ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3883

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.105.931/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake declaratiegeschil tussen klagers en notaris met betrekking tot de afwikkeling van een nalatenschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door klagers tegen de beslissing van de Kamer van Toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen. Klagers, bestaande uit een klager en een klaagster, hebben een klacht ingediend tegen de notaris die betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap van de heer [erflater]. De klagers verwijten de notaris dat hij buitensporig hoge kosten in rekening heeft gebracht, dat hij onnodige werkzaamheden heeft verricht en dat hij niet adequaat heeft gehandeld in de afwikkeling van de nalatenschap. De notaris heeft verweer gevoerd en betwist dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. De Kamer van Toezicht heeft in eerste instantie een deel van de klachten niet-ontvankelijk verklaard en andere klachten ongegrond verklaard. Het hof heeft de feiten vastgesteld en is van oordeel dat de notaris in zijn handelen niet in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten. Het hof heeft geoordeeld dat de door de notaris in rekening gebrachte kosten niet buitensporig zijn en dat de klagers niet-ontvankelijk zijn in hun nieuw geformuleerde klachten. De beslissing van de Kamer van Toezicht is bevestigd, met uitzondering van het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de declaraties, dat ongegrond is verklaard.

Uitspraak

beslissing
_______________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.105.931/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : 131709 KT/RK 12-02
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 mei 2013
inzake:
1. [ KLAGER ],
wonende te [ plaats ],
2. [ KLAAGSTER ],
wonende te [ plaats ],
APPELLANTEN,
gemachtigde: mr. J.J. Stobbe, advocaat te Utrecht,
t e g e n
[ NOTARIS ],
notaris te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. L.C. Dufour, advocaat te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellanten, verder respectievelijk klager en klaagster en tezamen te noemen klagers, is bij een op 25 april 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen, verder de kamer, van 27 maart 2012, waarbij de kamer de klacht van klagers tegen geïntimeerde, verder de notaris, ten dele niet ontvankelijk en dele ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 9 juli 2012 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Op 11 december 2012 en op 9 januari 2013, 24 januari 2013 en op 4 februari 2013 zijn van de zijde van klagers aanvullingen op het beroepschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Op 9 januari 2013 en 25 januari 2013 zijn van de zijde van de notaris aanvullingen op het verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 februari 2013. Verschenen zijn klaagster - die heeft verklaard dat zij mede namens klager optreedt - vergezeld van de beëdigd tolk drs. J. Barnett-Hoft en bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
1.6. De notaris heeft bezwaar gemaakt tegen het in het geding brengen door klagers van de door het hof op 4 februari 2013 nog ontvangen stukken, zijnde die niet binnen de in het procesreglement bepaalde termijn ingediend.
1.7. Gelet op dit bezwaar en de constatering door het hof dat zij niet kort en eenvoudig te doorgronden zijn, zullen deze stukken door het hof bij de beoordeling van het hoger beroep buiten beschouwing worden gelaten.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Wel is ter zitting door de notaris aangevoerd dat het feitelijke verloop met betrekking tot de inschakeling door de notaris van de Stichting Internationaal Juridisch Instituut (hierna ook: IJI) onjuist is weergegeven. Voorts zijn de feiten door klagers in het beroepschrift aangevuld. Voor zover het bezwaar van de notaris en de aanvullingen van klagers voor de beoordeling van belang zijn, zal het hof hiermee rekening houden.
4. Het standpunt van klagers
4.1. Het gaat in deze zaak - kort weergegeven - om het volgende.
Op 8 augustus 2010 is de heer [ erflater ], vader van klager en echtgenoot van klaagster, - nader te noemen: erflater - te [ plaats ] overleden. Erflater en klaagster waren - voor erflater in tweede echt - naar Frans recht gehuwd. Ten overstaan van een Franse notaris zijn zij huwelijkse voorwaarden aangegaan. In deze voorwaarden is een zogenoemde huwelijksgift opgenomen. Erflater en klaagster leefden reeds geruime tijd gescheiden van elkaar. Uit het eerste huwelijk van erflater zijn twee kinderen geboren. Klager is het enig kind van erflater en klaagster. Erflater heeft bij op 27 april 2010 ten overstaan van de notaris verleden testament over zijn nalatenschap beschikt, waarbij hij klager tot zijn enig erfgenaam heeft benoemd. In het testament heeft erflater een rechtkeuze voor Nederlands recht gemaakt. Klagers hebben de notaris de opdracht gegeven de nalatenschap van erflater af te wikkelen.
Klagers verwijten de notaris het volgende:
4.1.1. De notaris heeft klagers buitensporig hoge kosten in rekening gebracht. Daarnaast zijn verschillende werkzaamheden ten onrechte of onnodig verricht en vervolgens gedeclareerd. Incidenteel heeft de notaris werkzaamheden dubbel gedeclareerd.
4.1.2. De notaris heeft verzuimd om de besprekingen met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap en de daarin gemaakte belangrijkste afspraken in gespreksverslagen vast te leggen.
