ECLI:NL:GHAMS:2014:3058
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J. den Boer
- H.E. Kostense
- J.A. van Horzen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een compromis in belastingzaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een belastingaanslag die aan belanghebbende was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam. De inspecteur had op 31 augustus 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd voor het jaar 2009, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 87.932. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de inspecteur de aanslag, maar de rechtbank Haarlem verlaagde deze aanslag op 28 november 2012 tot een belastbaar inkomen van € 69.704 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.521. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting bij de rechtbank bereikten partijen een compromis, dat door de rechtbank werd goedgekeurd. Het Hof moest nu beoordelen of dit compromis rechtsgeldig was. Het Hof oordeelde dat het compromis een vaststellingsovereenkomst was in de zin van artikel 900 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat belanghebbende gebonden was aan de gevolgen van deze overeenkomst, tenzij hij kon aantonen dat er sprake was van een wilsgebrek, zoals dwang of bedrog.
Belanghebbende stelde dat hij in een zodanige gemoedstoestand verkeerde dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen, maar het Hof oordeelde dat hij niet voldoende feiten had aangedragen om dit te onderbouwen. Het Hof concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de rechtsgeldigheid van het compromis en dat belanghebbende niet opnieuw de juistheid van de aanslag kon betwisten in hoger beroep. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond was en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het Hof besloot dat er geen proceskosten aan belanghebbende werden opgelegd, omdat er geen sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.