ECLI:NL:GHAMS:2014:1658

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
8 mei 2014
Zaaknummer
23-004636-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsverweer inbraak in woning - herkenning verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2013. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van inbraak in een woning te Amsterdam op 3 mei 2013, waarbij hij samen met anderen sieraden, horloges, een iPhone, een spaarpot met inhoud, geldbedragen en een reservesleutel van een auto heeft weggenomen. De verdachte heeft de toegang tot de woning verkregen door middel van braak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 april 2014 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de herkenning van de verdachte door getuige [slachtoffer 1] onbetrouwbaar is en dat er geen ander bewijs is om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft dit verweer verworpen, omdat de getuige de verdachte herkende als zijn buurman en dit onderbouwde met een karakteristiek kenmerk. Het hof oordeelde dat de herkenning betrouwbaar was en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de inbraak.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van braak. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf bevestigd, maar de omstandigheden waaronder de inbraak heeft plaatsgevonden, zoals de tijd en de impact op de bewoners, zwaar meegewogen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de recidive van de verdachte, die eerder voor diefstal was veroordeeld. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het arrest is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2014.

Uitspraak

parketnummer: 23-004636-13
datum uitspraak: 6 mei 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2013 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702247-13 en 23-002360-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 april 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 03 mei 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de James Rosskade, [nummer]) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden en/of een of meer horloge(s) en/of een meer (portable) computer(s) en/of een Iphone en/of een Ipad en/of een spaarpot (met inhoud) en/of een of meer geldbedra(a)g(en) en/of een (reserve) sleutel van een (personen)auto (gekentekend [kenteken]) en/of een playstation portable, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door een (cilinder)slot van een (toegangs)deur (van die woning) (er)uit te boren, in elk geval door die (toegangs)deur (van die woning) te forceren, althans door middel van braak op en/of verbreking van een (toegangs)deur (van die woning).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bespreking van een verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de bewezenverklaring slechts steunt op de vermeende herkenning van de verdachte door de getuige [slachtoffer 1], wiens verklaring onbetrouwbaar is. Vanwege dit gegeven en het ontbreken van enig ander bewijsmateriaal dient de verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De herkenning van de verdachte door de getuige [slachtoffer 1] is betrouwbaar, nu hij de verdachte heeft herkend als zijn buurman naast wie hij jaren heeft gewoond en op basis van een karakteristiek kenmerk, namelijk zijn flaporen. Daarnaast heeft hij verklaard de verdachte op een afstand van ongeveer zes meter recht in de ogen te hebben gekeken.
De herkenning van de verdachte door [slachtoffer 1] vindt onder andere steun in de verklaring van de getuige [getuige]. Hij heeft uit eigen wetenschap verklaard dat één van de door hem geziene daders woonachtig is in de [adres 2], waar de verdachte ook feitelijk woonachtig blijkt te zijn. Derhalve is voldaan aan het wettelijke bewijsminimum.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 mei 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de James Rosskade, [nummer]) heeft weggenomen sieraden en horloges en een iPhone en een spaarpot met inhoud en geldbedragen en een reservesleutel van een personenauto (gekentekend [kenteken]) en een playstation portable, toebehorende aan anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door een cilinderslot van een toegangsdeur van die woning uit te boren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan woninginbraak. Dit is een feit dat naast onrustgevoelens ook financiële schade voor de bewoners met zich meebrengt. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij dit feit heeft gepleegd rond half tien ’s avonds in het weekend, bij hem bekende buurtbewoners en waarbij het huis compleet overhoop is gehaald, waarna hij er met een aanzienlijke buit vandoor is gegaan. Tevens is de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 april 2014 eerder voor diefstal onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, niet in de rede, nu in het verleden is gebleken dat de verdachte geen enkele medewerking verleent aan de reclassering. Het hof acht in de ernst van het feit en de recidive van de verdachte gronden aanwezig de gevorderde straf in geheel onvoorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.950,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Amsterdam van 27 september 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Amsterdam van 27 september 2012, parketnummer 23-002360-12, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.W.J. de Groot, mr. H.A. van Eijk en mr. W.H. van Benthem, in tegenwoordigheid van A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 mei 2014.
Mr. H.A. van Eijk en mr. W.H. van Benthem zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]
.