Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
De grieven 1 tot en met 6 bevatten aanvullingen op deze feiten. Voor zover nodig zullen deze grieven bij de beoordeling van het hoger beroep aan de orde komen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in een kort geding, waarin de stichting Woningstichting Rochdale een ontruimingsvordering heeft ingesteld tegen [appellante]. [appellante] huurt sinds 20 september 2006 een woning van Rochdale, maar verbleef vanaf maart 2013 in Suriname vanwege gezondheidsredenen. Tijdens haar afwezigheid heeft zij de sleutels van de woning aan haar zoon gegeven, die de woning zonder toestemming van Rochdale aan derden heeft verhuurd. Rochdale heeft [appellante] verzocht de huurovereenkomst op te zeggen en de woning te ontruimen, maar [appellante] heeft hieraan geen gehoor gegeven. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Rochdale toegewezen, wat [appellante] in hoger beroep aanvecht.
Het hof overweegt dat bij een ontruimingsvordering in kort geding grote terughoudendheid moet worden betracht. Er moet sprake zijn van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Het hof stelt vast dat [appellante] haar verplichtingen niet is nagekomen door de woning zonder toestemming onder te verhuren en dat zij niet heeft voldaan aan de eis van hoofdverblijf in de woning. Het hof concludeert dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat de ontruimingsvordering toewijsbaar is. De grieven van [appellante] falen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter. [appellante] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.