2.1.De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.19) de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met grief 2 komt [appellante] onder meer op tegen de vaststelling onder 2.10. De klacht tegen deze vaststelling komt zo nodig hierna nog aan de orde. Voor het overige zijn deze feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Deze feiten (met een enkele aanvulling door het hof onder (ix) en (xvi)) zijn de volgende.
( i) Volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel luidt de bedrijfsomschrijving van zowel [geïntimeerde sub 1] als [geïntimeerde sub 2] “Uitsluitend activiteiten ter uitvoering van een pensioen- of stamrechtovereenkomst”. De heren [X 1] en [Y] zijn bestuurders van [geïntimeerde sub 1]. De heer [X 1] is tevens enig aandeelhouder en bestuurder van [geïntimeerde sub 2].
(ii) [appellante] is een onafhankelijk vermogensbeheerder.
(iii) Op 26 februari 2007 heeft een intakegesprek plaatsgevonden tussen enerzijds [X 1] en zijn echtgenote mevrouw [Z] (hiern: [Z]) namens [geïntimeerden] en anderzijds [W] (hierna: [W]), Senior Beleggingsadviseur bij [appellante]. Bij brief van 2 maart 2007 heeft [W] een verslag (hierna: het verslag) van hetgeen besproken is naar de heer en [Z] gestuurd. Het verslag luidt, voor zover van belang, als volgt:
“
(…)
Uw uitgangspunten zijn helder en eenvoudig samen te vatten:
• Uw leeftijd is respectievelijk [leeftijd] jaar en [leeftijd] jaar.
• Het beleggingsbeleid zal gericht zijn op de middellange tot lange termijn.
• Het te beheren vermogen voor [geïntimeerde sub 2] bedraagt ca. € 300.000,-.
• Het te beheren vermogen voor [geïntimeerde sub 1] bedraagt € 200.000,-.
• Het beleggingsbeleid voor beide portefeuilles richt zich op het voorzien in (toekomstige) noodzakelijke bestedingen.
• Voor [geïntimeerde sub 2] wenst u een portefeuille die zeer veilig en solide van aard is en zich laat typeren als zeer defensief met een zeer gering risico.
• Voor [geïntimeerde sub 1] wenst u een portefeuille die veilig en solide van aard is en zich laat typeren als defensief met een gering risico.
• Gezien uw doelstellingen en risicoperceptie streven wij voor [geïntimeerde sub 2] een gemiddeld rendement na van minimaal 6% op jaarbasis.
• Gezien uw doelstellingen en risicoperceptie streven wij voor [geïntimeerde sub 1] een gemiddeld rendement na van minimaal 7% op jaarbasis.
Beoogd rendement en risico
Het beoogd rendement voor uw beleggingsportefeuille van [X 1] [woonplaats] bedraagt gemiddeld 6% per jaar op de middellange termijn. Voor [geïntimeerde sub 1] is het beoogd rendement gemiddeld 7% per jaar op de middellange termijn. Daarbij kunnen als gevolg van de gekozen asset allocatie en marktontwikkelingen op sommige momenten afwijkingen ontstaan ten opzichte van het op termijn beoogde rendement.
De verwachte bandbreedte van de schommelingen per jaar binnen uw portefeuille voor [X 1] [woonplaats] zal een bandbreedte zijn (bij 95% zekerheid) van 96% tot 116%. Daarmee is uw risicoprofiel in onze terminologie als zeer defensief te kwalificeren. Voor [geïntimeerde sub 1] zal deze bandbreedte van 89% tot 125% zijn.
(…)
Samenwerking
(…)
Voor de samenwerking met [appellante] zijn er op naam van uw B.V.’s effectenrekeningen geopend bij Theodoor Gilissen Bankiers. Het op deze rekeningen aanwezige vermogen zal door ons worden begeleid op basis van uw uitgangspunten. Zoals hierboven al uiteengezet zullen met name uw beleggingsdoelstelling, risicoprofiel en beleggingshorizon bepalend zijn voor de omgang met en inrichting van uw portefeuilles.
(…)”
(iv) Op 2 maart 2007 hebben [geïntimeerden] met [appellante] overeenkomsten van vermogensbeheer gesloten op grond waarvan [appellante] voor [geïntimeerde sub 2] € 300.000,- is gaan beheren en voor [geïntimeerde sub 1] € 200.000,-.
( v) Op 6 maart 2007 heeft [X 1] als vertegenwoordiger van [geïntimeerde sub 2] de ‘Verklaring van aanvaarding van voorwaarden’ ondertekend. In die verklaring is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(…) Voor het beleggingsbeleid geldt de volgende beleggingsdoelstelling: Gericht op het voorzien in (toekomstige) noodzakelijke bestedingen en niet zozeer op het realiseren van vermogensgroei. Het onder beheer gegeven vermogen heeft een (toekomstig) bestedingsdoel, welk doel noodzakelijk is. Binnen de beleggingsdoelstelling stelt (stellen) ondergetekende(n) geen kwantitatieve of kwalitatieve beperkingen ten aanzien van de (categorieën van) effecten waarin mag worden belegd.