4.1.3. De notaris heeft geweigerd terstond gehoor te geven aan het verzoek van klaagster om de huwelijksgift in de akte van verdeling op te nemen. Hierdoor is onnodig vertraging in de afhandeling van de nalatenschap ontstaan. Ook bleek de notaris niet over de voor de afwikkeling van de nalatenschap benodigde deskundigheid te beschikken, zodat hij zich genoodzaakt zag advies bij het IJI in te winnen. Voor die adviezen hebben klagers geen toestemming verleend en de kosten ervan zijn niet met klagers besproken. Bovendien heeft de notaris de adviesaanvraag pas twee maanden na het ondertekenen van de boedelvolmachten naar het IJI verzonden. Door de adviesaanvraag heeft de afhandeling van de nalatenschap nog meer vertraging opgelopen. Verder heeft de notaris vertaalwerkzaamheden in rekening gebracht, terwijl hij klagers had voorgehouden dat hij zijn talen goed beheerste.
4.1.4. Erflater had bij een Duits pensioenfonds rechten opgebouwd. Het had op de weg van de notaris gelegen om te signaleren dat het Duitse pensioenfonds in eerste instantie een te laag bedrag heeft uitgekeerd en om dit vervolgens aan klagers te melden. De notaris heeft geen enkele actie ondernomen om die te lage uitkering op te helderen. Voorts heeft de notaris geweigerd om de belastingaangifte inkomstenbelasting in te vullen, hetgeen is strijd is met de opdrachtbevestiging van 5 november 2010.
4.1.5. De notaris heeft een fout gemaakt in de aangifte erfbelasting. Als waarde van de woning van erflater is daarin ten onrechte een bedrag van € 147.000,00 aangegeven, terwijl een bedrag van € 133.000,00 had moeten worden vermeld.
4.1.6. Voorts verzoeken klagers de kamer om:
i. de door de notaris voorgelegde declaraties nietig te verklaren;
ii. de notaris in de betaling van onnodig gemaakte kosten te veroordelen;
iii. de notaris op te leggen dat hij zijn werkzaamheden dient af te ronden.
4.2. In hoger beroep hebben klagers hun klacht nog als volgt aangevuld. De notaris heeft verzuimd de schulden van erflater en bepaalde kosten van de nalatenschap in de aangifte erfbelasting op te nemen, waardoor de legitieme porties van de andere kinderen van erflater onjuist zijn berekend. Dit verzuim zal door een andere notaris gecorrigeerd dienen te worden, hetgeen extra kosten met zich brengt. Daarnaast heeft de notaris een deel van het contante geld van de erfenis opgenomen zonder dat hij die opname heeft verantwoord en kan de woning niet verkocht worden omdat de notaris weigert klaagster als erfgename aan te merken. Voorts verzoeken klagers het hof om de opdracht aan de notaris op grond van artikel 6:258 BW (gedeeltelijk) te ontbinden en de notaris te veroordelen het aan het IJI betaalde bedrag aan de nalatenschap terug te betalen.
5. Het standpunt van de notaris
De notaris heeft de stellingen van klagers betwist en zich als volgt verweerd.
5.1.1. Klagers zijn in hun klacht met betrekking tot de door de notaris in rekening gebrachte voorschotnota’s niet ontvankelijk, aangezien de daarvoor wettelijk aangewezen procedure is doorlopen en daarop is beslist.
5.1.2. Van besprekingen op het kantoor van de notaris worden dossiernotities gemaakt. In de notarispraktijk is het niet gebruikelijk om bij boedelbesprekingen een uitgebreid gespreksverslag te maken en dit aan partijen toe te zenden. Dit werkt slechts kostenverhogend. Overigens hebben klagers nooit om een dergelijk verslag verzocht.
5.1.3. Gezien de complexiteit van de zaak hebben de besprekingen met erflater voorafgaand aan het maken van het testament relatief veel tijd gekost. Hierbij heeft de notaris erflater gewezen op de mogelijkheid om het IJI een second opinion te laten geven over het toepasselijke huwelijksvermogens en erfrecht. Erflater heeft hier destijds vanaf gezien. Na het overlijden van erflater heeft de notaris klagers uitgelegd dat hij niet voldoende kennis had van het Franse huwelijksvermogens- en erfrecht en de consequenties van het Nederlandse testament van erflater in relatie tot het in het testament opgenomen legaat met betrekking tot de postzegelverzameling en de huwelijksgift niet kon overzien. In de boedelvolmachten hebben klagers nadrukkelijk opdracht gegeven om het IJI de juridische aspecten van de huwelijkse voorwaarden te laten bestuderen en hieromtrent advies te laten verstrekken. Vanaf de aanvang van de behandeling van de boedel is het vragen van dit advies de voorwaarde van de notaris voor de boedelbehandeling geweest. Van de in het Nederlands gestelde volmacht van klaagster is een beëdigde vertaling gemaakt, die door klaagster in aanwezigheid van een notaris in Grenoble is ondertekend. Aan het uitzoeken van een internationaalrechtelijk probleem gaat een uitgebreide literatuurstudie vooraf. Dat blijkt ook uit het rapport van het IJI. Voorts heeft klaagster het IJI vele keren rechtstreeks benaderd, hetgeen extra kosten heeft betekend. Zowel de notaris als de behandelaar van het dossier heeft het IJI herhaaldelijk gerappelleerd over de trage gang van zaken, aldus de notaris..
