Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[…],
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de vaststelling van een onderhoudsbijdrage voor zowel een minderjarig als een meerderjarig kind. De man, appellant in principaal hoger beroep, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen is vastgesteld. De vrouw, geïntimeerde in principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De man en de vrouw zijn in 1995 gehuwd en hebben twee kinderen, [kind a] en [kind b]. Na hun scheiding in 2001 zijn de kinderen bij de vrouw gaan wonen. De vrouw heeft verzocht om een hogere bijdrage dan de door de rechtbank vastgestelde € 119,- per kind per maand, terwijl de man verzoekt om de bijdrage voor [kind a] op nihil te stellen en voor [kind b] op € 35,25 per maand. Het hof heeft de zaak behandeld op 5 maart 2014, waarbij de man en de vrouw aanwezig waren, maar [kind a] niet. Het hof heeft de behoefte van de kinderen aan een onderhoudsbijdrage vastgesteld op basis van het netto besteedbare gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk. De man heeft betoogd dat de behoefte te hoog is vastgesteld, maar het hof heeft dit niet gevolgd. De draagkracht van zowel de man als de vrouw is vastgesteld op basis van hun jaaropgaven over 2012 en 2013. Het hof heeft geoordeeld dat de man een bijdrage van € 87,- per kind per maand moet betalen van 26 juni 2012 tot 1 januari 2013, en € 105,- per kind per maand vanaf 1 januari 2013. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe bijdrage is vastgesteld.