ECLI:NL:GHAMS:2014:2752

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2014
Publicatiedatum
14 juli 2014
Zaaknummer
23-003039-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van groepsbelediging en beschadiging van een gebouw door beledigende teksten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was beschuldigd van groepsbelediging en het opzettelijk beschadigen van een gebouw. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 februari 2010 tot en met 4 mei 2010 in Zaandam beledigende teksten heeft aangebracht die gericht waren tegen mensen van Turkse afkomst en moslims. Deze teksten, waaronder uitdrukkingen als 'Turken stinken' en 'Moslims aan t gas', zijn als onmiskenbaar beledigend beoordeeld. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd.

Het hof heeft de bewijsvoering gebaseerd op de verklaringen van de verdachte en de resultaten van handschriftonderzoek, waaruit bleek dat de verdachte de beledigende teksten had geschreven. De verdediging voerde aan dat de in beslag genomen marker onrechtmatig was verkregen, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte bruikbaar waren voor het bewijs. De context van de uitlatingen werd als niet bijdragend aan een maatschappelijk debat beschouwd, en de verdachte werd als strafbaar verklaard voor zijn daden.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, maar het hof heeft in hoger beroep de straf verlaagd naar 50 uur taakstraf, subsidiair 25 dagen hechtenis. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de gemeenschap, evenals het tijdsverloop sinds de feiten. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 137c, dat strafbaar stelt het zich in het openbaar beledigend uitlaten over een groep mensen.

Uitspraak

parketnummer: 23-003039-12
datum uitspraak: 14 juli 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 3 juli 2012 in de strafzaak onder parketnummer 15-710302-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1:
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2010 tot en met 4 mei 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, zich in het openbaar, bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Turken en/of moslims, wegens hun ras en/of godsdienst en/of levensovertuiging, door opzettelijk beledigend (meermalen) een of meer van de volgende teksten (met een marker/stift) op/in een of meerdere gebouw(en) te hebben geschreven/geplaatst:
- " antiturk" en/of
- " Turken stinken" en/of
- " Vieze Turken" en/of
- " Turkenmoord = oke" en/of
- " Anti Turken" en/of "Gegen Moslims" en/of "Moslima's zijn hoeren" en/of- "Ozongat komt door moslimlucht" en/of
- " Moslims aan t gas" en/of
- " Moslimmoord is top" en/of
- " Massaal moslims moorden" en/of
- " Kankerturken" en/of
- " Liever varkens dan turken" en/of
- " Moslimmoord is noodzaak" en/of
- " Burn the Turks",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2:
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2010 tot en met 4 mei 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere gebouw(en), in elk geval enig object, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 1] en/of [eigenaar 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of onklaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (met een marker/stift) (meermalen) teksten op een of meerdere (lift)deur(en) en/of mu(u)r(en) en/of brievenbus(sen) en/of ra(a)m(en) en/of kozijn(en) van dat/die gebouw(en) geschreven/geplaatst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 20 februari 2010 tot en met 4 mei 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Turken en moslims, wegens hun ras respectievelijk godsdienst, door opzettelijk beledigend de volgende teksten met een marker/stift op/in een of meerdere gebouwen te hebben geschreven:
- " Turken stinken"
- “ Vieze Turken”
- " Ozongat komt door moslimlucht" en
- " Moslims aan t gas" en
- " Moslimmoord is top" en
- " Massaal moslims moorden" en
- " Kankerturken" en
- " Liever varkens dan turken" en
- " Moslimmoord is noodzaak" en
- " Burn the Turks";
2:
hij in de periode van 20 februari tot en met 4 mei 2010 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, toebehorende aan [eigenaar 1], heeft beschadigd, immers heeft verdachte met een marker/stift teksten op meerdere liften en muren en brievenbussen en een raam van dat gebouw geschreven.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsverweren

