ECLI:NL:GHAMS:2014:3323

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
14 augustus 2014
Zaaknummer
23-004608-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige staandehouding en vrijspraak in drugszaken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep en het verwerven van een iPhone die door misdrijf verkregen zou zijn. De zaak kwam ter terechtzitting na een melding van vermoedelijk drugshandel in Haarlem, waarbij de verdachte en medeverdachten in een auto werden aangetroffen. De verdediging voerde aan dat de staandehouding onrechtmatig was, omdat de verbalisanten pas vier uur na de melding de auto hadden laten stoppen. Het hof oordeelde dat er voldoende reden was voor de verbalisanten om de auto te controleren, gezien de melding en de context van de locatie. De verdachte werd vrijgesproken van de aanklacht met betrekking tot de iPhone, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist dat deze door misdrijf verkregen was. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 358 gram hennep aanwezig had. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met een subsidiaire hechtenis van 25 dagen. Het hof weegt de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan mee in de strafbepaling, waarbij ook eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking zijn genomen.

Uitspraak

parketnummer: 23-004608-13
datum uitspraak: 15 juli 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 oktober 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-026313-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juli 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij
Feit 1:op of omstreeks 4 februari 2013 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 358 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2:hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 september 2012 tot en met 04 februari 2013 te Haarlem en/of IJmuiden, in elk geval in Nederland, een Iphone 4 heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die Iphone 4 wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Uit de stukken in het dossier kan niet worden opgemaakt dat de verdachte wist dat de telefoon (iPhone) een door misdrijf verkregen goed was.
Nu de verdachte die wetenschap stellig betwist, is naar het oordeel van het hof derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bespreking verweren ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

De raadsvrouw van de verdachte heeft in hoger beroep een tweeledig verweer gevoerd ten aanzien van het ten laste gelegde voorhanden hebben van hennep.
Primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de staande houding van de verdachte en de medeverdachten onrechtmatig is geweest, omdat de verbalisanten pas vier uur na de melding de auto (waarin de verdachten zich bevonden) heeft doen stoppen. Op dat moment kan er, ten aanzien van de inzittenden, geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit meer zijn geweest, hetgeen tot de conclusie moet leiden dat de staande houding onrechtmatig is geschied en het bewijs dat daaruit is voortgevloeid moet worden uitgesloten, aldus steeds de raadsvrouw.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in de auto niet kan leiden tot de conclusie dat hij opzettelijk de aangetroffen hennep voorhanden heeft gehad. Bovendien stelt de raadsvrouw dat de verdachte maximaal vijf minuten in de auto heeft gezeten voordat deze staande werd gehouden en geen weet had van de zich in die auto bevindende hennep en voorts dat hij zich, zo hij al wist van de hennep, in dat korte tijdsbestek niet heeft kunnen distantiëren.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2013 (doorgenummerde dossierpagina’s 83-85) en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] (doorgenummerde dossierpagina’s 89-90) blijkt dat op 4 februari 2013 om 16:02 uur een melding is gemaakt van het vermoedelijke handelen in drugs voor de school Haarlem College, waarbij een auto met het kenteken [kenteken] betrokken zou zijn. De locatie is de verbalisanten ambtshalve bekend als een plek waar handel in verdovende middelen plaatsvindt. Later die dag zien de verbalisanten de voornoemde auto, die zij herkennen door de hiervoor bedoelde melding, rijden. Zijbesluiten de auto te laten stoppen en de inzittenden staande te houden. Het hof is van oordeel dat de verbalisanten gelet op de melding van 16:02 uur redelijkerwijze konden vermoeden dat in de auto met kenteken [kenteken] middelen aanwezig waren als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet. De tijdsspanne tussen de melding en de staande houding is niet zo groot dat er geen aanleiding meer was om een controle op grond van de Opiumwet uit te voeren op het voertuig en de inzittenden, zodat het primaire verweer geen doel kan treffen.
Verbalisant [verbalisant 1] ziet, als de bestuurder van het voertuig het portier opent een henneptop liggen aan de binnenzijde van het bestuurdersportier. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ruiken een zeer sterke henneplucht in het voertuig.
Kort daarop vordert verbalisant [verbalisant 1] aan de drie inzittenden de uitlevering van de verdovende middelen die zij mogelijk met zich mee voeren. De inzittenden verklaren deze vordering begrepen te hebben, maar zeggen geen verdovende middelen bij zich te hebben. Verbalisant [verbalisant 2] vindt achter de bijrijdersstoel een plastic tas, die hij eerder tussen de benen van de verdachte had zien liggen. Hij kijkt in de tas en ziet dat de tas vol zit met hennep.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet achter de bijrijdersstoel heeft gezeten, maar achter de bestuurdersstoel. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij niets heeft geroken, noch wist dat er zich hennep in de auto bevond.
Zowel medeverdachte [medeverdachte 1] als medeverdachte [medeverdachte 2] verklaren dat de verdachte achter de bijrijdersstoel heeft gezeten ten tijde van het ten laste gelegde feit (onderscheidenlijke doorgenummerde dossierpagina’s 38 en 76). Het hof ziet om die reden geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen dat door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is opgemaakt, is vermeld over de plaats van de verdachte in de auto. Bovendien blijkt uit de verklaringen van voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat de verdachte langer dan vijf minuten in de auto heeft gezeten alvorens deze staande is gehouden. Het hof acht het derhalve onaannemelijk en ongeloofwaardig dat de verdachte de (zeer sterke) hennepgeur niet zou hebben geroken en de met hennep gevulde tas niet heeft gezien, temeer omdat deze zich, gezien het proces-verbaal van bevindingen anders dan de verdachte heeft verklaard, tussen zijn benen bevond. Een en ander levert voldoende bewijs op voor het opzettelijk in vereniging aanwezig hebben van de hennep. Ook het subsidiaire verweer zal daarom worden verworpen.
Voor het overige vinden de gevoerde verweren hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
Feit 1:op 4 februari 2013 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 358 gram hennep.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde en voor het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen een ruime hoeveelheid hennep voorhanden gehad. De aanwezigheid van zoveel hennep gaat de gedoogde hoeveelheid voor eigen gebruik ver te boven. Verdachte draagt, door die hoeveelheid aanwezig te hebben, bij aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de handel in softdrugs met alle daarbij komende maatschappelijke problemen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 juni 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor andere strafbare feiten.
Nu het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de advocaat-generaal voor ogen stond, wordt de gevorderde straf niet passend geacht. Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 juli 2014.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]