Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
De overige punten die bij de rechtbank nog in geschil waren, zijn bij het Hof niet (langer) in geschil.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de belanghebbende, [X], in geschil is met de inspecteur van de Belastingdienst over een opgelegde verzuimboete. De inspecteur had op 13 april 2012 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd voor het jaar 2009, met een belastbaar inkomen van € 12.744, en tegelijkertijd een verzuimboete van € 226. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de inspecteur de aanslag en de boete. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarna het hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam werd ingediend op 5 augustus 2013.
Tijdens de zitting op 16 juli 2013 was de belanghebbende afwezig, maar had hij een fax gestuurd waarin hij aangaf dat hij wegens ziekte niet kon verschijnen. Het Hof ging verder met de behandeling van de zaak. De rechtbank had vastgesteld dat de belanghebbende niet tijdig aangifte had gedaan en dat de verzuimboete terecht was opgelegd. De belanghebbende stelde dat een medewerker van de Belastingdienst had toegezegd dat er geen verzuimboete zou worden opgelegd, maar het Hof oordeelde dat deze stelling niet aannemelijk was gemaakt. De brief die de belanghebbende overlegde, betrof een andere aangifte en bood geen bewijs voor zijn claim.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kosten werden niet toegewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 september 2014, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.