(…)”
(vi) Op 26 maart 2007 hebben [X 1] en [Y] als vertegenwoordigers van [geïntimeerde sub 1] een gelijkluidende verklaring ondertekend.
(vii) Op het formulier ‘Know your Customer - intake rechtspersonen’ is ingevuld dat op 29 maart 2007 een telefoongesprek is gevoerd door ‘GZ’ van [appellante] met [geïntimeerde sub 1], met als vertegenwoordiger [X 1]. Naar aanleiding van dat gesprek is op het formulier onder meer aangekruist dat het beleggingsprofiel van [geïntimeerde sub 1] defensief is, waarbij een asset mix hoort van 30% aandelen, 60% vastrentend en 10% vastgoed. Verder is ingevuld dat [geïntimeerde sub 1] elders beschikt over € 450.000,- aan liquiditeiten en is aangekruist dat het vermogen na 2 - 5 jaar beschikbaar moet zijn voor het bestedingsdoel, dat het vermogen bij [appellante] onder beheer 10 - 15 jaar beschikbaar is voor belegging en dat er meer dan 5 jaar ervaring is met beleggen in vastrentende waarden, garantieproducten en aandelen.
(viii) Op eenzelfde formulier is ingevuld dat op 2 april 2007 een telefoongesprek is gevoerd door ‘PC’ van [appellante] met [geïntimeerde sub 2], met eveneens [X 1] als vertegenwoordiger. Naar aanleiding van dat gesprek is op het formulier onder meer aangekruist dat het beleggingsprofiel van [geïntimeerde sub 2] zeer defensief is, waarbij een asset mix hoort van 15% aandelen, 75% vastrentend en 10% vastgoed. Verder is ingevuld dat [geïntimeerde sub 2] elders beschikt over € 300.000,- aan effecten en € 450.000,- aan liquiditeiten en is aangekruist dat het vermogen na 2 - 5 jaar beschikbaar moet zijn voor het bestedingsdoel, dat het vermogen bij [appellante] onder beheer 10 - 15 jaar beschikbaar is voor belegging en dat er geen sprake is van ervaring met beleggen.
(ix) Vervolgens schrijft [C] (hierna: [C]), vermogensbeheerder bij [appellante], bij gelijkluidende brieven van 4 april 2007 onder meer het volgende aan [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1]:
“
(…)
Naar aanleiding van ons telefonisch contact van 2 april jl. over de beleggingsdoelstelling van de vennootschap, haar vermogen en bereidheid risico’s te dragen, ervaring met beleggen en wensen ten aanzien van het te voeren beleggingsbeleid, wil ik u door middel van deze brief graag (nogmaals) wijzen op het volgende.
Uit de statuten en de jaarrekening van de vennootschap blijkt dat (een deel van) het vermogen van de vennootschap in de toekomst moet worden aangewend voor inkomen of pensioen. U heeft een berekening overgelegd van het doelvermogen, waarin de vennootschap op termijn zou moeten kunnen voorzien. Op basis van het beoogde gemiddelde rendement op de effectenportefeuille en de beleggingshorizon om tot het doelvermogen te komen, moeten wij – op basis van de ons op dit moment bekende informatie – concluderen dat het niet waarschijnlijk is dat (louter) met de huidige bij ons onder beheer gegeven vermogensbestanddelen dit doelvermogen kan worden behaald.
Wij kunnen echter niet beoordelen in hoeverre andere activa, passiva en/of eventuele bedrijfsactiviteiten nu of in de toekomst risico’s herbergen, die moeten worden gefinancierd uit de effectenportefeuille die de vennootschap bij ons onder beheer heeft gegeven. Evenmin kunnen wij beoordelen of andere activa en/of bedrijfsactiviteiten in de toekomst juist positief kunnen bijdragen aan het verkleinen van het gesignaleerde tekort. Wij adviseren u dit in kaart te (laten) brengen, zodat de vennootschap in de toekomst niet voor verrassingen komt te staan. Wij worden vanzelfsprekend graag over de uitkomsten van dit onderzoek geïnformeerd, zodat wij kunnen vaststellen of het beleggingsbeleid (nog) moet worden bijgestuurd.
