ECLI:NL:GHAMS:2014:1726
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.L.D. Akkaya
- M.W.E. Koopmann
- H.J.M. Boukema
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en informatieplicht van de schuldenaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had op 17 maart 2014 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 11 maart 2014 had besloten de schuldsaneringsregeling van de appellant tussentijds te beëindigen. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.G. Moeijes, heeft tijdens de zitting op 6 mei 2014 zijn verzoek toegelicht. De bewindvoerder, mr. G.F.H. Velthuizen, was ook aanwezig en heeft zijn standpunt uiteengezet.
De appellant betwist dat hij de rechtbank niet volledig heeft geïnformeerd over zijn financiële situatie en lopende procedures. Hij stelt dat de procedure van de stichting De Vrienden van het Purmerends Museum pas na zijn toelating tot de schuldsanering aanhangig is gemaakt. De appellant heeft ook betoogd dat zijn schulden te goeder trouw zijn ontstaan en dat hij nooit de intentie heeft gehad om gelden te verduisteren. De bewindvoerder daarentegen heeft verklaard dat de appellant hem niet voldoende heeft geïnformeerd over zijn schulden en lopende procedures, wat volgens hem cruciaal was voor de beoordeling van de schuldsanering.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant ten tijde van de toelating tot de schuldsanering onjuiste informatie heeft verstrekt. Hij heeft niet gemeld dat er een procedure tegen hem liep, wat van belang was voor de beoordeling van zijn verzoek. Het hof oordeelt dat de appellant niet te goeder trouw is geweest in zijn handelen, wat heeft geleid tot de conclusie dat de rechtbank terecht de schuldsaneringsregeling heeft beëindigd. Het hof bekrachtigt dan ook het vonnis van de rechtbank en stelt dat de tekortkomingen van de appellant niet gering zijn, waardoor de beëindiging van de schuldsanering gerechtvaardigd is.