ECLI:NL:GHAMS:2014:236

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
200.126.589/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake ondercuratelestelling, bewind en mentorschap van een geestelijk gestoorde persoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van [curandus], geboren in 1931, die door zijn kinderen, [x] en [y], was verzocht. De kantonrechter had [curandus] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en [x] en [y] benoemd tot curatoren. [curandus] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij de bestreden beschikking wilde vernietigen en de verzoeken van zijn kinderen wilde afwijzen. De zaak is behandeld op de zitting van 19 december 2013, waar partijen met hun advocaten aanwezig waren, maar de advocaat-generaal niet. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de geestelijke gezondheid van [curandus] onderzocht, waaronder verslagen van neuropsychologen en geriatrische specialisten. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de aanwezigheid van een geestelijke stoornis die ondercuratelestelling rechtvaardigt. Wel is er voldoende grond voor het instellen van een bewind en mentorschap, gezien de zorgbehoefte van [curandus] en zijn beperkte inzicht in zijn eigen situatie. Het hof heeft de benoeming van [x] en [y] als mentoren geschikt geacht, maar heeft voorgesteld een onafhankelijke derde, de heer Daniel Beaupain, als bewindvoerder aan te stellen. Partijen zijn verzocht zich schriftelijk uit te laten over deze benoemingen, en de verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 2 maart 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 28 januari 2014
Zaaknummer: 200.126.589/01
Zaaknummer eerste aanleg: 581392 CB VERZ 12-170 mrc
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellant,
advocaat: mr. R.I.R. Denz te Utrecht,
tegen

1.[…],

wonende te […],
2. […],
wonende te […],
geïntimeerden,
advocaat: mr. R.M. Vessies te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant en geïntimeerden sub 1 en 2 worden hierna respectievelijk [curandus], [x] en [y] genoemd.
1.2.
[curandus] is op 6 mei 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 7 februari 2013, verbeterd bij beschikking van 12 februari 2013, van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, met kenmerk 581392 CB VERZ 12-170 mrc.
1.3.
[x] en [y] hebben op 12 juli 2013 een verweerschrift ingediend.
1.4.
[curandus] heeft op 23 november 2013 een nader stuk ingediend.
1.5.
[x] en [y] hebben op 11 december 2013 nadere stukken ingediend.
1.6.
[curandus] heeft op 18 en 19 december 2013 nadere stukken ingediend.
1.7.
De zaak is op 19 december 2013 ter terechtzitting behandeld, alwaar zijn verschenen partijen, allen bijgestaan door hun advocaat. De advocaat-generaal is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[curandus] is geboren [in] 1931. Hij is de vader van [x], geboren [in] 1957, en [y], geboren [in] 1958.
2.2.
Op 10 september 2012 heeft C. Green Heredia, neuropsycholoog te Málaga, Spanje, een neuropsychologisch verslag over [curandus] uitgebracht.
2.3.
Op 8 oktober 2012 heeft E. Vila Herrero van Clinica Santa Elena te Torremolinos, Spanje, een neurologisch verslag uitgebracht naar aanleiding van neurologisch onderzoek van [curandus].
2.4.
[curandus] is vanaf 23 november 2012 tot en met 7 december 2012 opgenomen geweest op de afdeling klinische geriatrie van het Kennemer Gasthuis in Haarlem. Op 18 maart 2013 heeft R.A.J. van Deelen, klinisch geriater aldaar, een verslag uitgebracht over [curandus].
2.5.
Op 4 december 2012 heeft het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ) ten behoeve van [curandus] een indicatiebesluit genomen voor AWBZ-zorg, met als grondslag psychogeriatrische zorg. Dit besluit is geldig vanaf 3 december 2012 tot 2 december 2027. Ingevolge dit indicatiebesluit bestaat aanspraak op zorg in natura, dat omvat verblijf, begeleiding, persoonlijke verzorging, verpleging en behandeling, gedurende zeven etmalen per week op basis van zorgzwaartepakket VV05.
2.6.
[curandus] verblijft vanaf januari 2013 in woonzorgcentrum [a].
2.7.
Op 16 mei 2013 heeft C.J. Kalivaart, klinisch geriater bij het Kennemer Gasthuis, een verslag over [curandus] uitgebracht.
2.8.
[curandus] is in de periode van 4 juli 2013 tot 15 augustus 2013 enkele malen gezien in het COGA – Centrum voor Geriatrie van het VU medisch centrum (hierna: VUmc). Op 20 augustus 2013 is naar aanleiding hiervan een verslag uitgebracht.