(…)”
Portefeuille [geïntimeerde sub 2]
( x) In de door [appellante] verstrekte maandrapportage over mei 2008 is te lezen dat de portefeuille van [geïntimeerde sub 2] per 31 mei 2008 de volgende assetverdeling had: 81,5% aandelen, 6,9% commodities, 9,9% vastrentende waarden (te weten 4% Rente Plus Notes) en 1,6% liquide middelen. De asset aandelen bestond uit de volgende producten: 10% Euro Japan Notes (voor 3,6% van het beheerde vermogen), Alpha Max Notes (voor 16,6%), Alpha Premium Plus Notes (voor 6,2%), Best4Strike Notes III (voor 3,6%), Beste Koers Notes (2) (voor 8,1%), Garantie Bonus Notes V (voor 23,3%), Garantie Focus Notes (voor 1,4%), RBS Garantie Bonus Notes (voor 14,9%) en TwinWin EuroDollar Notes (voor 3,7%).
Van drie van de genoemde notes (te weten de 4% Rente Plus Notes, Beste Koers Notes en Garantie Bonus Notes), tezamen uitmakend 41,3 % van het belegde vermogen was de Amerikaanse rechtspersoon Lehman Brothers Holdings Inc. (hierna: Lehman Brothers) de garantieverstrekker (debiteur).
(xi) Blijkens de daaropvolgende maandrapportage had de portefeuille van [geïntimeerde sub 2] per 30 juni 2008 de volgende assetverdeling: 82,1% aandelen, 7,1% commodities, 10,2% vastrentende waarden en 0,5% liquide middelen.
Portefeuille [geïntimeerde sub 1]
(xii) In de door [appellante] verstrekte maandrapportage over mei 2008 is te lezen dat de portefeuille van [geïntimeerde sub 1] per 31 mei 2008 de volgende assetverdeling had: 71,5% aandelen, 9,6% commodities, 4,8% vastrentende waarden en 14,2% liquide middelen. De asset aandelen bestond uit de volgende producten: 10% Euro Japan Notes (voor 8,2% van het beheerde vermogen), 8% Bonus Notes II (voor 5,0%), Alpha Max Notes (voor 15,4%), Alpha Premium Plus Notes (voor 7,9%), Beste Koers Notes (2) (voor 10,0%), Garantie Bonus Notes V (voor 8,0%), RBS Garantie Bonus Notes (voor 14,6%) en TwinWin EuroDollar Notes (voor 2,3).
(xiii) Blijkens het door [appellante] verstrekte portefeuilleoverzicht, gedateerd 15 september 2008, had de portefeuille van [geïntimeerde sub 1] op die datum de volgende samenstelling: 77,21% aandelen, 11,52% vastrentende waarden, 10,20% commodities en 1,07% rekening-courant. De asset aandelen bestond uit de volgende producten: 10% Euro Japan Notes (voor 8,34% van het beheerde vermogen), 10% Top Notes (voor 4,07%), 8% Bonus Notes II (voor 3,57%), Alpha Max Notes (voor 16,45%), Alpha Premium Plus Notes (voor 8,42%), Beste Koers Notes (Serie II) (voor 8,35%), Garantie Bonus Notes V (voor 8,47%), RBS Garantie Bonus Notes (voor 15,01%) en SG Africa Notes (voor 4,54%).
Van drie van de genoemde notes (te weten de 4% Rente Plus Notes, Beste Koers Notes en Garantie Bonus Notes), tezamen uitmakend 21,47 % van het belegde vermogen was Lehman de garantieverstrekker (debiteur).
Verliezen/claims
(xiv) Op 15 september 2008 heeft Lehman Brothers surseance van betaling aangevraagd. Enige tijd later is zij failliet gegaan.
(xv) Op 15 september 2008 heeft de heer Hoffer van [appellante] [geïntimeerden] telefonisch bericht dat [geïntimeerde sub 2] als gevolg van het faillissement van Lehman circa € 140.000,- had verloren en [geïntimeerde sub 1] circa € 48.000,-.
(xvi) Op 17 september 2008 hebben [geïntimeerden] het beheermandaat aan [appellante] ingetrokken.
(xvii) Per eind 2008 had het vermogen dat [appellante] voor [geïntimeerde sub 2] beheerde nog een waarde van € 130.674,- en dat van [geïntimeerde sub 1] € 113.125,-.
(xviii) Op 8 april 2009 heeft [X 1] namens [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] een klacht tegen [appellante] ingediend bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (KiFiD). De Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft deze klacht in een niet bindend oordeel bij brief van 15 juni 2010 gegrond verklaard. De advocaat van [appellante] heeft bij brief van 1 juli 2010 aan het KiFiD aangegeven het niet eens te zijn met dit oordeel.
(ix) [geïntimeerden] hebben zich aangesloten bij de Stichting Hulp Gedupeerden (hierna: de Stichting). De Stichting stelt zich ten doel het behartigen van de belangen van beleggers die schade hebben geleden door de aankoop bij [appellante] van door Lehman Brothers Treasury Co B.V. uitgegeven notes. De gedupeerde beleggers hebben hun vordering gecedeerd aan de Stichting. De door de Stichting tegen [appellante] ingestelde vordering is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2011 afgewezen.