ECLI:NL:GHAMS:2014:1723

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
14 mei 2014
Zaaknummer
200.138.634/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering wegens tekortkomingen in de informatieverplichting en afdrachtverplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van de appellant. De appellant, die kampt met ernstige depressieve klachten, had in hoger beroep verzocht om de vernietiging van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn schuldsanering op 4 december 2013 tussentijds was beëindigd. De appellant stelde dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn depressieve klachten en het verlies van zijn baan. Hij voerde aan dat hij niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen, maar had geen concreet voorstel tot aflossing van de boedelachterstand gedaan, die volgens hem € 5.889,61 bedroeg.

De bewindvoerder daarentegen stelde dat de appellant niet had voldaan aan zijn inspannings-, afdracht- en informatieverplichting en dat er nieuwe bovenmatige schulden waren ontstaan. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet naar behoren aan zijn informatieverplichting heeft voldaan en dat hij gedurende langere tijd geen toereikende informatie heeft verstrekt aan de bewindvoerder. Het hof oordeelde dat de appellant, ondanks zijn depressieve klachten, toerekenbaar tekortgeschoten was in zijn medewerking aan de schuldsaneringsregeling.

Het hof concludeerde dat de boedelachterstand, die aanzienlijk was opgelopen, de appellant kon worden toegerekend. Hij had geen voorstel tot aflossing ingediend en had sinds november 2012 niets aan de boedel afgedragen. Het hof had begrip voor de situatie van de appellant, maar oordeelde dat deze hem niet ontsloeg van zijn verplichtingen. De aanvraag voor verlenging van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

