ECLI:NL:GHAMS:2014:2191

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
23-001461-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1965, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 3 juni 2011 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het dreigen met een mes richting het slachtoffer, waarbij de verdachte in de Surinaamse taal dreigende woorden uitsprak zoals 'ik ga je vermoorden'.

Tijdens de zittingen op 14 januari en 20 maart 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen consistent waren en dat er voldoende bewijs was voor de bedreiging. De raadsman voerde aan dat de bedreiging niet voldoende was om tot een veroordeling te komen, maar het hof verwierp dit verweer.

Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bedreiging zoals ten laste gelegd. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete en hechtenis, maar het hof besloot tot een voorwaardelijke geldboete en hechtenis, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor schade als gevolg van de bedreiging.

De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde de verdachte een geldboete van € 200,00 en 4 dagen hechtenis op, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof benadrukte dat de verdachte geen eerdere strafbare feiten had gepleegd na het incident, wat in haar voordeel werd meegewogen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001461-13
Datum uitspraak: 3 april 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-229392-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2014 en 20 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 3 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans met een puntig en/of een scherp voorwerp een of meer steekbewegingen en/of zwaaiende bewegingen richting het gezicht en/of de buik van voornoemde [slachtoffer] gemaakt en/of (daarbij) (in de Surinaamse taal) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik ga je slaan" en/of "ik steek je" en/of "ik steek je dood" en/of "ik steek je marsdood" en/of "ik ga je vermoorden" en/of "ik draai je nek om" en/of "nu moet het afgelopen zijn, anders vermoord ik je", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank..

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 3 juni 2011 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes steekbewegingen en/of zwaaiende bewegingen richting het gezicht van voornoemde [slachtoffer] gemaakt en daarbij in de Surinaamse taal deze dreigend de woorden toegevoegd "ik ga je vermoorden" en/of "ik draai je nek om" en/of "nu moet het afgelopen zijn, anders vermoord ik je".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bespreking van de verweren van de raadsman

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. Allereerst heeft de raadsman betoogd dat de verklaringen van [getuige] en [slachtoffer] dermate inconsequent en tegenstrijdig zijn dat deze verklaringen van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het hof is van oordeel dat de getuigen consistent hebben verklaard. Ter terechtzitting in hoger beroep hebben [getuige] en [slachtoffer] hun bij de politie afgelegde verklaringen grotendeels bevestigd en op onderdelen vinden deze verklaringen steun in de verklaring van de verdachte. Het hof verwerpt derhalve dit verweer.
Daarnaast voert de raadsman aan dat er geen bewezenverklaring voor bedreiging in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht kan volgen, omdat uit het dossier niet duidelijk wordt dat aangeefster zich ook daadwerkelijk bedreigd heeft gevoeld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Voor een bewezenverklaring in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. Niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat er werkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd achtte. Daarnaast merkt het hof op dat de aangeefster in haar verklaring bij de politie heeft verklaard dat zij verstijfde op het moment dat zij de verdachte met een mes in haar handen zag staan. Deze verklaring heeft zij ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd. Het hof verwerpt derhalve het verweer.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot het bedrag van € 150,00, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 200,00, te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis met een proeftijd van 2 (twee) jaren. Daarnaast vordert de advocaat-generaal toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 150,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van haar bovenbuurvrouw door stekende bewegingen met een mes naar haar te maken en daarbij woorden te uiten zoals bewezen is verklaard. Verdachte heeft hiermee met name bij het slachtoffer, maar ook bij de dochter van het slachtoffer, die het voorval heeft waargenomen, gevoelens van angst veroorzaakt. Daarnaast heeft verdachte door aldus te handelen bijgedragen aan de in de maatschappij levende gevoelens van onrust en onveiligheid. Anderszijds houdt het hof rekening met het tijdsverloop, het feit dat de verdachte inmiddels een andere woning heeft betrokken en dat de verdachte, gelet op een blijkens de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 maart 2014, geen strafbare feiten meer heeft gepleegd na het onderhavige feit.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot schadevergoeding af.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. D.C. van Reekum en mr. J.J. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. A.J.E. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 april 2014.
Mr. J.J. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]