In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het zich ophouden op de openbare weg, te weten het Damrak, met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte werd schuldig bevonden aan overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Amsterdam 2008. Het hof oordeelde dat de APV-bepaling niet in strijd is met de Opiumwet en dat er geen sprake is van duplicering van strafbepalingen. De raadsman van de verdachte had aangevoerd dat de APV-bepaling buiten toepassing moest worden gelaten, maar het hof verwierp dit verweer. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de overlast die de verdachte had veroorzaakt en zijn eerdere veroordelingen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan.