beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.144.406/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 8 mei 2014
P.R. DEKKER, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [A ],
woonplaats houdend op de voet van artikel 1:14 BW te zijn kantoor te Rosmalen,
VERZOEKER,
advocaten:
mrs. P.J. van der Korsten
J. van Bekkum, kantoorhoudende te Amsterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] HOLDING B.V.,
gevestigd te Oisterwijk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] BELEGGINGEN B.V.,
gevestigd te Moergestel,
VERWEERSTERS
advocaat:
mr. M.A.V. van Aardenne,kantoorhoudende te Dordrecht,
[C],
wonende te Eindhoven,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. E.J.M. Vannisselroy,kantoorhoudende te Veldhoven.
1.
Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
- verzoeker met Dekker;
- verweerster 1. met [B] Holding;
- verweerster 2. met Beleggingen;
- verweersters tezamen met Holding c.s.;
- belanghebbende met [C].
1.2 Dekker heeft bij op 31 maart 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht - zakelijk weergegeven - bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van [B] Holding en Beleggingen over de periode vanaf 1 januari 2009;
ij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding
1. [D] (hierna [D] te noemen) te schorsen als bestuurder van [B] Holding;
2. een onafhankelijke derde te benoemen tot bestuurder van [B] Holding met een in het verzoekschrift nader omschreven taak;
3. de aandelen in het kapitaal van [B] Holding over te dragen ten titel van beheer aan een door de Ondernemingskamer te benoemen derde, althans het aan die aandelen verbonden stemrecht te schorsen;
4. althans zodanige onmiddellijke voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer geraden acht;
te bepalen dat Holding c.s. zijn gehouden om de kosten van verweer van de te benoemen bestuurder en beheerder ter zake van de vaststelling van aansprakelijkheid vanwege onbehoorlijke taakvervulling tijdens hun tijdelijke aanstelling te betalen;
alsmede om Holding c.s. te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3 Holding c.s. hebben bij op 17 april 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, af te wijzen.
1.4 [C] heeft bij op 17 april 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift, tevens houdende een voorwaardelijk zelfstandig verzoek, met producties de Ondernemingskamer verzocht - zakelijk weergegeven - bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking
het verzoek tot het gelasten van een onderzoek af te wijzen;
voorwaardelijk, voor het geval de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [B] Holding en Beleggingen mocht bevelen, bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding
i) Dekker op straffe van een dwangsom te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de in het verweerschrift nader omschreven aanbiedingsplicht,
ii) deskundigen aan te wijzen om voor rekening van Dekker in zijn hoedanigheid van vereffenaar de waarde van in het verweerschrift bedoelde certificaten te bepalen, althans
iii) zodanige onmiddellijke voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer in goede justitie geraden acht, met veroordeling van Dekker in de proceskosten.
1.5 De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 1 mei 2014. Bij die gelegenheid zijn de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen overgelegde - aantekeningen, en wat [C] betreft onder overlegging van een op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden nadere productie, genummerd 17. Het standpunt van Dekker is toegelicht door mr. Van Bekkum voornoemd en mr. I. Wassenaar, advocaat te Amsterdam, en de standpunten van Holding c.s. onderscheidenlijk [C] zijn toegelicht door hun advocaten. Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.
2 De feiten
De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1Holding c.s. drijven – tezamen met (andere) dochters van [B] Holding – een onderneming die zich bezighoudt met de exploitatie van recreatiepark De Stille Wille in Oirschot (hierna het recreatiepark te noemen). Beleggingen is eigenaar van de gronden waarop het recreatiepark ligt; haar voornaamste inkomsten bestaan uit de door de bewoners van het recreatiepark betaalde erfpachtcanons.
2.2[B] Holding is sinds 1 januari 1989 enig aandeelhouder van Beleggingen en sinds 1 januari 2004 bestuurder van Beleggingen.
2.3[B] Holding houdt voorts alle aandelen in het kapitaal van drie andere vennootschappen, van twee waarvan zij de enige bestuurder is.
2.4Op 19 september 1997 is Stichting Administratiekantoor [B] Holding (hierna Stak te noemen) opgericht en is ten overstaan van notaris mr. J.F.A.M. Vrijdag een akte verleden volgens welke de aandelen in [B] Holding ten titel van certificering zijn overgedragen aan Stak.
2.5De onderneming werd voorheen geleid door [VADER] (hierna [VADER] te noemen). [VADER] was bestuurder van [B] Holding. Op 9 juni 2010 zijn de zoons van [VADER], [C] en diens broer [A ] (hierna [A ] te noemen), benoemd tot bestuurder.
2.6[VADER] is overleden op 11 juli 2010. Zijn erfgenamen, [A ] en [C], zijn elk voor de helft gerechtigd tot de nalatenschap van [VADER] en hebben deze zuiver aanvaard. De nalatenschap van [VADER] is ten tijde van de terechtzitting onverdeeld.
2.7Op 25 maart 2011 heeft notaris mr. Th.L.A. Weijmer een akte verleden - kort gezegd - ter rectificatie van de op 19 september 1997 door notaris Vrijdag verleden akte.
