ECLI:NL:GHAMS:2014:1810

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2014
Publicatiedatum
19 mei 2014
Zaaknummer
23-000732-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het exploiteren van een hennepkwekerij met vrijspraak van diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep en het diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte het telen van ongeveer 28 hennepplanten in de periode van 1 november 2010 tot en met 19 augustus 2011 in Hoofddorp. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat het hof niet voldoende bewijs vond dat hij daadwerkelijk elektriciteit had weggenomen. Het hof oordeelde dat de aangifte van Liander niet overtuigend was, vooral gezien de verdediging voldoende bewijs had geleverd dat de ijkzegels van de elektriciteitsmeters van buren overeenkwamen met die van de verdachte.

Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte wel schuldig was aan het telen van hennep en dat dit strafbaar was op grond van de Opiumwet. De verdachte had zich gedurende bijna 10 maanden schuldig gemaakt aan het kweken van hennep in zijn woning, waarbij hij alleen oog had voor financieel gewin en geen rekening hield met de risico's van zijn handelen. De verdachte had eerder onherroepelijk veroordelingen, maar niet voor Opiumwet gerelateerde feiten.

De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis. In hoger beroep eiste de advocaat-generaal een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Het hof besloot uiteindelijk tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De beslissing van het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de diefstal van elektriciteit, maar bevestigde de veroordeling voor het telen van hennep.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000732-13
Datum uitspraak: 16 mei 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 februari 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-680049-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 mei 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 19 augustus 2011 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/woning aan de [straatnaam]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 28 hennepplanten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 19 augustus 2011 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde

Met de raadsman en anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld, dat de verdachte daadwerkelijk elektriciteit heeft weggenomen. Het hof betrekt bij dit oordeel dat uit de aangifte van Liander volgt dat weliswaar sprake is geweest van beschadigde ijkschroefgleuven, maar dat daadwerkelijke manipulatie van het telwerk niet dan wel onvoldoende is gebleken. Het standpunt van Liander dat de aangetroffen ijkzegels niet de originele door de fabriek aangebrachte ijkzegels betreffen, is naar het oordeel van het hof door de verdediging voldoende weerlegd met de niet weersproken stelling dat deze ijkzegels overeenkomen met de ijkzegels van de elektriciteitsmeters van drie buren van de verdachte, welke stelling is onderbouwd met een vijftal foto’s die als bijlage bij de pleitnota in eerste aanleg is overgelegd.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 november 2010 tot en met 19 augustus 2011 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een woning aan de [straatnaam],
een hoeveelheid van in totaal ongeveer 28 hennepplanten.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De raadsman heeft met betrekking tot de straf (maat) het volgende aangevoerd.
De verdachte is, gedwongen door werkloosheid en financiële problemen, een hennepkwekerij in zijn woning begonnen. Na de ontdekking van die hennepplantage is hij in een neerwaartse spiraal terechtgekomen; hij bleef werkloos en is zwaar depressief geworden. Om een eigen inkomen te genereren werkt hij nu als uitbater van een bloemenstal, die echter vooralsnog verliesgevend is.
De verdachte en zijn echtgenote hebben grote schulden en zoals het zich laat aanzien, zijn zij de rest van hun leven bezig met de afbetaling hiervan. De raadsman heeft het hof daarom verzocht de op te leggen straf te matigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna 10 maanden schuldig gemaakt aan het kweken van hennep in zijn eigen woning. In deze periode heeft hij verschillende malen geoogst.
De verdachte heeft daarbij alleen oog gehad voor eigen financieel gewin op korte termijn en heeft zich niet druk gemaakt om de risico’s die het telen van hennep in een woonwijk met zich meebrengt. Voorts heeft hij een bijdrage geleverd aan de criminele handel in verdovende middelen en de verspreiding van deze middelen in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 april 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld, echter niet voor wat betreft aan de Opiumwet gerelateerde feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. A.P.M. van Rijn en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 mei 2014.