ECLI:NL:GHAMS:2014:3806
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.M.A. Gerritzen-Gunst
- A.N. van de Beek
- A.V.T. de Bie
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van een minderjarige en de belangen van de betrokken partijen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [Kind A] werd verlengd. De moeder van [Kind A] heeft op 10 maart 2014 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 23 december 2013, waarin de kinderrechter de uithuisplaatsing had goedgekeurd. De moeder heeft op 7 april 2014 een verweerschrift ingediend, en de zaak is op 17 april 2014 ter terechtzitting behandeld. Tijdens deze zitting zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de moeder, haar advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [Kind A] is geboren uit de relatie tussen de moeder en de overleden vader. De moeder heeft het gezag over [Kind A], die in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft eerder de ondertoezichtstelling van [Kind A] verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing goedgekeurd. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking geoordeeld dat de moeder zich positief heeft ontwikkeld en dat er mogelijkheden zijn voor terugplaatsing van [Kind A] bij haar.
In het hoger beroep heeft BJAA verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking, maar onder verbetering van gronden. De moeder heeft ook verzocht om bekrachtiging. Het hof heeft geoordeeld dat BJAA onvoldoende belang heeft bij het hoger beroep, omdat de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verlengd, hetgeen BJAA had verzocht. Het hof heeft het hoger beroep verworpen, met de overweging dat BJAA geen hoger beroep had ingesteld tegen eerdere relevante beschikkingen, wat hun huidige verzoek ondermijnt. De beslissing van het hof is op 8 juli 2014 openbaar uitgesproken.