2.8Op 21 september 2011 is [A ] teruggetreden als bestuurder van [B] Holding; op die datum is [S] Beheer B.V. (hierna [S] Beheer te noemen) tot bestuurder van [B] Holding benoemd.
2.9Bij verzoekschrift van 12 november 2012 heeft [C] de Ondernemingskamer verzocht - kort gezegd - een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [B] Holding te gelasten. Het verzoekschrift houdt onder meer in dat [C] “
niet (heeft) ontkend dat er door [B] Holding mogelijk een aantal facturen zijn betaald, die in meerdere of mindere mate betrekking hadden op privé aangelegenheden. ([C]) heeft direct zijn bereidheid toegezegd om dit desgewenst te corrigeren”. [A ] heeft van zijn kant een tegenverzoek tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [B] Holding gedaan.
2.1Tijdens de behandeling ter openbare terechtzitting van de verzoeken van [C] onderscheidenlijk [A ] op 15 november 2012 zijn (onder anderen) [C], [A ], [B] Holding en haar bestuurders een regeling overeengekomen (hierna de regeling te noemen). De regeling houdt onder meer in dat [C] en [S] Beheer per 23 november 2012 aftreden als bestuurder van [B] Holding en dat per die datum [D], broer van [VADER] en oom van [C] en [A ], tot bestuurder van [B] Holding wordt benoemd.
2.11De regeling houdt verder in dat per 23 november 2012 [D] (als voorzitter), [E] (Ondernemingskamer: de moeder van [C] en [A ]) en een door [A ] aan te wijzen persoon tot bestuurders van Stak worden benoemd.
2.12De regeling houdt voorts in, zo blijkt uit het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van 15 november 2012:
“
4) [B] Holding zal aan drs. A.P.J.T. van Asten RA, verbonden aan RSM Wehrens, Mennen & De Vries Accountants & Belastingadviseurs, opdracht geven onderzoek te doen naar de administratie van [B] Holding en haar dochtervennootschappen over de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 23 november 2012, in het bijzonder naar de juistheid van alle in rekening gebrachte kosten en gedane onttrekkingen”.
2.13Op 17 november 2012 is [A ] om het leven gekomen. De erfgenamen van [A ] zijn [F], [A ], [G] en [H] (dezen hierna tezamen de erven [A ] te noemen). Zij hebben de nalatenschap van [A ] beneficiair aanvaard.
2.14Op 26 november 2012 zijn [S] Beheer en [C] als bestuurders van [B] Holding opgevolgd door [D], die sedertdien de enige bestuurder van [B] Holding is.
2.15Op 26 november 2012 zijn [D], [E] en [I] (de schoonmoeder van [A ]) tot bestuurders van Stak benoemd.
2.16Op 13 december 2012 heeft drs A.P.J.T. van Asten RA (hierna Van Asten te noemen) een “rapport van feitelijke bevindingen” uitgebracht aan [B] Holding, betreffende de in 2011 gevoerde financiële administratie. Dit rapport houdt onder meer in:
“
Middels deze rapportage brengen wij u verslag uit over de door ons uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de juistheid van de gevoerde financiële administratie 2011 van [B] Holding B.V. en haar dochtermaatschappijen.
(…)
Binnen het bestuur van [[B] Holding] is in 2012 een discussie ontstaan ten aanzien van de juistheid van alle in rekening gebrachte kosten en gedane onttrekkingen in de financiële administratie (…). Dit dispuut heeft geleid tot een zitting bij de Ondernemingskamer op 15 november 2012 en het opstellen van een proces verbaal. (…). Navolgend het proces verbaal (…) is door [[D]] de financiële administratie over 2010 van [[B] Holding] en haar dochtermaatschappijen integraal beoordeeld. [[D]] heeft (…) kenbaar gemaakt dat de financiële administratie 2010 geen onderdeel hoeft uit te maken van het onderzoek”.
2.17Dekker is bij beschikking van de Rechtbank Oost Brabant van 20 juni 2013 op verzoek van het Openbaar Ministerie en de Ontvanger van de Belastingdienst aangesteld als vereffenaar van de nalatenschap van [A ].
2.18Op 22 november 2013 heeft [C] namens [B] Holding en Beleggingen een volmacht afgegeven aan Joore N.V. om hen te vertegenwoordigen jegens de Belastingdienst.
2.19[D] heeft, blijkens een proces-verbaal van getuigenverhoor in de nalatenschap van [A ], op 16 januari 2014 tegenover de rechter-commissaris verklaard:
“(…) De schuldpositie van [VADER] jegens [B] Holding van € 1.650.000,- is door [C] overgenomen. [C] heeft die vordering gekocht. Daar is geen contract van. Die koop is alleen administratief vastgelegd, dus verwerkt in de administratie. [C] heeft dat gedaan zonder overleg met mij. (…)”
en
“
[C] ontvangt ook een management fee. Dat is rond de € 5.800 per maand. Hoeveel tijd hij werkt, kan ik niet inschatten.”.
2.2Tegen [C] is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. In dat kader is op 21 januari 2014 de administratie van Holding c.s. onder [C] in beslag genomen.