Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- akte van [geïntimeerde];
2.Feiten
3.Beoordeling
4.Beslissing
15 april 2014.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De echtgenote van de geïntimeerde had de nietigheid van een leaseovereenkomst ingeroepen, waarop Dexia zich beriep op verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging. De kantonrechter had in een eerder vonnis vastgesteld dat de betalingen op de leaseovereenkomsten werden verricht vanaf een en/of-rekening, wat leidde tot een bewijsvermoeden ten gunste van Dexia. Echter, na het horen van getuigenverklaringen oordeelde de kantonrechter dat dit bewijsvermoeden was weerlegd, en dat de echtgenote tijdig de nietigheid had ingeroepen. Dexia ging in hoger beroep, maar het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter. Het hof oordeelde dat Dexia niet voldoende bewijs had geleverd dat de echtgenote eerder op de hoogte was van de leaseovereenkomsten dan drie jaar voor de vernietigingsbrief. De grieven van Dexia werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij Dexia werd veroordeeld in de proceskosten.