Uitspraak
mr. G.P. Dayalate Amsterdam,
mr. P.J. klein Gunnewiekte Utrecht.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
beroepsfoutaangemerkt, maar als een
complicatiedie niet geldt als verwijtbaar handelen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het rapport van [X] onvoldoende aanknopingspunten bevat voor de stelling van [appellant] dat wèl een beroepsfout is gemaakt. Daarbij is van belang dat uit het antwoord van [X] op de hem gestelde vraag 2 blijkt dat uitval van de nervus peroneus niet alleen kan optreden als gevolg van een te strak aangelegde gipsspalk, maar ook als gevolg van een postoperatieve zwelling van het been waardoor een op zich correct aangebrachte gipsspalk toch te strak gaat zitten en voorts dat uit zijn antwoord op vraag 5 blijkt dat [X] het aannemelijk acht dat de uitval van de nervus peroneus bij [appellant] door een zodanige zwelling is veroorzaakt. Zoals de rechtbank op grond van de bevindingen van [X] heeft overwogen betekent de uitval van de nervus peroneus dus niet vanzelfsprekend dat de gipsspalk bij [appellant] onzorgvuldig is aangelegd.
complicatiedie niet geldt als verwijtbaar handelen. Weliswaar merkt [Z] – bij de beantwoording van de haar gestelde vraag 2 – op dat [appellant] haar heeft gemeld dat bij het verwijderen van de spalk een drukplek te zien was ter hoogte van de fibulakop en dat dit lokale overdruk ten gevolge van de spalk waarschijnlijk maakt, maar dat die drukplek toen te zien viel heeft VUmc altijd betwist, blijkt niet uit de stukken en is ook overigens niet komen vast te staan. Aan het rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige [Y] kan [appellant] evenmin steun ontlenen voor zijn stellingen. Het hof verwijst naar de desbetreffende, in hoger beroep niet bestreden, rechtsoverwegingen van de rechtbank in het tussenvonnis en (in verband met de bij grief 1 aangehaalde passage uit het rapport van [Y]) in het bijzonder naar overweging 4.7 van dat tussenvonnis.