ECLI:NL:GHAMS:2014:4385

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
23-002504-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor smaad na terugwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, waarvan € 100,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het gerechtshof heeft het vonnis in 2012 vernietigd, maar de Hoge Raad der Nederlanden heeft op 27 mei 2014 het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak teruggewezen voor herbehandeling.

Tijdens de zitting op 10 oktober 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aantasten van de eer en goede naam van het slachtoffer door het versturen van een e-mail aan een kinderdagverblijf, waarin werd gesuggereerd dat het slachtoffer veroordeeld was voor haar gedrag en in haar proeftijd zat. De advocaat-generaal betoogde dat de verdachte bewust de kans heeft aanvaard dat de eer van het slachtoffer zou worden aangetast.

Het hof overwoog dat het begrip 'ruchtbaarheid geven' in de context van artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht niet bewezen kon worden, omdat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat de e-mail slechts door een beperkte groep medewerkers van het kinderdagverblijf werd gelezen. Het hof concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging, en sprak de verdachte vrij van smaad. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op de zitting van 24 oktober 2014.

Uitspraak

parketnummer: 23-002504-14
datum uitspraak: 24 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 27 mei 2014- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-119457-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete ad € 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, waarvan € 100,-, subsidiair 2 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 25 mei 2012 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 27 mei 2014 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is na terugwijzing gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van dit hof van 10 oktober 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 01 december 2009, te [plaats], althans in Nederland opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel bij geschrift in de vorm van een e-mail, die e-mail verzonden aan [stichting] Kinderopvang [plaats]) en/of gericht aan een of meer werknemers van die [stichting] (gevestigd te [plaats]) en medegedeeld dat - zakelijk weergegeven - (de moeder van zijn, verdachte's, dochter) [slachtoffer] is veroordeeld (door de rechter) voor haar gedrag en in haar proeftijd zit en/of dat hij niet zal schromen aangifte te doen als die [slachtoffer] een scene gaat schoppen als hij, verdachte, en die [slachtoffer] tezamen met hun dochter op een Sint Nicolaas feest zijn van dat kinderdagverblijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete ad € 100,00, subsidiair 2 dagen hechtenis.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft betoogd dat de verdachte door het versturen van een kopie van de e-mail aan zijn ex-partner naar het adres [mailadres] (het e-mailadres van het kinderdagverblijf van hun dochter), willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard de eer en goede naam van zijn ex-partner aan te randen. In die e-mail stond dat zijn ex-partner al veroordeeld is voor haar gedrag en zij in haar proeftijd zat. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zij daar niet trots op was. Daarmee was de verdachte zich ervan bewust dat het slachtoffer zich hiervoor schaamde, aldus de advocaat-generaal.
Voorts heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de verdachte het kennelijke doel heeft gehad om aan de inhoud van de e-mail ruchtbaarheid te geven, omdat de verdachte wist dat het mailadres van het kinderdagverblijf door meer mensen werd gebruikt dan alleen [medewerkers]. De e-mail is verzonden naar een algemeen e-mailadres met daarin geen enkele mededeling voor wie de e-mail bestemd was, dan wel dat de inhoud daarvan vertrouwelijk en persoonlijk was.
Het hof overweegt als volgt.
Onder ‘ruchtbaarheid geven’ als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden verstaan ‘het ter kennis van het publiek brengen’. Met zodanig publiek is een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld.
Het hof constateert dat de verdachte heeft verklaard dat hij de e-mail op aanraden van een leidinggevende bij het kinderdagverblijf naar het desbetreffende e-mailadres heeft gestuurd en dat hij in de veronderstelling was dat het e-mailadres slechts bij twee medewerksters in gebruik was. In het dossier zijn geen aanwijzingen te vinden dat het e-mailadres in gebruik was buiten de beperkte kring van deze medewerkers van het kinderdagverblijf. Daarmee kan niet gesproken worden van een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden.
Tegen deze achtergrond kan uit het enkele versturen van de e-mail naar het adres [mailadres] niet worden afgeleid dat de verdachte heeft gehandeld met het kennelijke doel aan de mededeling in de e-mail ruchtbaarheid te geven.
Het voorgaande betekent dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. N.A. Schimmel en mr. P.C. Kortenhorst, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 oktober 2014.
mr. N.A. Schimmel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.