ECLI:NL:GHAMS:2014:5088

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
2 december 2014
Zaaknummer
23-001440-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in café met letsel voor slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging, gepleegd op 11 februari 2012 in een café te Anna Paulowna, waar hij samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen een slachtoffer. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair geweld, waarbij het hof uiteindelijk oordeelde dat het primair ten laste gelegde bewezen was. Het hof heeft de verklaringen van getuigen als voldoende consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties in hun verklaringen. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodzakelijke verdediging, maar het hof verwierp dit verweer, oordelend dat de gedragingen van de verdachte verder gingen dan wat als noodzakelijke verdediging kan worden beschouwd.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, maar in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lagere werkstraf van 50 uren geëist. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is in overweging genomen en heeft uiteindelijk een geldboete van €400,00 opgelegd, naast 8 dagen hechtenis. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van het geweld schade had geleden. De oorspronkelijke vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de schadevergoeding vaststelde op €2.921,00, rekening houdend met de eigen schuld van de benadeelde partij. Het hof heeft de vordering voor het overige afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de overige schadeposten het gevolg waren van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001440-14
Datum uitspraak: 19 november 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 maart 2014 in de strafzaak onder parketnummer 14-701184-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 november 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 11 februari 2012 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in café [bedrijf]’ (gelegen op/aan [adres bedrijf]), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het duwen tegen en/of trekken aan en/of slaan/stompen op/tegen/naar en/of schoppen/trappen op/tegen/naar die [slachtoffer];
subsidiair
hij op of omstreeks 11 februari 2012 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) een- of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, heeft het hof deze verbeterd gelezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot andere beslissingen komt ten aanzien van de bewezenverklaring, strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 februari 2012 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon met anderen in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in café [bedrijf]’ (gelegen aan [adres bedrijf]) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het stompen tegen die [slachtoffer].
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bespreking van bewijsverweren

Door de raadsman van de verdachte is, kort gezegd, aangevoerd dat met name de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] inconsistent en tegenstrijdig met de aangifte van [slachtoffer] hebben verklaard. Hun verklaringen zijn daarom minder betrouwbaar te achten, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt het volgende.
De verklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [slachtoffer] wijken weliswaar op details af, maar zijn op wezenlijke onderdelen voldoende consistent en gelijkluidend om deze voor de bewezenverklaring te bezigen, waarbij het hof betrekt dat ook overigens niet is gebleken dat deze niet betrouwbaar kunnen worden geacht. Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de verdediging verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman van de verdachte heeft subsidiair aangevoerd dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van diens lijf en dat van medeverdachte [medeverdachte] op een onmiddellijke, ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door aangever [slachtoffer]. De verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt dat, zou de aangever [slachtoffer] de verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] al hebben geslagen dan wel gestompt, het daarop gevolgde openlijke geweld, zoals bewezen is verklaard en zoals blijkt uit de bewijsmiddelen, daarmee nog niet gerechtvaardigd was, nu de gedragingen van de verdachte en diens medeverdachten verder reikten dan de grenzen van een noodzakelijke verdediging, zo daarvan al sprake was.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, waarvan 25 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte geen noemenswaardige documentatie heeft, hard werkt en in januari zijn eerste kindje verwacht. Als aangever [slachtoffer] minder uitdrukkelijk de confrontatie had opgezocht en zich terughoudender had opgesteld, had het heel anders af kunnen lopen. Gelet hierop heeft de raadsman verzocht, mocht het hof tot een veroordeling komen, een geldboete op te leggen gelijk aan het transactievoorstel dat door aangever [slachtoffer] is aanvaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte en zijn medeverdachten door hun handelen niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt bij de bezoekers van het café waar het geweld heeft plaatsgevonden, maar ook inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Anderzijds zal het hof bij de strafoplegging rekening houden met hetgeen hiervoor door de raadsman is aangevoerd.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te noemen hoogte passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.985,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.828,68. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van (naar het hof begrijpt) € 3.895,05. Voor het overige (kosten in verband met een beschadigd overhemd) dient de benadeelde partij volgens de advocaat-generaal niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De raadsman van de verdachte heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de kosten in verband met gederfde inkomsten, het verplichte eigen risico in de zorg en medische kosten niet zonder meer kunnen worden toegewezen en verzocht rekening te houden met de eigen schuld van de benadeelde partij in dezen.
Het hof overweegt het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de onderbouwing van die schade door de benadeelde partij en bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting daarvan door de verdachte, komen de schadeposten in verband met gederfde inkomsten (€ 2.116,40), het verplichte eigen risico in de zorg (totaal
€ 520,12), reiskosten (€ 130,56) en immateriële schade ter hoogte van € 1.128,00 naar het oordeel van het hof voor toewijzing in aanmerking. Gelet op de rol die de benadeelde partij zelf heeft gespeeld bij het ontstaan van de schade, is het hof van oordeel dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde partij kan worden toegerekend. Het hof zal daarom het totale schadebedrag van € 3.895,08 verminderen tot een bedrag van € 2.921,00. Het hof waardeert de mate waarin het optreden van de benadeelde partij aan de schade heeft bijgedragen daarbij op 25%. De verdachte is tot vergoeding van laatstgenoemd bedrag gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor wat betreft de resterende schadepost (ter zake van een kapot overhemd) is uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken dat de benadeelde partij die schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en schadevergoedingsmaatregel zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.921,00 (tweeduizendnegenhonderd-eenentwintig euro)en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 2.921,00 (tweeduizendnegenhonderd-eenentwintig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
39 (negenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. E. de Greeve en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 november 2014.
====================================================================
[....]
.