5.1.4. Op verzoek van klaagster heeft de notaris een bedrag van € 6.570,52 aan het Finanzamt Neubrandenburg overgemaakt. Aangezien door het pensioenfonds een bedrag van € 5.116,11 aan ingehouden inkomstenbelasting op de uitkering van € 88.446,25 in mindering is gebracht, is mogelijk sprake van een dubbele betaling aan de fiscus. Omdat dit nader dient te worden onderzocht, heeft de notaris klaagster geadviseerd hiervoor een belastingkundige in Duitsland in te schakelen. In een eerder stadium heeft de notaris klagers erop gewezen dat mogelijk aanspraak kon worden gemaakt op het verdrag ter voorkoming van dubbele heffing.
Bij het eerste gesprek na het overlijden van erflater heeft de notaris aan de broer van erflater gevraagd wie de aangifte inkomstenbelasting altijd heeft verzorgd. De opdracht aan de notaris om belastingaangiften te doen, zag uitsluitend op de successieaangifte. Nimmer is afgesproken dat de notaris de aangifte inkomstenbelasting zou verzorgen.
5.1.5. In 2010 moest voor de aangifte erfbelasting de WOZ waarde worden aangehouden met als peildatum 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar. Toen het verzoek tot uitstel is opgemaakt, is die waarde telefonisch bij de gemeente opgevraagd. De door de gemeente opgegeven waarde van € 147.000,00 is in het verzoek opgenomen. Later bleek uit de WOZ-beschikking dat dit een bedrag van € 133.000,00 had moeten zijn. Omdat er geen voorlopige aanslag is opgelegd, heeft dit geen gevolgen gehad.
5.1.6. De notaris stelt dat de nalatenschap door de weigerachtige houding van klagers niet kan worden afgewikkeld. De notaris ziet geen mogelijkheden om de zaak tot een goed einde te brengen.
5.2. De notaris heeft de kamer verzocht om te beslissen dat de door hem geschreven uren volledig tegen het overeengekomen tarief dienen te worden voldaan, te bepalen dat klager de notaris dient te machtigen om zijn declaraties uit de boedelgelden te voldoen, te beslissen dat de verschotten geheel voor rekening van de nalatenschap komen en dat de boedelwerkzaamheden door het kantoor van de notaris zijn geëindigd en voorts te bepalen dat in het geval derden de boedelafwikkeling overnemen, de kosten daarvan ten laste van de nalatenschap dienen te komen.
6. De beoordeling
6.1. Voor zover klagers in hoger beroep hun verzoek hebben uitgebreid (zoals verwoord hiervoor onder 4.2.), zal het hof deze uitbreiding buiten beschouwing laten. Het hof dient op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt (Wna) een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang te behandelen. In die procedure is voor de behandeling van in appel nieuw geformuleerde klachten geen plaats. Klagers zullen derhalve in hun nieuwe klachten niet ontvankelijk worden verklaard.
Het hof merkt voorts op dat een tuchtprocedure zich naar haar aard niet leent voor de behandeling van een verzoek tot (gedeeltelijke) ontbinding op grond van artikel 6:258 BW en het verzoek om (terug)betaling van de door de notaris aan het IJI betaalde rekening of andere betalingen ten laste van de boedel, nu het beslissen op dergelijke vorderingen is voorbehouden aan de burgerlijke rechter.
Op die grond is het hof - met de kamer - van oordeel dat ook de onder 4.1.6. sub i. en ii. en 5.2. weergegeven verzoeken van klagers respectievelijk de notaris buiten het bestek van deze tuchtprocedure vallen.
6.2. Het hof verstaat dat op klachtonderdeel 4.1.6. sub iii. niet (meer) behoeft te worden beslist, aangezien klagers ter terechtzitting op vragen van het hof hebben verklaard dat dit klachtonderdeel als ingetrokken kan worden beschouwd en het hof van oordeel is dat het algemeen belang geen voortzetting van de behandeling vordert.
6.3. Met betrekking tot het hiervoor onder 4.1.1. weergegeven klachtonderdeel (onder 3.1. genoemd in de bestreden beslissing), is het hof met de kamer van oordeel dat een declaratiegeschil op de voet van artikel 55 lid 2 Wna (zoals dit artikel tot 1 januari 2013 luidde) aan de voorzitter van de Ring dient te worden voorgelegd. De Ringvoorzitter oordeelt ook over geschillen ter zake van het wel/niet mogen declareren van werkzaamheden en over de vraag of werkzaamheden dubbel in rekening zijn gebracht. Klagers hebben de procedure van artikel 55 lid 2 Wna ook gevolgd. Dat betekent, anders dan de kamer heeft overwogen, evenwel niet dat klagers niet-ontvankelijk zijn in hun klacht voor zover die betrekking heeft op de door de notaris aan klagers gedeclareerde bedragen. Bij het indienen van declaraties dient een notaris immers de in artikel 98 lid 1 (oud) (met ingang van 1 januari 2013: artikel 93 lid 1) Wna neergelegde norm in acht te nemen en aan de hand van die norm dient de tuchtrechter te beoordelen of er sprake is geweest van excessief declareren. Daarvan is naar het oordeel van het hof in deze zaak geen sprake geweest, ook al heeft de Ringvoorzitter de declaraties in beperkte mate gematigd. Het hof merkt hierbij op dat uit het dossier blijkt dat er zeer veel en vaak uitvoerige contacten tussen klagers en de notaris hebben plaatsgevonden, waartoe het initiatief meestal door (een van) klagers werd genomen en dat de notaris in verband met de verkoop en levering van de tot de nalatenschap van erflater behorende woning, zoals hij ook heeft aangevoerd, deugdelijk diende te onderzoeken wie gerechtigde tot die woning was. Voorstelbaar is dat de notaris in een nalatenschap als de onderhavige met internationaalrechtelijke aspecten zich in het kader van dat onderzoek advies wilde hebben van een gerenommeerd instituut als het IJI. De daaraan verbonden kosten komen uiteraard voor rekening van klagers, die, naar uit de door hen ondertekende boedelvolmachten blijkt, zich met het vragen van het onderhavige advies ook akkoord hebben verklaard. Dit leidt tot de conclusie dat de door de notaris aan klagers in rekening gebrachte kosten het hof niet buitensporig voor komen, zodat het hof de beslissing ten aanzien van klachtonderdeel 3.1. in de bestreden beslissing zal vernietigen en dit klachtonderdeel (in dit hoger beroep aangeduid met 4.1.1.) ongegrond zal verklaren.
