Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
TROS,
1.de maatschap naar burgerlijk recht [geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 3],
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
grief 10 in principaal beroepte behandelen. Die grief klaagt erover dat de rechtbank de schade heeft bepaald aan de hand van jaarrekeningen van [geïntimeerde 1] “waarvan de juistheid en volledigheid niet vaststaat”. Voorts heeft de rechtbank, aldus Tros, ten onrechte het verzoek van Tros de deskundige te verzoeken de door [geïntimeerden] verstrekte gegevens op hun juistheid en volledigheid te controleren afgewezen.
nu meer gespecialiseerd is in kleine gezinshonden zonder stamboom. De gemiddelde verkoopprijs van deze honden is € 400,-”; volgens Tros zou [geïntimeerde 1] op grond van deze verklaring over de jaren 1999 tot en met 2003 een jaaromzet van ca. € 600.000,- gehad moeten hebben en dat klopt niet met de in de jaarcijfers over die jaren opgenomen omzetcijfers. Nog daargelaten dat deze argumentatie ziet op jaren waarop de door Tros voorgestelde (en door de rechtbank onnodig geoordeelde) vraag geen betrekking had - de vraag zag op de jaren 2004 tot en met 2008 - en het voorts niet in het belang van[geïntimeerden] zou zijn zich te beroepen op te lage omzetcijfers over de jaren 1999 tot en met 2003 (de jaren voorafgaand aan de uitzending, medio 2004), geldt dat Tros miskent dat de uitlating van [geïntimeerde 2] werd gedaan tijdens een comparitie die op 23 februari 2009 plaatsvond. Dat [geïntimeerde 2] toen gezegd heeft dat [geïntimeerde 1] “nu” kleine gezinshonden zonder stambom verkocht voor een (gemiddeld) bedrag van € 400,- betekent vanzelfsprekend niet dat van laatstgenoemd bedrag kan worden uitgegaan voor de jaren 1999 tot en met 2003. En al zeker tegen de achtergrond van de omstandigheden genoemd onder 2.5 kan deze argumentatie van Tros geen wijziging brengen in hetgeen aan het slot van 2.5 werd overwogen. Dit geldt evenzeer voor hetgeen Tros bij memorie van antwoord in incidenteel beroep sub 60 in dit verband nog heeft aangevoerd. Overigens gaat het ook hier niet om (een van) de jaren waarop meerbedoelde door Tros voorgestelde vraag betrekking had en hebben [geïntimeerden] op de bewuste stelling met overlegging (ter gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep) van productie 22 afdoende gereageerd.
grieven 4 tot en met 8 en 9 tot en met 11 in principaal beroepalsook de
grieven I en II in incidenteel beroeprichten zich alle tegen de schadebegroting door de rechtbank. Het hof zal die grieven gezamenlijk behandelen en overweegt dienaangaande als volgt.
grief III in incidenteel beroep(
grief 12 in principaal beroepheeft geen zelfstandige betekenis
). Deze grief richt zich tegen de door de rechtbank aan [geïntimeerden] toegewezen buitengerechtelijke kosten. Ter zake van door [geïntimeerden] aan Auditoria B.V. gemaakte kosten heeft de rechtbank een bedrag van € 2.120,- toegewezen. De door [geïntimeerden] gevorderde kosten met betrekking tot [X] heeft de rechtbank afgewezen op de grond dat [geïntimeerden]niet inzichtelijk hadden gemaakt welke werkzaamheden zijn verricht ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (eindvonnis, 2.23 slot). Volgens [geïntimeerden] dient ter zake van Auditoria B.V een bedrag van € 10.710,- toegewezen te worden en ter zake van [X] een bedrag van € 20.683,50. Voor zover nodig hebben [geïntimeerden] hun vordering met betrekking tot [X] vermeerderd tot laatstgenoemd bedrag.