Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- de vrouw;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de gezamenlijke uitoefening van het gezag over twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van de ouders. De vrouw, appellante, heeft verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen naar België te verhuizen, terwijl de man, geïntimeerde, zijn toestemming hiervoor weigert. De Hoge Raad heeft eerder de beschikking van het gerechtshof 's-Gravenhage vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De vrouw heeft sinds 2008 met de kinderen in België gewoond, nadat zij hen ongeoorloofd naar daar had meegenomen. De rechtbank in Brussel had haar eerder veroordeeld om de kinderen terug te brengen naar Nederland, maar zij heeft hieraan geen gevolg gegeven.
Het hof heeft de belangen van de kinderen afgewogen tegen de belangen van de man. De kinderen hebben aangegeven dat zij zich in België hebben gevestigd, naar school gaan en daar hun sociale leven hebben opgebouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de man sinds 2008 geen contact meer heeft gehad met de kinderen en dat zijn betrokkenheid bij hun leven onvoldoende is aangetoond. De kinderen hebben verklaard dat zij geen behoefte hebben aan contact met hun vader, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat het belang van de kinderen bij het handhaven van hun huidige leefomgeving zwaarder weegt dan het belang van de man dat zij dichter bij hem komen wonen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage vernietigd en de vrouw toestemming verleend om met de kinderen in België te blijven wonen, waarbij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 januari 2014.