6.4. Ten aanzien van de klachtonderdelen zoals hiervoor weergegeven onder 4.1.2., 4.1.3., 4.1.4. en 4.1.5. heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.5. De bestreden beslissing zal ter zake van de overige klachtonderdelen worden bevestigd.
6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld, dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.7. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- verstaat dat klachtonderdeel 4.1.6. sub iii. is ingetrokken;
- verklaart klagers niet ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten;
- vernietigt de bestreden beslissing, voor zover die betrekking heeft op het aldaar onder 3.1.1 geformuleerde klachtonderdeel, en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart het in eerste aanleg onder 3.1.1 en in appel onder 4.1.1. weergegeven klachtonderdeel ongegrond;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 28 mei 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE GRONINGEN
Uitspraak
Reg.nr. : 27 maart 2012
: 131709 KT/RK 12-02
UITSPRAAK
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen (hierna te noemen: de Kamer), in de zaak van:
1. [ klaagster ],
wonende te [ plaats ],
2. [ klager ],
wonenende te [ plaats ],
hierna te noemen: klagers,
gemachtigde [ X ],
tegen
[ notaris ],
notaris gevestigd te [ plaats ],
hierna te noemen: de notaris,
in persoon procederende.
1. De procedure
Bij schrijven gedateerd 20 januari 2012 (binnengekomen ter griffie op 23 januari 2012) hebben klagers een klacht ingediend tegen de notaris. De notaris heeft bij schrijven van 16 februari 2012 schriftelijk verweer gevoerd. De mondelinge behandeling van de klacht heeft op 28 februari 2012 plaatsgevonden in aanwezigheid van de voltallige kamer. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten aan de hand van pleitaantekeningen toegelicht. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden. Vervolgens is de uitspraak bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. [ erflater ] is in eerste echt gehuwd geweest met mevrouw [ Z ]. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren: [ A ] en [ B ]. Het huwelijk is door echtscheiding ontbonden op 7 maart 1979.
2.2. [ erflater ] is vervolgens onder Frans recht gehuwd met [ klaagster ]. Uit het huwelijk is geboren [ klager ].
2.3. Bij akte van 20 december 1979 hebben [ erflater ] en [ klaagster ] ten overstaan van een Franse notaris huwelijkse voorwaarden opgemaakt. In artikel 7 van deze voorwaarden is een zogenaamde huwelijksgift opgenomen (Donation entre epoux et autres dispositions).
2.4. Ten overstaan van notaris [ C ] te Dortmund hebben [ erflater ] en [ klaagster ] een echtscheidingsconvenant opgemaakt. Het huwelijk is nimmer door echtscheiding ontbonden.
[ erflater ] en [ klaagster ] leefden gescheiden van elkaar.
2.5. [ erflater ] heeft bij testament verleden door de notaris op 27 april 2010 als volgt over zijn nalatenschap beschikt:
Ik legateer aan mijn broer, de heer [ D ], wonende te [ plaats ], geboren te [ plaats ] op [ datum ], gehuwd met [ E ], de gehele tot mijn nalatenschap behorende postzegelverzameling, albums en toebehoren, af te geven binnen drie maanden na mijn overlijden. (…)
Onder bezwaar tot afgifte van voormeld legaat, benoem ik tot mijn enige erfgenaam mijn zoon, de heer [ klager ], wonende te [ plaats ], geboren te [ plaats ] op [ datum ], zulks met plaatsvervulling als volgens de wet. Plaatsvervulling vindt niet plaats bij het vervallen van het erfrecht of onwaardigheid.
Ingeval voormelde erfstelling geen effect sorteert, benoem ik tot mijn enige erfgename mijn echtgenote, van wie ik van tafel en ben gescheiden ben, zijnde mevrouw [ klaagster ], geboren te [ plaats ]op
[ datum ], thans wonende te [ plaats ].
2.6. In het testament heeft [ erflater ] een rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht.
2.7. Op 8 augustus 2010 is [ erflater ] te [ plaats ] overleden.
2.8. Met betrekking tot de nalatenschap van [ erflater ] heeft op 13 augustus 2010 een overleg tussen klagers en de notaris plaatsgevonden. De notaris heeft tijdens het overleg toegelicht dat hij de positie van de kinderen uit het eerste huwelijk van [ erflater ] diende te onderzoeken.
