgelegde stukken, kan niet aan de gerechtsdeurwaarders worden verweten. De gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft onweersproken gesteld dat hij bij de retouropdracht duidelijke foto’s aan de advocaat heeft verstrekt. Met betrekking tot de stukken die door de advocaat ter zitting aan de rechtbank zijn overgelegd, kan de gerechtsdeurwaarders dan ook geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen worden verweten. Al hetgeen klager hieromtrent heeft aangevoerd treft geen doel.
9.7 In reactie op de klacht dat het adres van rekwiranten niet correct in het proces-verbaal van 7 september 2011 is opgenomen heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat het adres van woonplaats is gekozen op het adres van de advocaat. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is de Kamer op dit punt niet gebleken. Conform de wettelijke bepalingen is de domiciliekeuze in het proces-verbaal opgenomen. Ook dit klachtonderdeel faalt.
9.8 Hetgeen door klager verder in verzet naar voren is gebracht, de punten als vermeld onder 5.9 en 5.10, wordt buiten beoordeling gelaten. Vaste rechtspraak is dat in verzet geen nieuw klachten aan de orde kunnen worden gesteld. Het overige kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
10. Op grond van het voorgaande wordt het verzet gegrond verklaard, de beslissing van de voorzitter vernietigd en opnieuw beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart het verzet gegrond;
? vernietigt de beslissing van de voorzitter;
? verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.