Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
- uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
2.Feiten
7 september 2007 gesloten met de rechtsvoorganger van Jubilee. Daarbij is HDV als begunstigde aangewezen. [geïntimeerde] heeft ten laste van het door HDV verstrekte krediet
€ 4.597,- aan verzekeringspremie betaald. De verzekerde looptijd is 50 maanden. Het verzekerde maandbedrag is € 300 en wordt bij arbeidsongeschiktheid maximaal 60 maanden uitgekeerd, bij onvrijwillige werkloosheid maximaal twaalf maanden.
- de algemene voorwaarden KPS 08/2007 te hebben ontvangen, hiervan kennis te hebben genomen en hiermee akkoord te gaan;
- momenteel een goede gezondheid te bezitten en niet jonger dan 18 jaar en niet ouder dan 65 jaar te zijn;
- momenteel geen aandoeningen te hebben die medische behandeling vereisen;
- akkoord te gaan met de mededelingsplicht zoals hieronder vermeld.
- in de 12 maanden voorafgaand aan de ondertekening van dit polisblad gedurende niet meer dan 30 dagen aaneengesloten geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt te zijn geweest.
Ondergetekende(n) machtig(t)(en) iedere arts of specialist om in geval van arbeidsongeschiktheid of overlijden van verzekerde(n) aan (de medisch adviseur van) de verzekeraars alle medische informatie te verstrekken, die voor de beoordeling van een eventuele vordering van belang kan zijn.”
Begrip Arbeidsongeschiktheid
In het kader van deze verzekering is van arbeidsongeschiktheid uitsluitend sprake indien bij de verzekerde na de ingang en voor de einddatum van deze verzekering in relatie tot ziekte of ongeval medisch vast te stellen stoornissen ontstaan waardoor de verzekerde beperkingen ondervindt in zijn functioneren in een arbeidssituatie.
.In het 1e jaar van arbeidsongeschiktheid: voor ten minste 80% niet in staat zijn het huidige beroep uit te voeren rechtstreeks en uitsluitend door medisch vast te stellen gevolgen van ongeval of ziekte.
.In het 2e en de daaropvolgende jaren van arbeidsongeschiktheid: na de bovengenoemde periode van 52 weken voor ten minste 45% ongeschikt is tot het verrichten van werkzaamheden die op uw krachten en bekwaamheden zijn berekend en gelet op uw opleiding en vroegere werkzaamheden redelijkerwijs van u kunnen worden verlangd.
Arbeidsongeschiktheid/Ziekenhuisopname - er bestaat geen aanspraak op uitkering:
(…)
3. Beoordeling
De kantonrechter heeft de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden niet aanvaard en aan de hand van het polisblad beoordeeld of Jubilee terecht aanvoert dat [geïntimeerde] geen recht heeft op uitkering onder de verzekeringsovereenkomst.
De kantonrechter heeft vervolgens tot uitgangspunt gekozen dat [geïntimeerde] noch ten tijde van de ondertekening van het polisblad noch in de twaalf maanden daaraan voorafgaand arbeidsongeschikt was. De kantonrechter heeft in de stellingen van Jubilee geen toereikend aanknopingspunt aangetroffen om aan te nemen dat [geïntimeerde] ten tijde van de ondertekening van het polisblad aan enige aandoening leed die een medische behandeling vereist. Ook het overzicht van de apotheek waarop Jubilee zich ter ondersteuning van haar standpunt heeft beroepen, vond de kantonrechter onvoldoende.
Vervolgens heeft de kantonrechter de vraag onder ogen gezien of het feit dat [geïntimeerde] lijdt aan diabetes mellitus (ouderdomssuikerziekte) en aan een te hoog cholesterolgehalte en het feit dat hij soms last heeft van ‘restless legs’ hem hadden moeten weerhouden van de mededeling dat hij een goede gezondheid bezat. Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 7:928 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de kantonrechter die vraag ontkennend beantwoord. Zij heeft daarbij acht geslagen op de omstandigheid dat [geïntimeerde] in de vijf jaren voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst niet arbeidsongeschikt is geweest en dat geen bewijs is bijgebracht dat hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden last heeft ondervonden van de ouderdomssuikerziekte, het cholesterolgehalte of de restless legs. Daarbij heeft de kantonrechter betrokken dat Jubilee geen expliciete vragenlijst heeft gebruikt en dat gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] de verzekeraar heeft willen misleiden.
Jubilee is met vijf grieven tegen verschillende onderdelen van dit vonnis opgekomen.
Het hof bespreekt de grieven in de volgorde die het meest doelmatig voorkomt.
In deze kwestie acht het hof zich onvoldoende geïnformeerd.
In dit verband overweegt het hof als volgt.