2.9. [ klager ] heeft de nalatenschap van [ erflater ] beneficiair aanvaard.
2.10. De kinderen uit het eerste huwelijk van [ erflater ] hebben een beroep gedaan op hun legitieme portie.
2.11. Op 5 november 2010 heeft [ klager ] schriftelijk de opdracht verstrekt aan de notaris om de nalatenschap van [ erflater ] af te wikkelen.
2.12. Bij volmacht van 15 november 2010 heeft [ klaagster ] de notaris opdracht gegeven om de nalatenschap van [ erflater ] af te wikkelen. In de volmacht is bepaald dat deze mede strekt tot het doen van belastingaangiftes, waaronder aangifte van erf- en schenkbelasting, het verstrekken van een opdracht aan het Internationaal Juridisch Instituut (hierna IJI) om de juridische aspecten van de huwelijkse voorwaarden te bestuderen en daaromtrent te adviseren alsmede tot het doen vertalen van de daartoe relevante stukken.
2.13. Bij schrijven van 11 januari 2011 heeft de notaris het IJI benaderd met de volgende vragen:
1. Welk recht is van toepassing op het huwelijksvermogensregime tussen de heer en mevrouw
[ naam ]?
2. Volgens onze interpretatie van de huwelijksgift (artikel 7 van de huwelijkse voorwaarden) betreft het een onherroepelijke schenking onder opschortende voorwaarde van overlijden van een van de echtgenoten van alle roerende en onroerende goederen behorende tot de nalatenschap van de overleden echtgenoot. Op grond hiervan zouden alle roerende en onroerende goederen tot de nalatenschap van de heer [ erflater ] behoren, maar heeft mevrouw [ klaagster ] recht op afgifte van deze goederen. Zij is daarnaast verplicht om alle schulden die tot de nalatenschap behoren voor haar rekening te nemen. Wij zijn verder van mening dat door deze schenking de legitieme portie van de kinderen van de heer
[ erflater ]wordt aangetast.
Graag zou ik van u vernemen of dit de juiste interpretatie van deze bepaling is, of zijn deze zaken door
de huwelijkse voorwaarden eigendom geworden van mevrouw [ klaagster ]?
3. In hoeverre is de huwelijksgift inkortbaar door de legitieme portie van de kinderen?
4. Behoort de postzegelverzameling tot de huwelijksgift en kan het legaat daardoor niet aan de broer
worden afgegeven?
5. Wie dient de uitvaartkosten voor zijn/haar rekening te nemen?
6. De heer [ erflater ] heeft tijdens zijn leven pensioenrechten opgebouwd bij een Duits pensioenfonds. Omdat de heer [ erflater ] aan een aantal formaliteiten niet wilde voldoen, heeft hij gedurende een aantal jaren geen pensioenuitkeringen ontvangen, waardoor de heer [ erflater ] nog een vordering had op het betreffende Pensioenfonds wegens nog niet uitgekeerde, wel tijdens zijn leven verschuldigde pensioenen. De weduwe heeft thans recht op een nabestaandenpensioen.
a. Valt deze vordering in de nalatenschap van de heer [ erflater ] of heeft mevrouw [ klaagster ]het recht om de vordering te innen?
b. Wordt de vordering in aanmerking genomen bij de berekening van de legitieme portie van de
kinderen?
2.14. Op 27 april 2011 heeft het pensioenfonds van [ erflater ] (Pensionkasse Hoechst) een bedrag van € 83.350,14 uitgekeerd. Het bedrag is bijgeschreven op de derdenrekening van de notaris.
2.15. Op 11 mei 2011 ontving [ klaagster ] een nota van de notaris ten belope van een bedrag van
€ 20.560,82. Naar aanleiding van deze nota is een klacht voorgelegd aan de ringvoorzitter van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, mr. [ F ]. De behandeling van de klacht is door de voorzitter gemandateerd aan mr. [ G ].
2.16. Op 29 mei 2011 heeft het IJI gerapporteerd en (kort gezegd) geconcludeerd dat het huwelijkscontract voor diende te gaan op het testament en dat de erfenis naar Nederlands recht moest worden afgewikkeld.
2.17. Op 21 juli 2011 heeft het Duitse Finanzamt kenbaar gemaakt dat belasting moest worden afgedragen over de pensioenuitkering. In verband met de fiscale lasten van de pensioenuitkering is op verzoek van [ klaagster ] heeft de notaris een bedrag van € 6.570,52 aan het Finanzamt uitgekeerd.
2.18. Bij beslissing van 3 november 2011 heeft mr. [ G ] beslist dat gronden aanwezig zijn om de declaratie van de notaris te heroverwegen en dat de notaris voor zijn werkzaamheden een bedrag van
€ 17.044,99 in rekening diende te brengen, in plaats van het door de notaris in rekening gebrachte bedrag van € 17.253,00. [ G ] heeft de notaris gelast conform deze beslissing een nieuwe voorschotdeclaratie in te dienen. Klagers hebben tegen deze beslissing bezwaar ingediend.
