3.1Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1[appellant] heeft aan [geïntimeerde] een bedrijfsruimte verhuurd aan het [adres] in [woonplaats 2], waarin [geïntimeerde] een snackbar exploiteert.
3.1.2De huurovereenkomst is met ingang van 1 januari 2004 aangegaan voor een periode van 5 jaar, na ommekomst waarvan de huur is verlengd tot 31 december 2013.
3.1.3Ten tijde van het bestreden vonnis bedroeg de huur € 1.290,= per week, bestaande uit € 1.032,= als kale huur voor de bedrijfsruimte, € 203,= als pacht voor de inventaris en € 55,= voor erfpacht.
3.1.4Op 16 maart 2010 heeft [geïntimeerde] de kantonrechter verzocht een deskundige te benoemen voor het uitbrengen van een advies omtrent de nadere huurprijs. Bij beschikking van 3 juni 2010 heeft de kantonrechter [A] als deskundige benoemd.
3.1.5Bij rapport van 26 juli 2010 heeft [A] de huurprijs per 17 maart 2010, exclusief de vergoedingen voor erfpacht en inventaris, gewaardeerd op € 32.000,= per jaar (dat is € 615,38 per week).[appellant]
3.1.6[appellant] is niet akkoord gegaan met de door [A] geadviseerde huur, waarna [geïntimeerde] bij de inleidende dagvaarding van 23 september 2010 heeft gevorderd dat de kantonrechter de huurprijs per 17 maart 2010 nader zal vaststellen op € 615,38 per week en[appellant] zal veroordelen tot terugbetaling van het door [geïntimeerde] teveel betaalde.[appellant]
3.1.7[appellant] heeft tegen deze vorderingen verweer gevoerd en in reconventie gevorderd dat wordt vastgesteld dat het rapport van 26 oktober 2010 van HVAB Nederland B.V. geldt als de vaststelling van de huur van de bedrijfsruimte, zodat een huurprijs geldt van € 55.250,= per jaar met ingang van 17 maart 2010 althans vast te stellen dat een huurprijs geldt van € 40.500,= per jaar en dat voor de huurwaarde van de inventaris een taxatie van een nog aan te wijzen onafhankelijke deskundige zal gelden.[appellant]
3.1.8[appellant] heeft zijn verweer en zijn reconventionele vordering doen steunen op twee in zijn opdracht vervaardigde rapporten. Een door makelaar-taxateur [B] opgemaakt rapport van 15 november 2010 vermeldt voor alleen de bedrijfsruimte een economische huurwaarde (zijnde de prijs die bij aanbieding ten verhuur op de meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde zou zijn besteed) van € 40.000,= (exclusief btw). Een door makelaar [C] opgemaakt rapport van 26 oktober 2010 vermeldt als reële huurwaarde van de bedrijfsruimte met inachtneming van het gebruik (horeca) € 40.500,=, als economische huurwaarde van de inventaris € 14.750,= en een totale huurwaarde van € 55.250,=, exclusief btw en exclusief erfpacht.
3.1.9Bij het tussenvonnis van 9 juni 2011 heeft de kantonrechter overwogen dat uit het rapport van de deskundige [A] niet kan worden afgeleid dat deze het gemiddelde van de huurprijzen van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse over de periode van vijf jaar voorafgaand aan de vordering van [geïntimeerde] voldoende heeft vergeleken met het gehuurde. Met het oog daarop heeft de kantonrechter een aanvullend onderzoek door die deskundige gelast. De deskundige is verzocht over de genoemde periode een aantal referentiepanden in zijn rapport op te nemen met een gemotiveerde toelichting daarop.
3.1.10Op 28 juni 2011 heeft [A] een aanvullend rapport uitgebracht. In dat rapport vermeldt hij vier andere bedrijfsruimten aan het [adres], waarvan er een in 2005 vruchteloos te huur zou zijn gezet; een ander pand is op 3 februari 2011 verkocht en stond ten tijde van het rapport te huur voor een vraagprijs van € 1.600,= per maand. De beide overige bedrijfsruimten zijn begin 2008 en medio 2010 verhuurd voor een huurprijs van respectievelijk € 210,= en 190,= per m2 per jaar.