2.9.
Op 7 augustus 2013 is [curandus] onderzocht door de afdeling medische psychologie, sectie neuropsychologie van het VUmc. Van dit onderzoek is een neuropsychologisch rapport opgemaakt en uitgebracht.
2.10.
Op 7 augustus 2013 is [curandus] geobserveerd door de poliklinische afdeling revalidatiegeneeskunde, ergotherapie van het VUmc. Naar aanleiding hiervan is op 19 augustus 2013 een ergotherapie eindrapportage uitgebracht.
2.11.
A.W. Lemstra, neuroloog bij de polikliniek van het Alzheimercentrum van het VUmc, heeft op 31 oktober 2013 een verslag uitgebracht naar aanleiding van een onderzoek van [curandus] op 24 september 2013. Op 12 december 2013 heeft A.W. Lemstra een nadere uiteenzetting van de conclusies uitgebracht.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is [curandus] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en zijn [x] en [y] benoemd tot curatoren.
3.2.
[curandus] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, – naar het hof begrijpt – het inleidend verzoek van [x] en [y] alsnog af te wijzen en hen persoonlijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.3.
[x] en [y] verzoeken [curandus] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep, althans zijn verzoek af te wijzen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
In geschil is of de gronden voor ondercuratelestelling aanwezig zijn ten aanzien van [curandus] en zo ja, wie tot curator dient te worden benoemd.
4.2.
In de eerste plaats twisten partijen over de vraag of bij [curandus] sprake is van een geestelijke stoornis in de zin van artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) als grond voor zijn ondercuratelestelling. Deze dient ingevolge dit artikel van zodanige aard te zijn dat hij daardoor, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Het gaat hier om zowel zijn vermogensrechtelijke belangen als de immateriële belangen die verband houden met zijn persoon.
4.3.
[x] en [y] stellen dat het slecht is gesteld met de geestelijke gezondheid van [curandus], hetgeen gepaard gaat met beperkingen ten aanzien van zijn gezichtsvermogen. Eind 2012 is hij in Spanje, waar hij woonde, door hen aangetroffen in een verwarde en gedesoriënteerde toestand en liet hij hallucinerend gedrag zien. Hij was ondervoed en vervuild, hij kon niet voor zichzelf zorgen en er was daar niemand die hem de nodige dagelijkse zorg aan huis zou kunnen bieden. Daarnaast was hij niet langer in staat zijn administratie te voeren en zijn financiën te beheren. Uit hierboven onder 2.2, 2.3, 2.4 en 2.7 genoemde verslagen van onderzoeken die zijn uitgevoerd in Spanje en door het Kennemer Gasthuis in Haarlem, komt naar voren dat sprake is van Lewy-body-dementie bij [curandus]. Bovendien blijken zijn geestelijke stoornis en de grote zorgbehoefte die hij heeft, uit het onder 2.5 vermelde CIZ-indicatiebesluit. Het ontbreekt hem aan inzicht in zijn eigen beperkingen wat betreft zijn geestelijke functioneren en zijn zicht, aldus [x] en [y].
[curandus] heeft bestreden dat er vanwege een geestelijke stoornis voldoende grond aanwezig is voor zijn ondercuratelestelling. Een jaar geleden was hij behoorlijk ziek en had hij veel last van de bijwerkingen van de medicijnen die hij toen gebruikte. Thans gaat het zowel geestelijk als lichamelijk goed met hem. Gebruik van andere medicijnen heeft ertoe geleid dat de klachten die hij had, verdwenen zijn. Van de in de door geïntimeerden aangehaalde onderzoeken gesuggereerde Lewy-body-dementie kan niet worden uitgegaan. Van (dergelijke) dementie is geen sprake volgens de hierboven onder 2.8, 2.9, 2.10 en 2.11 genoemde onderzoeksverslagen van het VUmc. [curandus] acht zich in staat zijn financiële zaken zelf te behartigen en hij heeft het voeren van zijn administratie uit handen gegeven aan een administratiekantoor. Daarnaast is hij onder behandeling in verband met zijn ogen. Hij vindt het verschrikkelijk om te verblijven in woonzorgcentrum [a], waar hij omringd is door zwaar dementerende ouderen waarmee hij niet kan communiceren. Verder wordt hij niet van zakgeld voorzien om buiten het tehuis een kopje koffie te kunnen drinken. In Spanje, waar hij reeds jarenlang woonachtig is, heeft hij genoeg mensen om zich heen die hem de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden waardoor hij daar zelfstandig kan blijven functioneren. Curatele is onnodig en een te ingrijpend middel, aldus [curandus].