2.19. Op 2 december 2011 heeft de notaris een nieuwe voorschotnota van € 17.044,99 exclusief btw en verschotten aan (de gemachtigde van) klagers gezonden, alsmede een tweede voorschotnota voor de werkzaamheden tot en met 10 november 2011. De nota’s zijn voorzien van een overzicht van de aan het dossier bestede uren.
2.20. Bij beslissing van 17 februari 2012 heeft mr. [ H ] - die daartoe mandaat heeft verkregen van de ringvoorzitter - op het bezwaarschrift beslist. De primaire beslissing van 3 november 2011 is herroepen en de declaratie van de notaris over de periode van 11 augustus 2010 tot en met 10 mei 2011 is vastgesteld op een bedrag van € 14.850,00 (110 uur à € 135,00) te vermeerderen met recherche-, dossier- en administratiekosten en btw.
2.21. Tot het moment van de mondelinge behandeling van de klacht (28 februari 2012) zijn de voorschotnota’s onbetaald gelaten.
3. De klachten
3.1. De notaris heeft buitensporige hoge kosten in rekening gebracht. Verschillende werkzaamheden zijn ten onrechte of onnodig verricht en gedeclareerd en incidenteel zijn werkzaamheden dubbel gedeclareerd.
3.2. De notaris heeft verzuimd om de tijdens besprekingen gemaakte afspraken in gespreksverslagen vast te leggen.
3.3. De notaris heeft geweigerd terstond gehoor te geven aan het verzoek van [ klaagster ] om de huwelijksgift in de akte van verdeling op te nemen waardoor onnodig vertraging in de afhandeling van de nalatenschap is ontstaan. De notaris bleek niet over de voor de afwikkeling van de nalatenschap benodigde deskundigheid te beschikken. Hij zag zich genoodzaakt extern advies in te winnen. Voor die adviezen hebben klagers geen toestemming verleend en de kosten ervan zijn niet met klagers besproken. Door het gevraagde advies heeft de afhandeling van de nalatenschap vertraging opgelopen. De notaris heeft vertaalwerkzaamheden in rekening gebracht terwijl hij klagers heeft voorgehouden dat hij zijn talen goed beheerste.
3.4. Het pensioenfonds heeft in eerste instantie een te laag bedrag uitgekeerd. Het had op de weg van de notaris gelegen om dit te signaleren en daarvan melding te maken. De notaris heeft geweigerd om een belastingaangifte in te vullen, hetgeen in strijd is met de opdrachtbevestiging van 5 november 2010.
3.5. De notaris heeft een fout gemaakt in de erfbelastingaangifte. De waarde van de woning is ten onrechte bepaald op een bedrag van € 147.000,00 terwijl een bedrag van € 133.000,00 moest worden vermeldt.
3.6. Klagers verzoeken de kamer om de door de notaris voorgelegde declaraties nietig te verklaren, hem in de betaling van onnodig gemaakte kosten te veroordelen en op te leggen dat de notaris zijn werkzaamheden dient af te ronden.
4. Het verweer
4.1. Voor zover de klacht betrekking heeft op in rekening gebrachte voorschotnota’s voert de notaris aan dat (namens) de voorzitter van de ring inmiddels is in twee instanties op de tariefklacht beslist. Voor zover de klacht betrekking heeft op de declaraties dienen klagers derhalve niet-ontvankelijk in hun klacht te worden verklaard.
4.2. Van besprekingen op kantoor werden notities gemaakt. In de praktijk van de notaris is het bij boedelbesprekingen niet gebruikelijk om een uitvoerig gespreksverslag te maken en dit aan partijen toe te zenden, een en ander zou kosten verhogend werken en klagers hebben nimmer verzocht om een dergelijk verslag. Om de kosten zoveel mogelijk te beperken is met klagers (Frans- en Duitstalig) afgesproken dat [ X ] als contactpersoon zou fungeren. Ondanks deze afspraak heeft de notaris zeer frequent e-mails van klagers ontvangen.
4.3. Door de complexiteit van de nalatenschap hebben de besprekingen relatief veel tijd gekost. Na het overlijden van [ erflater ] heeft de notaris aan klagers uitgelegd dat hij onvoldoende kennis heeft van het Franse huwelijksvermogens- en erfrecht om de consequenties van het Nederlandse testament van de erflater in relatie tot het legaat van de postzegels en de huwelijks gift te overzien.
In de boedelvolmacht die door [ klaagster ] getekend is nadrukkelijk volmacht verleend om het IJI de juridische aspecten van de nalatenschap te laten bestuderen en daarover advies te verstrekken. Aan het uitzoeken van een internationaalrechtelijk probleem gaat een literatuurstudie vooraf. Dat blijkt ook uit de rapportage van het IJI. Klagers kunnen niet volstaan met betaling van een deel van deze inspanningen. Bovendien heeft [ klaagster ] het instituut vele keren benaderd hetgeen extra kosten met zich mee heeft gebracht. Van de in het Nederlands opgestelde volmacht is noodzakelijkerwijs een beëdigde vertaling gemaakt welke door [ klaagster ] is getekend in aanwezigheid van notaris [ I ]. De notaris beheerst zijn talen goed maar dergelijke contracten met juridische terminologie dienen zorgvuldig door een tolk te worden vertaald. Het verwijt dat hij niet competent zou zijn dient te worden verworpen. De notaris heeft direct aan klagers voorgehouden dat hij niet in staat was alle internationaalrechtelijke aspecten te overzien en dat hij daarover extern advies wenste te vragen.
