In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep en het verwerven van een iPhone die door misdrijf verkregen zou zijn. De zaak kwam ter terechtzitting na een melding van vermoedelijk drugshandel in Haarlem, waarbij de verdachte en medeverdachten in een auto werden aangetroffen. De verdediging voerde aan dat de staandehouding onrechtmatig was, omdat de verbalisanten pas vier uur na de melding de auto hadden laten stoppen. Het hof oordeelde dat er voldoende reden was voor de verbalisanten om de auto te controleren, gezien de melding en de context van de locatie. De verdachte werd vrijgesproken van de aanklacht met betrekking tot de iPhone, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist dat deze door misdrijf verkregen was. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 358 gram hennep aanwezig had. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met een subsidiaire hechtenis van 25 dagen. Het hof weegt de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan mee in de strafbepaling, waarbij ook eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking zijn genomen.