Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van, naar het hof begrijpt, het geding in hoger beroep.
2.Feiten
3.Beoordeling
Uiteindelijk is op basis van door ABN Amro aan [appellant] gezonden bescheiden, die na invulling en ondertekening aan Delta Lloyd zijn gestuurd, een verzekeringsovereenkomst gesloten tussen [appellant] en Delta Lloyd; de verzekeringsdekking is ingegaan op 13 juli 2008.
heeft op 29 november 2007 de gezondheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Aanvraagformulier en gezondheidsverklaring zijn in het ongerede geraakt.
ABN Amro heeft bij brief van 31 maart 2008 opnieuw bescheiden aan [appellant] doen toekomen met het verzoek deze ingevuld en ondertekend aan haar te retourneren. Tot deze bescheiden behoorden wederom een aanvraagformulier en een gezondheidsverklaring. Zijn echtgenote heeft voor hem op 21 april 2008 de gezondheidsverklaring ingevuld. [appellant] deed dat niet zelf, omdat hij wat aan zijn hand had. Hij heeft de gezondheidsverklaring wel ondertekend.
Op 6 mei 2008 heeft [appellant] nogmaals een gezondheidsverklaring ingevuld en ondertekend.
Na bewijslevering door middel van getuigenverhoor heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] erin is geslaagd te bewijzen dat hij in april 2008 niet alleen aanvraagformulier en gezondheidsverklaring aan ABN Amro heeft overhandigd maar ook de verklaring van zijn huisarts, waarin van de knieklachten in het verleden melding werd gemaakt. Toch zag de rechtbank onvoldoende grond om de vordering van [appellant] toe te wijzen. In de eerste plaats overwoog de rechtbank dat [appellant] er niet in is geslaagd te bewijzen dat ABN Amro de door hem overhandigde bescheiden niet heeft doorgestuurd aan Delta Lloyd, in de tweede plaats dat uit de stellingen van [appellant] niet kon volgen dat hij indertijd tegen acceptabele voorwaarden een arbeidsongeschiktheidsverzekering had kunnen sluiten die ook dekking bood voor eventuele arbeidsongeschiktheid als gevolg van knieproblematiek.
De stellingen van [appellant] zijn ontoereikend om te aanvaarden dat [appellant] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat ABN Amro zich jegens hem als verzekeraar had verbonden. Alleen al de bewoordingen van de bijlagen bij de brieven van 23 november 2007 en 31 maart 2008 staan daaraan in de weg. Daarin heeft ABN Amro immers met zoveel woorden tot uitdrukking gebracht dat de verzekering zou worden gesloten door en voor rekening van Delta Lloyd Schadeverzekering NV.
Grief 1 treft daarom in zover geen doel.
3.4 De eerste grief stelt verder aan de orde wat in dit geval van ABN Amro als assurantietussenpersoon mocht worden verwacht in haar rechtsverhouding met [appellant].
Bij de bespreking van die vraag stelt het hof voorop dat een assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Tot zijn taak
- het waken voor de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen - behoort in beginsel ook dat de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. Dit brengt mee dat hij erop toeziet dat door of namens de verzekeringnemer aan de verzekeraar tijdig alle mededelingen worden gedaan waarvan hij, als redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon, behoort te begrijpen dat die de verzekeraar ervan zullen (kunnen) weerhouden om een beroep te doen op het vervallen van het recht op schadevergoeding wegens de niet-nakoming van de in de polisvoorwaarden opgenomen mededelingsplicht ter zake van risicoverzwarende omstandigheden. Daarbij gaat het om feiten en omstandigheden die aan de assurantietussenpersoon bekend zijn of die hem redelijkerwijs bekend behoren te zijn. Beschikt de tussenpersoon met betrekking tot een hem bekende omstandigheid die mogelijk tot een risicoverzwaring aanleiding kan geven, niet over voldoende gegevens of mag hij niet ervan uitgaan dat de gegevens waarover hij beschikt nog volledig en juist zijn, dan dient hij daarnaar bij zijn cliënt te informeren.
Dat betekent voorts dat [appellant] van ABN Amro meer mocht verwachten dan het enkele doorsturen van een aanvraag met bijlagen. [appellant] heeft in dit verband aangevoerd dat hij ABN Amro heeft geïnformeerd over zijn pre-existente knieklachten alsmede dat hij een operatie zou ondergaan en dat ABN Amro hem toen niet erop heeft gewezen dat een risico zou kunnen gaan ontstaan met betrekking tot de polisdekking. Dat is een relevante stelling van [appellant] die, indien zij zou komen vast te staan, tot de gevolgtrekking zou kunnen leiden dat ABN Amro als assurantietussenpersoon jegens [appellant] in haar zorgplicht is tekortgeschoten.
Het hof zal deze door ABN Amro betwiste stelling toch niet verder onderzoeken, omdat [appellant] daarbij onvoldoende belang heeft gelet op hetgeen het hof hierna naar aanleiding van de derde en zevende grief zal bespreken.
Hetgeen [appellant] ter ondersteuning van deze grieven heeft betoogd, stuit gedeeltelijk af op hetgeen het hof hierboven heeft overwogen: ABN Amro heeft zich niet als verzekeraar verbonden jegens van [appellant] en behoefde hem dan ook geen dekking te bieden.
Verder houden de stellingen van [appellant] onvoldoende in om aan te nemen dat ABN Amro in 2007/2008 erin zou zijn geslaagd voor [appellant] een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten die ook dekking zou bieden, wanneer hij arbeidsongeschikt zou raken als gevolg van zijn pre-existente knieklachten.
Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft [appellant] zich beroepen op een verklaring van een medewerker van Interpolis in een e-mailbericht van 20 januari 2011. [appellant] heeft aan Interpolis de volgende vraag voorgelegd:
Ik zou dit jaar als zzp-er verder willen als tegelzetter/keukenmontage. Nu wil het geval dat ik in januari 2010 een knie-operatie heb ondergaan, heb nieuwe kruisbanden, is goed verlopen, weer vol aan het werk, geen last meer, maar de vraag is, nu dit heeft plaatsgevonden, is het alsnog wel mogelijk om een verzekering af te sluiten en zo ja, hoe loopt deze aanvraag dan; ik hoor graag.
Uit deze reactie kan niet worden afgeleid, zoals [appellant] wil, dat in 2007/2008 een ongeclausuleerde arbeidsongeschiktheidsdekking tot de mogelijkheden had behoord. In de eerste plaats gaat de reactie uit van een gewijzigde toestand ([appellant] is inmiddels geopereerd) en bovendien dient hij blijkens het antwoord rekening te houden met beperking van de dekking. Anderszins heeft [appellant] niets aangevoerd dat rechtvaardigt ermee rekening te houden dat ABN Amro in 2007/2008 in staat zou zijn geweest om de door hem gewenste ongeclausuleerde dekking tot stand te brengen.
Dat betekent dat ook ingeval ABN Amro had bemiddeld op de wijze die [appellant] in dit geding heeft bepleit, de door hem gewenste arbeidsongeschiktheidsdekking naar redelijke verwachting niet was bewerkstelligd.
Daarop stuit de vordering van [appellant] hoe dan ook af. Bij dit oordeel heeft het hof betrokken dat de vordering van [appellant] ertoe strekt dat ABN Amro hem schade-uitkeringen doet als ware zij zijn arbeidsongeschiktheidsverzekeraar.
Grieven III en VII falen daarom.
heeft de proceskosten van het hoger beroep te dragen, omdat hij in het ongelijk is gesteld.