4.4. In verband met de fiscale lasten van de pensioenuitkering is op verzoek van [ klaagster ] een bedrag van € 6.570,52 aan het Finanzamt Neubrandenburg uitgekeerd. Het pensioenfonds zou een bedrag van € 88.446,25 uitkeren. Later bleek dit bedrag te zijn verminderd met ingehouden inkomstenbelasting (€ 5.116,11). Wellicht is daardoor sprake van een dubbele betaling aan de fiscus. De notaris heeft klagers geadviseerd hiervoor een Duitse belastingdeskundige te benaderen.
Tussen de notaris en klagers zijn geen afspraken gemaakt op grond waarvan hij gehouden is om de inkomstenbelasting van [ erflater ] te verzorgen. Bij het eerste gesprek is door de notaris aan [ broer ] gevraagd wie daar in het verleden voor zorg heeft gedragen. Voor zover de notaris op grond van de opdracht gehouden was aangifte te doen zag dit enkel en alleen op de successieaangifte.
4.5. In 2010 moest voor de erfbelasting de WOZ-waarde worden aangehouden met als peildatum
1 januari van het voorgaande kalenderjaar. Deze waarde is telefonisch bij de gemeente opgevraagd. De opgegeven waarde (€ 147.000,00) is in het verzoek opgenomen. Later bleek uit de aanslag dat de waarde € 133.000,00 moest zijn. Dit heeft geen nadelige consequenties voor klagers gehad omdat er geen voorlopige aanslag is opgelegd.
4.6. De notaris heeft tot op heden geen onherroepelijke toestemming van klagers verkregen om een voorschot uitkering op de legitieme te doen. [ A ] heeft zich tot de notaris gericht om een bedrag aan de legitimarissen uit te keren. In december 2011 heeft [ klaagster ] aan de kinderen uit het eerste huwelijk van [ erflater ] te kennen gegeven dat een bedrag mocht worden uitgekeerd. Het uiteindelijke bedrag is voor akkoord aan [ klaagster ] voorgelegd. Zij stelde zich op het standpunt dat het voorschotbedrag niet uitgekeerd mocht worden in verband met de lagere taxatiewaarde van het appartement. Ten slotte heeft [ klaagster ] zich op het standpunt gesteld dat geen wettelijke verplichting bestaat om tijdens haar leven iets aan [ A ] uit te keren. [ klaagster ] heeft zich derhalve niet kunnen verenigen met het feit dat de legitimarissen een opeisbare vordering op de boedel hebben. Door deze weigerachtige houding kan de nalatenschap niet worden afgewikkeld. De notaris ziet geen mogelijkheden om deze zaak tot een goed einde te brengen. Op grond van het vorenstaande dienen de klachten ongegrond te worden verklaard.
4.7. De notaris verzoekt de kamer te beslissen dat de geschreven uren volledig en tegen het overeengekomen tarief dienen te worden voldaan, te bepalen dat dit bedrag uit de boedelgelden moet worden voldaan en te beslissen dat de verschotten voor rekening van de nalatenschap komen, dat de boedelwerkzaamheden zijn geëindigd en te bepalen dat indien derden de afwikkeling overnemen, de kosten voor rekening van de nalatenschap komt.
5. De beoordeling
5.1. Op grond van artikel 98, eerste lid Wet op het notarisambt (Wna) is een notaris aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijke notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te beoordelen of de handelwijze van de notaris zoals door klagers omschreven verwijtbare handelingen in de zin van dit artikel oplevert.
5.2. De door klagers en de notaris onder rechtsoverweging 3.6 en 4.7 geformuleerde verzoeken vallen buiten het bestek van deze tuchtrechtelijke procedure en blijven derhalve buiten beschouwing.
Declaraties
5.3. De kamer komt tot de conclusie dat een deel van de klachten (als samengevat onder rechtsoverweging 3.1) direct samenhangt met de beklaagde voorschotnota’s. Artikel 55 lid 2 Wna bepaalt echter dat geschillen omtrent de declaraties van een notaris dienen te worden voorgelegd aan de voorzitter van de ring van notarissen en kandidaat notarissen in het arrondissement Groningen (hetgeen hier ook is gebeurd). Onder die bepaling valt ook een geschil met betrekking tot de vraag of verrichte werkzaamheden wel of niet mogen worden gedeclareerd en of werkzaamheden dubbel zijn gedeclareerd. Voor zover de klacht betrekking heeft op het voorgaande zal deze niet-ontvankelijk worden verklaard.
