Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven, met producties (op datastick);
- memorie van antwoord, met producties,
- akte [appellante]
- akte Varde.
2.Feiten
3.Beoordeling
- op 27 december 2000 “Euro Effect Maandbetaling” met contractnummer [nummer 1],
- op 28 december 2000 “AEX Plus Effect Maandbetaling met contractnummer [nummer 2],
- op 28 december 2000 “Profit Effect Maandbetaling”met contractnummer [nummer 3],
- op 26 maart 2001 “Triple Effect Vooruitbetaling” met contractnummer [nummer 4].
De Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease maken deel uit van deze overeenkomsten.
2. Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig artikel 17 van de Wge(hof: Wet giraal effectenverkeer)
, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoudt het eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden te beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt. Lessee kan niet over de waarden beschikken, behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gaan van de waarden totdat deze eigendom van lessee zijn geworden.”
De effectenleaseovereenkomsten met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] zijn met een betalingsachterstand tussentijds geëindigd vóór de zogenoemde peildatum.
Hardheidsclausule
- ten aanzien van leaseovereenkomst met nummer [nummer 4] is [appellante] op basis van Dexia Aanbod € 7.010,97 aan Varde verschuldigd;
- ten aanzien van leaseovereenkomst met nummer [nummer 3] heeft de kantonrechter de stelling van Varde verworpen dat [appellante] het zogenoemde Dexia Aanbod heeft geaccepteerd, de WCAM-overeenkomst van toepassing geoordeeld en de Duisenbergregeling toegepast, op grond waarvan [appellante] € 3.913,- aan Varde is verschuldigd;
- ten aanzien van de leaseovereenkomsten met nummers [nummer 1] en [nummer 2] heeft de kantonrechter eveneens de stelling van Varde verworpen dat [appellante] het zogenoemde Dexia Aanbod heeft aanvaard, de WCAM-overeenkomst van toepassing geoordeeld, met hier als gevolg dat [appellante] geen vergoeding op grond van de WCAM-overeenkomst toekomt en [appellante] aan Varde € 6.514,10 en € 5.083,92 is verschuldigd.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] in hoger beroep met drie grieven op (grief III bestaat niet; anders dan Varde leest het hof randnummer 111 van de memorie van grieven als toelichting op de tweede grief).
[appellante] heeft bij conclusie van antwoord een beroep gedaan op de coulanceregeling. De stellingen van Varde bieden onvoldoende aanknopingspunt om te aanvaarden dat dit beroep als tardief zou moeten worden aangemerkt. Dat aan de mogelijkheid om beroep te doen op de coulanceregeling een einde zou zijn gekomen, is onvoldoende gesteld of gebleken. Varde heeft zich immers beperkt tot de stelling dat [appellante] schriftelijk en tijdig beroep had moeten doen op de coulanceregeling. Dat Dexia of Varde gerechtigd was eenzijdig (achteraf) aan het overeengekomene beperkende voorwaarden te verbinden is niet gebleken.
Derhalve zal alsnog op de in de toelichting op het Dexia Aanbod voorziene wijze aan de hand van vaste criteria beoordeeld dienen te worden of [appellante], gelet op haar persoonlijke situatie, voor een oplossing op maat in aanmerking kwam.
Het hof tekent daarbij aan dat de coulanceregeling slechts geldt voor de leaseovereenkomst met nummer [nummer 4], omdat [appellante] alleen voor die leaseovereenkomst het Dexia Aanbod heeft aanvaard.
Ook aan de WCAM overeenkomst is [appellante] in beginsel gebonden en wel wat betreft de overige drie leaseovereenkomsten.
.Door die registratie werd in beginsel voldaan aan artikel 17 Wge (oud) en werden bedoelde cliënten deelgerechtigd in het verzameldepot.
“op termijn” reeds aan de leasecliënten waren verkocht.