5.6.Ingevolge het tweede lid van dit artikel bedraagt het tarief van de rioolheffing voor percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,0595% van de WOZ-waarde, met dien verstande dat niet minder dan € 82 en niet meer dan € 1.020 wordt geheven.
6. Allereerst herhaalt de rechtbank dat in artikel 216 van de Gemeentewet is bepaald dat een gemeente de belastingverordening waarin de rioolheffing is geregeld mag wijzigen. Dat eiser het niet eens is met of nadeel ondervindt van de gevolgen van de door de gemeente Medemblik doorgevoerde wijziging doet daar niet aan af.
7. Vervolgens concludeert de rechtbank dat voor het tarief van de rioolheffing niet van belang is of het object onroerend is of niet. Immers uit de Verordening blijkt dat een perceel een roerende zaak kan zijn of een onroerende zaak kan zijn. Bij de tariefindeling wordt geen onderscheid gemaakt naar roerende of onroerende zaken.
8. Voorts is de rechtbank van oordeel en door eiser is ook niet weersproken dat het object een blokhut is en geen stacaravan. De rechtbank overweegt daartoe dat het object is aangesloten op de riolering, het uiterlijk heeft van een blokhut, is bestemd om duurzaam te worden gebruikt, geen kampeermiddel is en het hele jaar als vakantiewoning kan worden gebruikt. Gelet op dit laatste kan dan ook het hele jaar gebruik worden gemaakt van het riool. Deze feiten vormen de rechtvaardigingsgrond om het object in te delen als een perceel dat in hoofdzaak tot woning dient. Van een perceel met een stacaravan mag slechts gedurende een deel van het jaar gebruik worden gemaakt, zodat slechts een deel van het jaar van het riool gebruik kan worden gemaakt. Gelet op het doel van de Verordening is het onderscheid tussen vakantiewoningen en stacaravans niet onredelijk. Gelet hierop is de aanslag rioolheffing 2012 terecht en tot een juiste hoogte vastgesteld. Dat het object in het verleden onder andere verordeningen is aangemerkt als stacaravan maakt dit niet anders.
9. Eiser heeft nog gesteld dat vereist is dat de rioolheffing niet hoger mag zijn dan de lasten van het onderhoud van zijn riool. Daarbij wijst eiser erop dat de kosten van het onderhoud van de rioolleidingen in het park worden gedragen door het park.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Eisers grief werpt de vraag op of de Verordening onverbindend is omdat het tarief zodanig is vastgesteld dat de geraamde baten uitgaan boven de geraamde lasten ter zake (hierna: de opbrengstlimiet).
De opbrengstlimiet is geregeld in artikel 229b van de Gemeentewet, welk artikel bepaalt dat het tarief van onder meer een rioolrecht als het onderhavige zodanig wordt vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake en dat, voor zover te dezen van belang, onder deze lasten mede worden verstaan bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa.
De rechtbank overweegt dat de opbrengstlimiet waar eiser naar verwijst niet wordt beoordeeld op individueel niveau maar op gemeentelijk niveau. Eisers grief slaagt dan ook niet.