ECLI:NL:GHAMS:2014:1230

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
8 april 2014
Zaaknummer
200.136.277-01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de klacht tegen een gerechtsdeurwaarder inzake de uitvoering van een betekening en dwangsommen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder. De klager had eerder een klacht ingediend bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die deze klacht op 24 september 2013 ongegrond had verklaard. De klager was van mening dat de gerechtsdeurwaarder niet adequaat had gehandeld bij de uitvoering van een betekening van een vonnis van de rechtbank, waarin dwangsommen waren opgelegd aan de ex-partner van de klager wegens het niet nakomen van een omgangsregeling. De klager stelde dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende had gereageerd op zijn vragen, te weinig actief was geweest en geen schriftelijke aantekeningen had gemaakt van de samenwerking met de advocaat van de klager. Het hof heeft de argumenten van de klager beoordeeld en geconcludeerd dat de gerechtsdeurwaarder in beginsel mocht afgaan op de mededelingen van de advocaat van de klager. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet laakbaar had gehandeld door de juistheid van de stelling van zijn opdrachtgever zelf te toetsen voordat hij overging tot derdenbeslag. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en verklaarde de klacht ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de gerechtsdeurwaarder en de verwachtingen die aan hem worden gesteld in het kader van zijn samenwerking met juridische beroepsbeoefenaren.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.136.277/01 GDW
zaaknummer in eerste aanleg : 941.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 april 2014
inzake:
[klager],
wonend te [woonplaats],
APPELLANT,
t e g e n
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats],
gemachtigde:
[gemachtigde],
GEÏNTIMEERDE.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 25 oktober 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 24 september 2013. Bij die beslissing heeft de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, ongegrond verklaard.
1.2
Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 4 december 2013 een verweerschrift ontvangen. De gerechtsdeurwaarder heeft daarbij het hof meegedeeld dat hij zijn stellingen zoals verwoord in eerste aanleg onverkort handhaaft.
1.3
Op 15 januari 2014 is ter griffie een brief met producties van klager ingekomen.
1.4
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 23 januari 2014. Verschenen zijn klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder; beiden hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

De gerechtsdeurwaarder heeft op 19 mei 2011 van de (voormalig) advocaat van klager opdracht gekregen over te gaan tot betekening van een vonnis van de rechtbank [plaats] van 18 maart 2011 (alsmede een tweetal daaraan voorafgaand gegeven beschikkingen) waarin dwangsommen zijn gesteld op de niet-nakoming van de omgangsregeling door de ex-partner van klager.

4.Het standpunt van klager

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder – naar de kern genomen – dat deze
a. na sommatie op 13 februari 2012 aan de ex-partner tot betaling van vervallen dwangsommen, zijn oordeel over de mogelijkheid tot executie van die dwangsommen heeft gewijzigd;
b. niet inhoudelijk heeft gereageerd op de vragen van klager;
c. zich in de periode van 30 mei 2011 tot 7 februari 2012 ten opzichte van de advocaat van klager te weinig actief heeft opgesteld;
d. geen schriftelijke aantekeningen heeft gemaakt van de wijze van samenwerken met de advocaat;
e. klager geen volledig dossier heeft toegezonden en klager onheus heeft bejegend.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de stellingen van klager gemotiveerd betwist. Voor zover van belang zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