5.4. Het omvangrijke klachtdossier bevat uitvoerige correspondentie met een keur aan kritische aan- en opmerkingen gericht aan het adres van de notaris. De kamer heeft getracht om de kern van klagers klachten samen te vatten in een aantal klachtonderdelen en zal deze - niet aan declaratie gerelateerde - klachtonderdelen hierna beoordelen. Daarbij stelt de kamer voorop dat de afwikkeling van de nalatenschap van [ erflater ] als complex moet worden beschouwd. Er is sprake van een in het buitenland wonende echtgenote, in Frankrijk opgemaakte huwelijkse voorwaarden, een in Duitsland opgemaakt echtscheidingsconvenant, een in Nederland opgemaakt testament, een buitenlands pensioen, buitenlandse bankrekeningen en een Duits fiscaal regime. Daarbij speelt voorts een rol dat klagers zich gedurende het traject van de Franse en/of Duitse taal hebben bediend en dat vertaling van relevante juridische stukken noodzakelijk is gebleken. Uiteindelijk is tussen de legitimarissen en de erfgenamen een dispuut ontstaan omtrent de waarde van het zich in de nalatenschap bevindende appartement. De notaris heeft getracht om de communicatie via één Nederlands familielid te doen laten verlopen echter daarin is hij niet geslaagd omdat klagers zich frequent tot de notaris hebben gericht hetgeen - zoveel is de kamer wel gebleken - de voortgang van de werkzaamheden niet ten goede is gekomen.
Verslaglegging
5.5. Naar het oordeel van de kamer volgt uit het feit dat de notaris enkel gespreksaantekeningen maar geen gespreksverslagen heeft opgemaakt naar aanleiding van besprekingen welke hij met klagers heeft gevoerd niet dat daarmee onzorgvuldig is gehandeld.
Deskundigheid
5.6. Klagers klagen over het feit dat de notaris heeft geweigerd terstond te voldoen aan het verzoek om de huwelijksgift in de akte van verdeling op te nemen. Gegeven de complexiteit van de nalatenschap (zie rechtsoverweging 5.4) kan de notaris niet worden verweten dat hij zich bij de uitoefening van zijn taak van advies heeft laten bedienen. Het getuigt van zorgvuldigheid dat de notaris een beroep heeft gedaan op de expertise van het IJI en dat hij documenten met een voor de verdeling relevante en/of juridische lading heeft laten vertalen. Uit de inhoud van de door [ klaagster ] afgegeven volmacht volgt dat die handelwijze ook aan klagers is voorgelegd zodat moet worden aangenomen dat klagers daarmee hebben ingestemd. Dat hierdoor (extra) kosten zijn gemaakt en vertraging is ontstaan is onoverkomelijk en kan de notaris niet worden verweten.
Inkomstenbelasting
5.7. In verband met de fiscale lasten van de pensioenuitkering heeft de notaris op verzoek van
[ klaagster ] een bedrag van € 6.570,52 aan het Finanzamt Neubrandenburg uitgekeerd. Klagers stellen in hun klacht dat dit bedrag (naar later duidelijk werd) reeds was ingehouden op de pensioenuitkering. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris klagers afdoende geadviseerd door hen voor te houden dat wellicht tweemaal belasting is betaald en zij daarover contact dienen te zoeken met een deskundige op het gebied van Duits belastingrecht. Naar het oordeel van de kamer is voorts niet gebleken van afspraken tussen klagers en de notaris op grond waarvan hij gehouden was om de aangifte inkomstenbelasting van [ erflater ] te verzorgen. Blijkens de opdrachtbevestiging diende de notaris zorg te dragen voor afwikkeling van de nalatenschap en daaruit voortvloeiende ‘steuersachen’.
WOZ-waarde
5.8. De notaris heeft op grond van de via de gemeente door hem verkregen informatie de WOZ-waarde van het appartement vastgesteld op een bedrag van € 147.000,00. Uit de hem later ter beschikking gestelde WOZ-beschikking bleek die waarde € 133.000,00 te zijn. Naar het oordeel van de kamer volgt daaruit niet dat de notaris in tuchtrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt. Voorts is gesteld noch gebleken dat klagers door dit handelen zijn benadeeld.
Conclusie
5.9. Een deel van de klachten lijkt voort te komen uit het bij klagers bestaande onjuiste beeld omtrent de positie van de notaris bij de verdeling van een nalatenschap en de (omvang van de) door hem in die positie uit te voeren werkzaamheden. Mogelijk heeft de notaris klagers daarover onvoldoende geïnformeerd. Niet uitgesloten is dat de taalbarrière daar mede debet aan is geweest.
Evenwel - zo oordeelt de kamer - is niet gebleken dat de notaris binnen de grenzen van zijn opdracht onvoldoende zorgvuldig en voortvarend heeft gehandeld. Dat op enig moment vertraging is ontstaan door het inwinnen van extern advies en noodzakelijk gebleken vertaalwerkzaamheden doet aan voorgaande niet af. Dat tussen de belanghebbenden (klagers en de legitimarissen) een dispuut is ontstaan en de nalatenschap thans nog niet is verdeeld kan de notaris niet worden aangerekend. Uit hetgeen in de onderhavige procedure is aangevoerd kan niet worden afgeleid dat de notaris op onvoldoende wijze op de belangen van klagers heeft toegezien. Gelet op het bovenstaande zal de kamer de klachten met betrekking tot de declaraties niet-ontvankelijk verklaren, overigens zullen de klachten ongegrond worden verklaard.
6. De beslissing
de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen:
6.1. verklaart klachtonderdeel 3.1 niet-ontvankelijk,
6.2. verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mrs. K.H.H.J. Kuhlmann, J.N.G.J. Kuin, F. Drost en R.P van Eerde, leden, bijgestaan door mr. R. Huisman, secretaris, en op
27 maart 2012 in het openbaar door mr. R.B.M. Keurentjes uitgesproken.
rh
De beslissing is verzonden op:
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.