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de onder de verdachte in beslag genomen marker/stift onrechtmatig is verkregen nu de politie om die marker vroeg zonder dat aan de verdachte de cautie was gegeven en het vragen naar de marker neerkomt op een verkapt bevel tot uitlevering dat op grond van artikel 96a van het Wetboek van Strafvordering niet mocht worden gegeven, zodat de marker moet worden uitgesloten van het bewijs en de verdachte moet worden vrijgesproken bij gebrek aan voldoende resterend bewijs.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken aangezien het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat de verdachte op 4 mei 2010 de marker bij zich had om namen op zijn lijst van krantenbezorgadressen door te strepen en een andere persoon dan de verdachte de beledigende teksten kan hebben aangebracht, niet kan worden uitgesloten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat het aantreffen van de marker bij de verdachte op 4 mei 2010 en de inbeslagneming daarvan, zoals gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen, niet rechtmatig was nu jegens de verdachte reeds verdenking bestond dat hij beledigende teksten had aangebracht en hem, zonder dat hem de cautie was gegeven, door de verbalisanten reeds werd gevraagd naar het bezit van een marker of stift. Bovendien mocht de verdachte niet om uitlevering van de marker worden gevraagd (art. 96a Sv).
Het buiten beschouwing laten van de marker bij de bewijsvoering brengt echter niet mee dat vrijspraak moet volgen, nu de verdachte na zijn aanhouding - en nadat hem de cautie was gegeven -, ook ter terechtzitting in eerste aanleg, steeds heeft verklaard dat hij de marker bij zich droeg en deze verklaringen zijn bruikbaar voor het bewijs.
Voor wat betreft het alternatieve scenario overweegt het hof dat het proces-verbaal van bevindingen inzake het gebeurde op 3 en 4 mei 2010 op zichzelf niet uitsluit dat een andere persoon in de flat de beledigende teksten heeft geschreven, maar dit scenario moet toch als onaannemelijk terzijde worden geschoven op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, in het bijzonder de resultaten van het handschriftonderzoek van het NFI waaruit blijkt dat het
veel waarschijnlijkeris dat de verdachte die teksten heeft geschreven dan dat een willekeurig andere persoon dat heeft gedaan.

Toetsingskader artikel 137c, eerste lid, Wetboek van Strafrecht

Artikel 137c, eerste lid, Sr stelt strafbaar het zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap. De Hoge Raad heeft in zijn jurisprudentie met betrekking tot artikel 137c, eerste lid, Sr criteria/een toetsingskader ontwikkeld om te beoordelen in hoeverre uitlatingen strafbaar zijn op grond van deze bepaling. [1] Voor zover hier van belang leidt beoordeling aan de hand van dit toetsingskader tot het volgende.
Beledigend karakter uitlatingen
Voor wat betreft de tekst van de uitlatingen is het hof van oordeel dat de inhoud van de ten laste gelegde teksten op zichzelf beschouwd beledigend is voor mensen van Turkse afkomst en voor moslims, in aanmerking genomen dat zij de strekking hebben Turken en moslims bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen en hen als groep treffen.
De context van de uitlatingen
De vraag of de uitlatingen van de verdachte dienstig waren of bijdroegen aan enig maatschappelijk debat dan wel zijn gedaan in verband met een geloofsopvatting of een artistieke expressie inhouden, moet naar het oordeel van het hof ontkennend worden beantwoord. De verdachte heeft in openbare ruimtes beledigende teksten aangebracht die geenszins opriepen tot enig debat noch kennelijk uit een geloofsovertuiging voortkwamen of als kunstuiting waren bedoeld, terwijl dat door de verdediging evenmin is aangevoerd.
Onnodig grievend
Nu het hof van oordeel is dat de onderhavige uitlatingen niet in de context van een maatschappelijk debat zijn gedaan noch hebben te gelden als uiting van een geloofsopvatting of een artistieke uiting kan de vraag of die uitlatingen - niettemin - onnodig grievend waren, onbesproken blijven.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras of godsdienst.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen dat de door de verdachte aangebrachte leuzen onmiskenbaar beledigend zijn voor mensen van Turkse afkomst en voor moslims. Daarnaast kan de agressie die spreekt uit deze opschriften bij de bewoners van het complex waar deze zijn aangebracht, gevoelens van angst teweegbrengen en hun gevoel voor veiligheid ernstig aantasten. Bovendien heeft de verdachte door het aanbrengen van de teksten het gebouw beschadigd.
Bij het bepalen van de op te leggen straf is in aanmerking genomen, dat de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 juni 2014 niet eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Hoewel de bewezenverklaarde feiten op zichzelf een hogere straf rechtvaardigen dan door de advocaat-generaal is gevorderd, ziet het hof in het tijdsverloop dat sinds het begaan van de feiten is verstreken, aanleiding af te zien van de oplegging van een hogere straf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 137c en 352 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. W.J.J. Los en mr. J.G.B. Pikkemaat, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Veldheer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juli 2014

Voetnoten

1.Zie o.a. HR 14 januari 2003, LJN AE7632 en HR 29 november 2011, LJN BQ6731.