6.De beoordeling

6.1
In de e-mail van 19 mei 2011, waarin de advocaat van klager de gerechtsdeurwaarder de opdracht verstrekt tot betekening van het vonnis van de rechtbank van 18 maart 2011 (alsmede de daarbij behorende beschikkingen), heeft de advocaat de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat het vonnis zo dient te worden uitgelegd dat zowel op het niet nakomen van de weekendregeling als op het niet nakomen van de vakantieregeling een dwangsom was gesteld. Anders dan klager betoogt, mocht en kon de gerechtsdeurwaarder die opdracht zonder verdere bestudering van het dossier aannemen, nu deze opdracht werd verstrekt door een juridisch beroepsbeoefenaar en niet manifest van iedere juridische grond was ontbloot. De gerechtsdeurwaarder is daarna op 23 mei 2011 tot betekening overgegaan, overeenkomstig de opdracht. De gerechtsdeurwaarder heeft hiermee niet in strijd gehandeld met enige tuchtrechtelijke norm.
6.2
Nadat de gerechtsdeurwaarder enkele malen aan zijn opdrachtgever (de advocaat van klager) om nadere instructies had verzocht, heeft hij op 13 februari 2012 op verzoek van zijn opdrachtgever de opdracht gekregen een sommatie aan de ex-partner te zenden. Daags daarna ontving de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift van die ex-partner. Terecht heeft de gerechtsdeurwaarder vervolgens, alvorens tot het nemen van ingrijpende executiemaatregelen als derdenbeslag over te gaan, de juistheid van de stelling dat dwangsommen waren verbeurd, wel zelf nog eens getoetst. Dat de gerechtsdeurwaarder eerst na sommatie aan de ex-partner tot de conclusie kwam dat de dwangsommen niet tevens waren gesteld op de niet-nakoming van de vakantieregeling en hij om die reden besloot geen gehoor te geven aan de instructie van de advocaat om ten laste van de ex-partner loonbeslag te leggen, acht het hof derhalve niet laakbaar.
6.3
Ook de omstandigheid dat het na de betekening van het vonnis (23 mei 2011) bijna negen maanden heeft geduurd voordat de gerechtsdeurwaarder de juistheid van de aan hem verstrekte opdracht heeft getoetst kan de gerechtsdeurwaarder niet worden aangerekend nu hij niet eerder van de advocaat instructies had gekregen voor het nemen van executiemaatregelen. Klachtonderdeel a is daarom ongegrond.
6.4
Daarnaast kan de klacht dat de gerechtsdeurwaar niet heeft gereageerd op inhoudelijke vragen van klager geen stand houden. Blijkens de e-mailberichten van 26 oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klager op zijn kantoor uitgenodigd om hem de gang van zaken met betrekking tot de executie van de dwangsommen nader toe te lichten en heeft hij hem de mogelijkheid geboden het dossier door te nemen. Klager heeft om hem moverende redenen van dit aanbod geen gebruik gemaakt.
6.5
De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens, overigens onverplicht nu klager niet zijn directe opdrachtgever was, een kopie van het dossier aan klager toegezonden. Dat in dit dossier geen e-mailcorrespondentie was gevoegd betekent niet, zoals klager betoogt, dat de gerechtsdeurwaarder doelbewust belastende stukken heeft achterhouden. Het komt het hof niet onaannemelijk voor dat, zoals de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, e-mailberichten niet standaard deel uitmaken van het dossier en dat deze zich daardoor niet in het aan klager toegezonden kopiedossier bevonden. Van een laakbaar handelen is niet gebleken. Bovendien had klager de mogelijkheid om op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder alsnog van deze stukken kennis te nemen.
6.6
De inhoud van de overgelegde stukken geeft het hof geen aanleiding voor het oordeel dat klager onheus door de gerechtsdeurwaarder zou zijn bejegend. De kamer heeft dan ook terecht overwogen dat de door klager aangehaalde passages niet tot het oordeel kunnen leiden dat deze niet passend of onfatsoenlijk zijn.
6.7
Gelet op wat onder 6.4 t/m 6.6 is overwogen, zijn de klachtonderdelen b en e ongegrond.
6.8
Tot slot dienen ook de klachtonderdelen c en d ongegrond te worden verklaard nu deze zien op de relatie tussen de advocaat en de gerechtsdeurwaarder en niet op de relatie tussen klager en de gerechtsdeurwaarder. Voor zover klager met klachtonderdeel c beoogt te stellen dat de gerechtsdeurwaarder te weinig voortvarend is opgetreden, kan dit de gerechtsdeurwaarder niet worden tegengeworpen nu hij niet anders kon doen dan de instructies afwachten van zijn opdrachtgever (zijnde de advocaat van klager). Bovendien blijkt uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde stukken dat hij op 30 mei 2011,
27 juli 2011, 18 oktober 2011 en 7 februari 2012 de advocaat van klager heeft verzocht om nadere instructies.
6.9
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.1
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 8 april 2014 door de rolraadsheer.