3.1.11Bij zijn akte na deskundigenbericht heeft[appellant] kritiek geuit op de werkwijze van de deskundige [A] en de door deze gehanteerde feitelijke uitgangspunten.[appellant] heeft voorts informatie verschaft over andere verhuurde bedrijfsruimten op het zelfde plein. Tevens heeft[appellant] bij deze akte zijn eis in reconventie vermeerderd, aldus dat hij vordert betaling van een boete van € 1.500,= wegens te late huurbetaling, een verklaring voor recht dat de huur moet worden betaald op de 1e, 8e. 15e en 22e van iedere maand, veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de huur op de vervaldata op straffe van verbeurte van een dwangsom, veroordeling van [geïntimeerde] tot afgifte van declaraties met betrekking tot de nutsvoorzieningen en tot betaling van € 718,29 wegens onverschuldigd betaalde energiekosten en verklaring voor recht dat de kale huur door indexatie in 2010 € 1.275,= per week bedraagt en in 2011 € 1.315,= per week. [geïntimeerde] heeft in haar antwoordakte de kritiek op het (nadere) deskundigenbericht van [A] weersproken en de vorderingen waarmee[appellant] zijn eis heeft vermeerderd, bestreden.
3.1.12Bij vonnis van 22 maart 2012 heeft de kanonrechter overwogen dat de kantonrechter die de zaak tot dan toe had behandeld is belast met een ander takenpakket, zodat een andere kantonrechter de behandeling heeft overgenomen. Deze kantonrechter heeft een comparitie van partijen gelast om te overleggen over de verdere voortgang van de zaak en een schikking te beproeven. Op 17 april 2012 en 15 mei 2012 hebben comparities plaatsgehad.
3.1.13Bij vonnis van 28 juni 2012 heeft de kantonrechter overwogen dat hij deskundige voorlichting van de Bedrijfshuuradviescommissie te Amsterdam behoeft om een oordeel over de zaak te kunnen geven. Partijen is opgedragen ieder de helft van de op € 3.000,= begrote kosten als voorschot te betalen.
3.1.14Bij rolbeschikking van 23 augustus 2012 heeft de kantonrechter vastgesteld dat[appellant] tot dan toe zijn deel van het voorschot niet had betaald en hem in de gelegenheid gesteld dat alsnog te doen en de zaak daartoe aangehouden tot 13 september 2013.
3.1.15Bij rolbeschikking van 27 september 2012 heeft de kantonrechter medegedeeld dat de Bedrijfshuuradviescommissie te Amsterdam heeft bericht dat het onderzoek € 7.500,= zou gaan kosten en dat[appellant] buiten zijn advocaat om aan de kantonrechter had bericht het onderzoek niet te kunnen betalen. De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de gewenste verdere procesgang.
3.1.16[geïntimeerde] heeft de kantonrechter bij akte verzocht af te zien van het onderzoek door de Bedrijfshuuradviescommissie en haar vordering gehandhaafd.[appellant] heeft bij akte medegedeeld niet in staat te zijn het deskundigenonderzoek te betalen, doordat [geïntimeerde] al vijf weken de huur niet heeft betaald en beslag onder zichzelf heeft gelegd tot een bedrag van € 10.000,=. Hij heeft de kantonrechter verzocht een comparitie te gelasten.
3.1.17Bij het bestreden eindvonnis van 29 november 2012 heeft de kantonrechter overwogen dat het deskundigenonderzoek geen doorgang kan vinden, omdat[appellant] het aanvankelijk vastgestelde voorschot niet heeft betaald en te kennen heeft gegeven ook het verhoogde voorschot niet te zullen betalen. Dit niet doorgaan komt, aldus de kantonrechter, voor rekening van[appellant], waaraan de aangevoerde betalingsonmacht niet kan afdoen, nu[appellant] niet met een toevoeging procedeert en ook overigens geen redenen zijn gebleken waarom[appellant] in verband met de eisen van een eerlijk proces zou moeten worden vrijgesteld van het betalen van een voorschot. Voor het houden van een nieuwe comparitie van partijen zag de kantonrechter, mede gelet op de lange duur van het proces, evenmin nog ruimte. Ten slotte heeft de kanonrechter uit het niet betalen van het voorschot door[appellant] de gevolgtrekking getrokken dat bij gebrek aan beter alsnog kan en moet worden aangehaakt bij het rapport van de deskundige [A] van 26 juli 2010. De daartegen door[appellant] aangevoerde bezwaren kunnen onbesproken blijven, aldus de kantonrechter, omdat juist door toedoen van[appellant] de kantonrechter niet in de gelegenheid is geweest over de gegrondheid van die bezwaren deskundige voorlichting in te winnen. Op grond van deze overwegingen heeft de kantonrechter de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen en die van[appellant] afgewezen.