- [geïntimeerde] leed aan diabetes mellitus, een verhoogd cholesterolgehalte en ‘restless legs”,
- [geïntimeerde] was gedurende vijf jaren niet arbeidsongeschikt geweest, en
- [geïntimeerde] had bij de uitvoering van zijn werkzaamheden geen last ondervonden van de ouderdomssuikerziekte, het cholesterolgehalte of de ‘restless legs’.
Bij de stukken bevindt zich geen medische verklaring aangaande de gezondheidstoestand van [geïntimeerde] op 7 september 2007. Jubilee heeft blijkens haar stellingen informatie ingewonnen bij haar medisch adviseur maar het hof verder niet bekend gemaakt met de bevindingen van deze adviseur. Jubilee grondt haar beeld van
de gezondheidstoestand van [geïntimeerde] op 7 september 2007
- op een anamnese die is opgemaakt op 23 april 2009 en voorkomt in een brief/mailwisseling die afkomstig is van de huisarts van [geïntimeerde], en
- op een stuk afkomstig van Apotheek Grote Waal dat een overzicht biedt van medicijnen die zijn verstrekt aan [geïntimeerde] in de periode van augustus 2006 tot en met april 2007.
Die informatie is summier. Dat betekent dat het hof niet goed kan vaststellen welke ernst de aandoeningen van [geïntimeerde] op 7 september 2007 hadden en al evenmin kan vaststellen of de aandoeningen toentertijd alle medisch werden behandeld en zo ja hoe.
Of [geïntimeerde] hier relevante grenzen heeft overschreden door mededeling achterwege te laten, kan het hof pas beoordelen als het nauwkeuriger dan thans is geïnformeerd. Te zijner tijd zal het hof in elk geval bij zijn overwegingen betrekken dat Jubilee geen gebruik heeft gemaakt van een vragenlijst. Die omstandigheid beperkt de inhoud en omvang van de mededelingsplicht van [geïntimeerde], in die zin dat het kenbaarheidsvereiste van artikel 7:928 lid 1 BW strikt moet worden geïnterpreteerd.
Jubilee krijgt de gelegenheid om zich daarover bij akte uit te laten. [geïntimeerde] zal daarop bij antwoordakte mogen reageren.
Met de eerste grief heeft Jubilee betoogd dat de kantonrechter aan de inhoud van het polisblad had moeten ontlenen dat die algemene voorwaarden aan [geïntimeerde] zijn ter hand gesteld.
Voor het geval die terhandstelling niet zou komen vast te staan, heeft Jubilee door middel van haar tweede grief aangevoerd dat [geïntimeerde] bij gelegenheid van de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst werd bijgestaan door een tussenpersoon en dat die omstandigheid dient mee te brengen dat het eventuele uitblijven van terhandstelling van de algemene voorwaarden niet voor rekening van Jubilee kan worden gebracht.
Voor het geval de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden Krediet Protector KPS 08/2007 niet zou worden aanvaard heeft Jubilee met haar derde grief verdedigd dat de artikelen 4 en 11 van die voorwaarden, op welke artikelen zij zich beroept, moeten worden aangemerkt als kernbedingen. Deze kernbedingen zijn, aldus Jubilee, niet vatbaar voor vernietiging ingevolge het bepaalde in artikel 6:233 aanhef en onder b BW, zodat de kantonrechter de kwestie of het om kernbedingen gaat, niet in het midden had mogen laten.
Die stellingen houden immers niets in waaruit zou moeten worden afgeleid dat Jubilee de door haar genoemde tussenpersonen Krediethuis Financieringen, Rente Kortingscentrale Nederland en HDV in dit verband als vertegenwoordiger van [geïntimeerde] mocht beschouwen. Dat het mogelijk zo is gegaan dat de tussenpersoon verzuimd heeft om de Algemene Voorwaarden Krediet Protector KPS 08/2007 aan [geïntimeerde] ter hand te stellen, brengt niet, althans niet zonder nadere maar ontbrekende motivering, mee dat de algemene voorwaarden rechtens moeten worden geacht aan [geïntimeerde] ter hand te zijn gesteld.
De tweede grief loopt daarop stuk.
3.8 Op de grieven I en III zal het hof in deze fase van het geding nog niet beslissen. Het hof houdt er rekening mee dat het debat van partijen zich zo ontwikkelt dat de kwesties die door de grieven I en III aan de orde worden gesteld niet afzonderlijk onder ogen behoeven te worden gezien. Wel verdient het volgende reeds nu vermelding.
3.9 Slotsom is dat grief II faalt en op de overige grieven niet verder kan worden beslist. Het hof zal de zaak verwijzen naar de rol voor de hierboven in rechtsoverweging 3.5 bedoelde akte. Iedere verdere beslissing zal het hof aanhouden.