Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
€ 730.000.000. De leningen in verband met de overname begin 2007 bestonden uit 5 tranches, waarbij de laatste tranche ter grootte van € 150.000.000 een rentepercentage kende van Euribor plus een opslag van 9,5%, waarvan 5% mocht worden bijgeschreven op de hoofdsom (zogenaamde Payment in Kind). Aan de lening van € 730.000.000 waren zekerheden verbonden.
term sheetsvan een presentatie van de belastingadviseur voor belanghebbende, waarin is aangegeven dat er door het vormen van een fiscale eenheid geen fiscale ‘
mismatch’ van de voorgenomen geldstromen zou ontstaan.
term sheets.
3.Geschil in hoger beroep
transferpricingrapport van [E BEDRIJF]) dan wel 5,2% (op basis van een rente-analyse van KPMG) dan wel 5,79% (op basis van de
transferpricingstudie van [F BEDRIJF]), althans maximaal 7,5% (conform het compromisaanbod van de inspecteur in de bezwaarfase).
4.Beoordeling van het geschil
term sheetsvan een presentatie/advies (“[A PROJECT]”) van [G BEDRIJF]van juni 2007. In die presentatie was volgens belanghebbende opgenomen: “
immediately upon migration [belanghebbende] will form a fiscal unity with[A BEDRIJF] BV (…) in order to consolidate interest income in [belanghebbende] with the results of[A BEDRIJF] BV”en
“[a] tax Group will be created in The Netherlands, therefore intragroup financing between[A BEDRIJF] and [belanghebbende] will have no effect for Dutch CIT (…) purposes”.
term sheetsmaar deze zijn ook in hoger beroep niet overgelegd.
transferpricingrapporten waarin tot lagere rentepercentages dan (voor 2007) 9,69 (zijnde Euribor plus 5%) wordt geconcludeerd. Dat rekening moet worden gehouden met de financiering op groepsniveau, zoals de inspecteur heeft gesteld, heeft belanghebbende betwist.[A BEDRIJF] BV is volgens haar in staat om via dividenduitkeringen (het Hof verstaat: voornamelijk van belanghebbende) aan haar aflossingsverplichtingen te voldoen.
transferpricingrapporten kunnen dienen ter staving van een lager dan het overeengekomen rentepercentage. Dat de inspecteur niettemin bij de PPL (een achter-gestelde lening) een rente van 5%, die ook nog winstafhankelijk is, heeft geaccepteerd, is volgens hem veroorzaakt doordat het door belanghebbende voorgestelde percentage van 5 door hem niet aan marktgegevens is getoetst omdat “[d]e transactie in die vorm (…) toch fiscaal neutraal (was)”. De inspecteur heeft voorts verklaard dat hij naderhand, op basis van het door belanghebbende in de bezwaarfase overgelegde
transferpricingrapport van [E BEDRIJF], heeft geconstateerd dat, zakelijk bezien, een hoger percentage dan 5 berekend had moeten worden en dat hij pas na mei 2011 een volledig inzicht kreeg in de feiten rond de overname van het[C BEDRIJF] concern door de [D BEDRIJF]Group. Bij die overname was sprake van een externe financiering die, door het[C BEDRIJF] concern zelf, extern was aangetrokken, en aan welke de inspecteur het rentepercentage kon toetsen, met inachtneming van de
ratingvan het concern en de betekenis daarvan voor een
stand alonelening binnen het concern. Naar aanleiding van die informatie heeft de inspecteur, zo heeft hij verder verklaard, zijn compromisaanbod om van een rente van 7,5% uit te gaan, ingetrokken. Overigens heeft hij op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat het rentepercentage van de PPL zakelijk zou zijn, aldus de inspecteur.
.Eiseres heeft voorts de genoemde rente-analyse van [G BEDRIJF]& Co ingebracht.