Uitspraak
mr. C.W.M. Neefjeste Purmerend,
[X]en in privé,
mr. E.L. van de Waterte Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de appellant, [appellant], een loonvordering heeft ingesteld tegen de curator van de failliete besloten vennootschap [X]. De appellant stelt dat hij een arbeidsovereenkomst heeft gehad met [X] en recht heeft op achterstallig loon. De curator betwist het bestaan van deze arbeidsovereenkomst en daarmee de loonvordering. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van de appellant afgewezen, waarna hij in hoger beroep is gegaan.
De feiten zijn als volgt: [X] is opgericht op 23 juni 2010 en is enkele maanden later failliet verklaard. De appellant heeft in de horecagelegenheid van [X] gewerkt, maar stelt dat hij nooit betaald is. Hij heeft een vordering ingediend van € 32.000,- voor achterstallig loon. De curator heeft deze vordering betwist en stelt dat er geen arbeidsovereenkomst is geweest. De appellant heeft een document overgelegd dat een arbeidsovereenkomst zou moeten zijn, maar de curator heeft dit betwist.
Het hof heeft de argumenten van de appellant en de curator gehoord tijdens de zitting op 13 augustus 2014. De appellant heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis van de rechtbank moet vernietigen, terwijl de curator heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van de appellant niet toewijsbaar is, omdat de voorwaarde voor loonbetaling niet is vervuld. De curator heeft terecht aangevoerd dat de appellant geen recht heeft op loon, omdat de onderneming van [X] nooit heeft gerendeerd.
Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 21 oktober 2014 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.