ECLI:NL:GHAMS:2014:3453

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
21 augustus 2014
Zaaknummer
200.143.242-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke terugbetaling studiefinanciering en de volgorde van betaling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van de Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC) tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. SSC heeft op 14 februari 2014 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 20 november 2013, waarin de kantonrechter een gedeeltelijke vordering van SSC op [appellant] had toegewezen. De zaak betreft een leningsovereenkomst die [appellant] op 4 augustus 1986 heeft gesloten met het openbaar lichaam Eilandgebied Curaçao, waarbij hij een bedrag van € 6.441,10 heeft geleend. Na aanmaningen heeft [appellant] slechts € 4.660,- terugbetaald, waarna SSC de resterende vordering heeft ingediend.

De kantonrechter had in zijn vonnis het door [appellant] betaalde bedrag in zijn geheel in mindering gebracht op de hoofdsom, wat SSC in hoger beroep aanvecht. SSC stelt dat deze beslissing in strijd is met artikel 6:44 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat betalingen eerst in mindering komen op de kosten, vervolgens op de rente en pas daarna op de hoofdsom. Het hof oordeelt dat de grieven van SSC gegrond zijn en vernietigt het vonnis van de kantonrechter. Het hof wijst de oorspronkelijke vorderingen van SSC alsnog toe, inclusief de hoofdsom, de contractuele rente en de buitengerechtelijke incassokosten, verminderd met de ontvangen deelbetalingen.

Het hof legt de kosten van het geding in beide instanties op aan [appellant], die als in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.143.242/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 2494709 CV EXPL 13-28107
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 augustus 2014
inzake
STICHTING STUDIEFINANCIERING CURACAO,
gevestigd te Willemstad (Curaçao),
appellante,
advocaat: mr. E. Douma te Almere,
tegen
[appellant],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna SSC en [appellant] genoemd.
SSC is bij dagvaarding van 14 februari 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 20 november 2013, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen SSC als eiseres en [appellant] als gedaagde. Tegen [appellant] is verstek verleend. SSC heeft een memorie van grieven, met producties ingediend. Ten slotte is arrest gevraagd.
SSC heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- uitvoerbaar bij voorraad - alsnog [appellant] zal veroordelen tot betaling van de in eerste aanleg gevorderde bedragen, met beslissing over de proceskosten.

2.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
(i) [appellant] heeft op 4 augustus 1986 een (studie)leningsovereenkomst gesloten met het openbaar lichaam Eilandgebied Curaçao uit hoofde van welke overeenkomst hij in totaal € 6.441,10- in leen heeft ontvangen. De lening is opeisbaar geworden en [appellant] is in verzuim gebleven met de (volledige) terugbetaling ervan.
(ii) De vordering van het Eilandgebied Curaçao op [appellant] is overgedragen aan SSC.
(iii) Na aanmaning en sommatie tot betaling heeft [appellant] in totaal € 4.660,-terugbetaald.
3.2
In eerste aanleg heeft SSC gevorderd dat de kantonrechter [appellant] zal veroordelen om aan haar te betalen:
1 de hoofdsom ad € 6.441,10-;
2 de contractuele rente van 10% (subsidiair de wettelijke rente) per jaar over de hoofdsom vanaf 21 januari 2002 tot aan de dag van de voldoening;
3 de buitengerechtelijke incassokosten ad 1.149,74 (subsidiair € 952,-) inclusief btw;
4 een en ander verminderd met de ontvangen deelbetalingen tot in totaal
€ 4.660,-,
met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.3
De kantonrechter heeft de vorderingen van SSC (gedeeltelijk) toegewezen, met dien verstande dat hij het door [appellant] aan SSC betaalde bedrag (€ 4.660,-) in zijn geheel in mindering heeft gebracht op de door SSC gevorderde hoofdsom. Hij heeft vervolgens over het saldo van € 1.781,10 de contractuele rente van 10% toegewezen vanaf 21 januari 2002 tot de dag van de voldoening. Tegen die beslissingen keren zich de twee grieven van SSC. De kantonrechter heeft een bedrag van € 952,- ter zake van buitengerechtelijke kosten toegewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. Tegen deze beslissingen zijn in hoger beroep geen grieven gericht.
3.4
Terecht heeft SSC in haar
grief 1naar voren gebracht dat de beslissing van de kantonrechter het door [appellant] betaalde bedrag in één keer in mindering op de hoofdsom te brengen in strijd is met artikel 6:44 lid 1 BW, waarin is bepaald dat betaling van een op een bepaalde verbintenis toe te rekenen geldsom in de eerste plaats strekt in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en de lopende rente. Evenzeer terecht betoogt SSC in
grief 2dat daardoor geen rekening is gehouden met verschenen rente en sprake is van een verkeerde rentegrondslag, als gevolg waarvan zij financieel nadeel lijdt.
3.5
De grieven slagen mitsdien. Het vonnis waarvan beroep zal om doelmatigheidsredenen in zijn geheel worden vernietigd. De oorspronkelijke vorderingen van SSC dienen alsnog als na te melden te worden toegewezen. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in eerste aanleg (zoals de kantonrechter al had beslist) en appel.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] aan SSC te betalen:
1. de hoofdsom ad € 6.441,10;
2 de contractuele rente van 10% per jaar over de hoofdsom vanaf 21 januari 2002 tot aan de dag van de voldoening;
3 de buitengerechtelijke incassokosten ad € 952,- inclusief btw;
een en ander verminderd met de (door SSC van [appellant]) ontvangen deelbetalingen tot in totaal € 4.660,-;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van SSC begroot op € 94,45 aan explootkosten, € 448,- aan verschotten en € 175,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 796,82 aan verschotten en € 632,- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Goslings, L.A.J. Dun en W. Tonkens en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2014.