[x] en [y] hebben de door hun vader aangehaalde onderzoeksverslagen van het VUmc bestreden aangezien die volgens hen op basis van onjuiste en onvolledige informatie tot stand zijn gekomen. Zij bestrijden dat (de bijwerkingen van) de door hem gebruikte medicijnen de oorzaak vormden van de toestand waarin zij hem in Spanje hebben aangetroffen.
4.4.
Het hof overweegt dat gelet op de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting, onvoldoende aannemelijk is geworden dat bij [curandus] een geestelijke stoornis in de zin van artikel 1:378 lid 1 sub a BW aanwezig is. Dat sprake is van Lewy-body-dementie is niet eenduidig naar voren gekomen uit de hierboven onder 2 genoemde verslagen van de in Spanje uitgevoerde onderzoeken en de onderzoeken die door het Kennemer Gasthuis en het VUmc zijn uitgevoerd. Blijkens het verslag van 20 augustus 2013 van COGA – Centrum voor Geriatrie van het VUmc is de diagnose Lewy-body-dementie minder waarschijnlijk. Voorts is in onvoldoende mate gebleken dat [curandus] als gevolg van een geestelijke stoornis niet in staat is of in zodanig ernstige mate bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen, dat zijn ondercuratelestelling nodig is.
4.5.
[x] en [y] hebben nog verkwisting door [curandus] aangevoerd als grond voor zijn ondercuratelestelling. Zij wijzen daartoe op de chaotische toestand van zijn financiën, onbetaald gelaten rekeningen, onverklaarbare opnames van hoge geldbedragen en het feit, dat [curandus] al jaren geen belastingaangifte heeft gedaan, noch in Spanje, noch in Nederland. Daarnaast was [curandus] er volgens hen niet van op de hoogte dat automatische betalingen aan derden plaatsvonden, dat derden door verleende machtigingen toegang hadden tot zijn rekeningen en dat onroerende zaken van hem zijn verkocht en geleverd. Dit heeft bij [x] en [y] het beeld doen ontstaan dat [curandus] stelselmatig en vakkundig is ‘kaalgeplukt’ door zijn omgeving.
Het hof overweegt dat uit de door [x] en [y] aangevoerde omstandigheden onvoldoende kan worden opgemaakt dat een door gewoonte van spilziekte veroorzaakte wanverhouding bestaat tussen inkomsten en uitgaven welke maatschappelijk gezien niet verantwoord is. Hierdoor is geen sprake van verkwisting in de zin van artikel 1:378 lid 1 sub b BW die een grond voor ondercuratelestelling kan vormen. Overigens zijn deze omstandigheden onvoldoende voor het aannemen van een geestelijke stoornis in de zin van artikel 1:378 lid 1 sub a BW.
4.6.
[x] en [y] hebben onvoldoende gesteld om aan te nemen dat sprake is van gewoonte van drankmisbruik in de zin van artikel 1:378 lid 1 sub c BW. Van deze grond voor ondercuratelestelling is dus evenmin sprake.
4.7.
