Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
3.Het geschil in hoger beroep
- het (gewijzigd) verzoek van de vrouw te bepalen dat de man aan haar zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 399,- per kind per maand met ingang van 1 november 2012, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en te bepalen dat partijen gehouden zullen zijn tot naleving van de door als productie 8 bij haar inleidend verzoekschrift weergegeven regeling, en te bepalen dat deze regeling onderdeel uitmaakt van de in deze te geven beschikking, met toewijzing van de zomervakantieregeling zoals door de man is verzocht;
- het zelfstandig verzoek van de man een zorgregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen inhoudende primair dat de kinderen gedurende één week per twee weken bij hem verblijven en subsidiair dat de kinderen een weekend per twee weken van vrijdag uit school tot maandag naar school en wekelijks van dinsdag uit school tot woensdag naar school bij hem verblijven, alsmede zowel primair als subsidiair gedurende de laatste drie weken van de zomervakantie in de oneven jaren en de eerste drie weken van de zomervakantie in de even jaren en met betrekking tot de korte vakanties en feestdagen te bepalen dat die worden gevierd daar waar de kinderen op dat moment verblijven.
- van 1 november 2012 tot 5 januari 2013 zal worden vastgesteld op basis van de oude rekenmethode;
- van 5 januari 2013 tot 17 mei 2013 zal worden vastgesteld zodanig dat op de behoefte van de kinderen in mindering wordt gebracht het door de vrouw te ontvangen kindgebonden budget en de draagkracht wordt berekend volgens de oude rekenmethode;
- vanaf 17 mei 2013, althans een zodanige datum dat het hof juist acht, zal worden vastgesteld volgens de nieuwe rekenmethode.