In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van kinderalimentatie. De man is op 12 september 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 7 augustus 2013. De vrouw heeft op 15 november 2013 een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. De zaak is op 5 maart 2014 behandeld, waarbij beide partijen zijn verschenen met hun advocaten. De man heeft zijn financiële situatie toegelicht, inclusief zijn inkomen als directeur van een onderneming en zijn maandlasten. De vrouw heeft haar situatie uiteengezet, inclusief haar inkomen uit een ZW-uitkering en haar woonlasten.
Het hof heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld en vastgesteld dat de behoefte van de kinderen aan een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding niet betwist wordt. De man heeft verzocht om de bijdrage te verlagen, terwijl de vrouw een verhoging heeft verzocht. Het hof heeft de draagkracht van de man en de vrouw berekend en geconcludeerd dat de man per kind per maand € 244,- moet betalen van 1 november 2012 tot 1 augustus 2013, en € 332,- per kind per maand vanaf 1 augustus 2013. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe bedragen zijn vastgesteld, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.