Wel acht het hof voldoende grond aanwezig voor het instellen van een bewind over de huidige en toekomstige goederen van [curandus] in de zin van artikel 1:431 lid 1 BW. Eveneens bestaat voldoende grond voor het instellen van een mentorschap in de zin van artikel 1:450 lid 1 BW ten behoeve van hem. Volgens het hierboven onder 2.8 genoemde verslag van 20 augustus 2013 van COGA is bij [curandus] sprake van lichte dementie op basis van geheugenstoornissen, hetgeen in het bijzonder ten koste gaat van zijn leervermogen. Verder zijn blijkens dit verslag opvallend dat hij beperkt inzicht heeft in zijn eigen disfunctioneren en dat hij zijn zicht- en loopproblemen ronduit ontkent. Het VUmc acht [curandus] gezien deze stoornissen en problemen zorgafhankelijk. Daar komt bij dat hij niet in staat is twee eenvoudige taken als het maken van een kopje thee en het lopen van een route, goed uit te voeren. Daarnaast veronderstelt A.W. Lemstra in haar uiteenzetting van 12 december 2013, die hierboven onder 2.11 is genoemd, dat de oorzaak van Tilons verminderd cognitief functioneren wordt gevormd door uitgebreide cerebrovasculaire schade. Volgens dit verslag zal [curandus] op het vlak van de zorg waarschijnlijk hulp nodig hebben bij dagelijkse handelingen vanwege zijn fysieke beperkingen. Ten aanzien van zijn cognitief functioneren zal er waarschijnlijk bij complexere situaties – zoals zijn financiën – ondersteuning geboden moeten worden, aldus dit verslag. [curandus] heeft deze bevinding over het beheer van zijn financiën onvoldoende gemotiveerd betwist, net zo min als hetgeen [x] en [y] daarover hebben gesteld. Zijn verklaring dat hij zijn administratie heeft uitbesteed aan een administratiekantoor maakt dit niet anders. Verder wijst het hof nog op de omvangrijke zorg waarop [curandus] aanspraak heeft ingevolge het hierboven onder 2.5 vermelde CIZ-indicatiebesluit. Anders dan namens [curandus] is betoogd, doet hieraan niet af dat zijn klacht tegen de wijze waarop zijn onvrijwillige opname in woonzorgcentrum [a] is opgeheven, gegrond is bevonden. Dat [curandus] in Spanje is omringd met mensen die hem de nodige zorg kunnen bieden, is onvoldoende aannemelijk geworden.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat [curandus] als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Bovendien is hij als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat of wordt hij hierdoor bemoeilijkt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Het hof zal zowel een bewind als een mentorschap instellen.
4.8.
Het hof dient zich erover uit te laten wie tot bewindvoerder en mentor moeten worden benoemd. Daarbij volgt de rechter, ingevolge het bepaalde in respectievelijk artikel 1:435 lid 3 en artikel 1:452 lid 3 BW, de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende respectievelijk de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
[curandus] heeft verklaard dat hij [x] en [y] niet geschikt acht als curatoren. Aangezien zij zijn enige erfgenamen zijn, is sprake van een belangenverstrengeling. Bovendien hebben zij hem toegang tot medische specialisten voor het uitbrengen van een onafhankelijk psychiatrisch rapport over hem geweigerd. Hij wil niet dat personen uit de familie worden benoemd, anderen dan zijn twee neven, die hem in de afgelopen periode hebben bijgestaan.
Het hof overweegt dat uit noch de stukken in het dossier noch het verhandelde ter zitting is gebleken dat de neven van [curandus], over wier gegevens het hof niet beschikt, geschikt en bereid zijn om tot bewindvoerder dan wel mentor te worden benoemd. Volgens [x] en [y] staat [curandus] onder grote invloed van deze twee neven. Zij hebben het gedrag van de neven als hinderlijk en verstorend ervaren, waarmee de neven de verhouding tussen [curandus] en woonzorgcentrum [a] op scherp zetten. Bovendien hebben de neven zich opgedrongen in verband met het onderzoek van [curandus] door het VUmc, zijn zij met hem meegegaan en hebben zij zich als referenten geprofileerd, terwijl zij niet de daarvoor aangewezen personen zijn, aldus [x] en [y]. [curandus] heeft dit betoog van [x] en [y] onvoldoende gemotiveerd betwist.
Voor het hof duidt het bovenstaande op ongeschiktheid van de twee neven om tot bewindvoerder en/of mentor te worden benoemd. Het hof acht [x] en [y], gezien de zorg die zij voor hun vader hebben geregeld en die er volgens alle betrokkenen toe heeft geleid dat het thans stukken beter gaat met hem, geschikt om tot mentoren te worden benoemd. Het hof is van oordeel dat, ondanks het bepaalde in artikel 1:452 lid 4 BW het bewind over de goederen van [curandus] het beste kan worden toevertrouwd aan een onafhankelijke derde om zo een eventuele belangenverstrengeling te voorkomen. Het hof stelt voor de heer Daniel Beaupain van Rappórt Haarlem, Postbus 2551, 2002 RB Haarlem, tot bewindvoerder te benoemen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de te benoemen mentoren en bewindvoerder. In afwachting van deze reacties zal iedere beslissing op de hierboven onder 3 genoemde verzoeken worden aangehouden.
4.9.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
verzoekt partijen zich schriftelijk uit te laten over de door het hof voorgestelde, te benoemen mentoren en bewindvoerder;
bepaalt dat de behandeling van de zaak met het oog op het voorgaande wordt aangehouden tot
zondag 2 maart 2014 pro forma;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.G. Kemmers, mr. M.M.A. Gerritzen-Gunst en mr. M. Perfors in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2014.