arrest
________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.138.634/01
insolventienummer rechtbank Amsterdam : C/13/11/701-R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 februari 2014
in de zaak van:
[appellant],
wonend te[woonplaats],
advocaat:
mr. A.P. Hendrikste Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Verzoeker wordt hierna [appellant] genoemd.
[appellant] is bij op 11 december 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 december 2013, waarbij de op [appellant] van toepassing zijnde schuldsanering tussentijds werd beëindigd.
[appellant] heeft op 6 februari 2014 aanvullende producties en nadere gronden overgelegd.
Van de kant van de bewindvoerder zijn op 22 januari 2014 en op 10 februari 2014 verslagen ingekomen, met bijlagen.
Het hoger beroep is behandeld op de zitting van het hof van 11 februari 2014. Bij die behandeling is [appellant] verschenen, bijgestaan door mr. Hendriks voornoemd die het verzoekschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd. Voorts is namens de bewindvoerder [X] verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift met bijlagen en het aanvullende verzoekschrift met bijlagen, van het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, alsmede van de verslagen van de bewindvoerder met bijlagen. [appellant] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1.
[appellant] heeft in het verzoekschrift verzocht om het vonnis waarin de op hem toepasselijke schuldsaneringsregeling tussentijds werd beëindigd, te vernietigen en hem alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien. Daartoe heeft [appellant] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. [appellant] is van mening dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Hij kampt reeds jaren met ernstige depressieve klachten en deze zijn verergerd eind 2012. Daarnaast is hij begin 2013 zijn baan verloren, waardoor hij ook een klap te verwerken kreeg. [appellant] heeft sindsdien minder inkomen, waardoor hij minder kon afdragen aan de boedel. Dit valt hem niet toe te rekenen.
Bovendien heeft de bewindvoerder de boedelachterstand verkeerd berekend. Volgens [appellant] bedraagt de boedelachterstand, na herberekening, € 5.889,61. Hij kan dit bedrag momenteel niet op tafel leggen, maar heeft goede hoop dat hij, zodra hij weer werk heeft, weer substantieel kan afdragen.
[appellant] heeft met behulp van zijn begeleidster van het gezondheidscentrum zijn best gedaan de bewindvoerder te informeren. Als er al een keer stukken ontbraken, had het op de weg van de bewindvoerder gelegen om daarvan melding te maken. Nu [appellant] doorlopend stukken heeft aangeleverd, is hij van mening dat er geen schending van de inlichtingenplicht is.
[appellant] acht de beëindiging van de schuldsaneringsregeling disproportioneel en verzoekt om een verlenging van de looptijd. Hij wijst er in dat verband op dat zijn totale schuldenlast € 33.777,- bedraagt en dat hij ondertussen meer dan € 10.000,- aan de boedel heeft afgedragen.
2.2.
De bewindvoerder heeft in hoger beroep gesteld dat [appellant], hoewel hij bekend was met de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, niet voldaan heeft aan zijn inspannings-, afdracht en informatieverplichting en bovendien nieuwe bovenmatige schulden heeft laten ontstaan. De bewindvoerder heeft gesteld dat de informatieverplichting moeizaam is verlopen. Gegevens werden pas na rappelleren overgelegd en vaak onvolledig. Vanaf november 2012 zijn geen betalingen op de boedelrekening meer ontvangen.
Op basis van de thans beschikbare gegevens heeft de bewindvoerder de boedelachterstand berekend op € 8.208,51. Ter zitting in hoger beroep heeft de bewindvoerder laten weten dat er nog een correctie toegepast kan worden voor de inwonende zoon, maar dat dit niet een groot verschil zal maken. Ten slotte heeft de bewindvoerder aangevoerd dat [appellant] een aantal nieuwe schulden heeft laten ontstaan bij de belastingdienst van in totaal ongeveer € 1.000,-.
2.3.
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat - zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, Fw - vergaande verplichtingen rusten op de schuldenaar op wie de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is. Deze verplichtingen vinden hun grond in de doelstelling van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Die komt erop neer, dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële situatie terecht zijn gekomen, de kans moeten krijgen weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking wordt verwacht aan de doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
2.4.
Gelet op de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gebleken feiten en omstandigheden komt ook het hof tot het oordeel dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling op [appellant] tussentijds dient te worden beëindigd. Het hof is van oordeel dat [appellant], ook als zijn depressieve klachten in aanmerking worden genomen, toerekenbaar is tekortgeschoten in de van hem te verwachten medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
2.5.
Voldoende aannemelijk is geworden dat [appellant] niet naar behoren aan zijn informatieverplichting heeft voldaan. Zo heeft hij gedurende langere tijd en ondanks daartoe strekkende verzoeken de bewindvoerder niet van toereikende informatie voorzien omtrent zijn (financiële) situatie, waaronder zijn inkomen en verdere van belang zijnde omstandigheden. Voor de eerste beëindigingszitting in oktober 2013 heeft [appellant] een aantal aanvullende gegevens overgelegd. De boedelachterstand is na overlegging van die gegevens door de bewindvoerder geschat op € 6.207,14. Na de pro forma aanhouding - de zaak werd aangehouden teneinde alle ontbrekende stukken op tafel te krijgen, na te gaan of de berekende boedelachterstand juist was berekend en een plan van aanpak over te leggen om de boedelachterstand in te lopen – heeft de bewindvoerder de boedelachterstand nader berekend op € 8.208,51. De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep gesteld dat er een correctie toegepast zou kunnen worden voor de inwonende zoon en dat de boedelachterstand daarom iets lager kan uitvallen. Maar vaststaat, ook in de berekening van [appellant] zelf, dat de boedelachterstand een zeer aanzienlijk bedrag betreft.
2.6.
Dat de boedelachterstand zo hoog is opgelopen kan [appellant] worden toegerekend. Hij had tijdig stukken moeten overleggen en bovendien in overleg moeten treden over de boedelafdracht. [appellant] heeft geen voorstel tot aflossing van de boedelachterstand ingediend. Bovendien heeft hij sinds november 2012 niets aan de boedel afgedragen.
Hoewel het hof begrip heeft voor de situatie waarin [appellant] verkeert en alle daaruit voortvloeiende problemen, ontslaat die situatie hem niet van de verplichting de bewindvoerder tijdig en volledig van deugdelijke informatie te voorzien. Van hem mocht in het kader van de schuldsaneringsregeling immers worden gevergd dat hij eigener beweging alle relevante informatie omtrent zijn situatie aan de bewindvoerder zou opgeven teneinde een effectieve uitvoering van deze regeling te bewerkstelligen. Niet is aannemelijk geworden, ook niet uit de brieven van de huisarts van 29 november 2013 en 3 februari 2014, dat [appellant] door eerdergenoemde depressieve klachten niet meer aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, met name de informatieverplichting en afdrachtverplichting, kon voldoen. Dat [appellant] na het verlies van zijn baan geen geld meer over had om aan de boedel af te dragen, waarna de boedelbijdrage sinds augustus 2013 ook op nul is bepaald, is begrijpelijk. Maar hij heeft geenszins inzichtelijk gemaakt waarom hij in de voorafgaande maanden niets heeft betaald. Dat dit hem niet kan worden toegerekend is niet gebleken. De verklaring van de huisarts is daartoe onvoldoende. Daarnaast ligt er geen concreet haalbaar voorstel tot aflossing van de boedelafdracht. Een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling is daarom niet aan de orde.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, G.J. Visser en H.J.M. Boukema en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.