ECLI:NL:GHAMS:2014:1204

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
7 april 2014
Zaaknummer
23-002058-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldig verklaard rijbewijs en vrijspraak in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981, was aangeklaagd voor het besturen van een motorrijtuig terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De tenlastelegging betrof een incident op 4 februari 2012 te Nieuw-Vennep, waar de verdachte een personenauto bestuurde zonder geldig rijbewijs. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 19 februari 2014 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw.

De advocaat-generaal vorderde vrijspraak, stellende dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Het hof heeft overwogen dat het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om het rijbewijs ongeldig te verklaren, zowel aangetekend als onaangetekend was verzonden. De aangetekende brief was retour gekomen, terwijl de onaangetekende brief niet was teruggestuurd. Het hof concludeert dat uit het enkel verzenden van deze brieven niet kan worden afgeleid dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.

Aangezien er geen ander bewijs in het dossier aanwezig was dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring, heeft het hof besloten de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan door te verklaren dat niet bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

parketnummer: 23-002058-13
datum uitspraak: 5 maart 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 april 2013 in de strafzaak onder parketnummer 96-240879-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 februari 2012 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Strausslaan, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Zowel de advocaat-generaal als de raadsvrouw van verdachte hebben zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het telastegelegde, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist, dan wel redelijkerwijs had moeten weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het besluit d.d. 21 juni 2011, waarbij verdachtes rijbewijs ongeldig is verklaard, is door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) aangetekend en onaangetekend verzonden. De aangetekende brief is retour gekomen met de mededeling dat deze niet is afgehaald en de onaangetekende brief is niet retour gekomen. Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat uit het enkel verzenden van het besluit per aangetekende en onaangetekende brief niet zonder meer kan worden afgeleid dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Nu uit het dossier niet gebleken is van ander bewijs dat verdachte op 4 februari 2012 wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, dient verdachte van het hem ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. C. Waling en mr. N.F. van Manen, in tegenwoordigheid van mr. J.E. van der Ploeg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 maart 2014.
Mr. C. Waling en mr. N.F. van Manen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.