Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
a) SAVANNAH HOLDING B.V.,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en Savannah Holding B.V., die oorspronkelijk liep van 1 oktober 2008 tot 1 april 2009. Na de beëindiging van deze overeenkomst heeft [appellant] werkzaamheden verricht voor Savannah, waarvoor hij geen betaling ontving. In eerste aanleg vorderde [appellant] loon over de periode na 1 april 2009, maar de kantonrechter wees deze vorderingen gedeeltelijk toe en gedeeltelijk af. [appellant] ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend was voortgezet na 1 april 2009.
Het hof oordeelde dat de arbeidsovereenkomst inderdaad was voortgezet, op basis van getuigenverklaringen die bevestigden dat er op 31 maart 2009 een gesprek had plaatsgevonden waarin werd gesproken over de voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Het hof verwierp de stelling van Savannah dat er geen voortzetting had plaatsgevonden en oordeelde dat [appellant] recht had op loon en een bonus over de periode tot en met 31 juli 2009. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van [appellant] toe, met veroordeling van Savannah in de kosten van het geding.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van getuigenverklaringen en de omstandigheden rondom de beëindiging van een arbeidsovereenkomst. Het hof concludeerde dat de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden als het oorspronkelijke contract was voortgezet, inclusief de bonusregeling. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de rechten van werknemers in situaties waarin de voortzetting van een arbeidsovereenkomst ter discussie staat.